Mijn naam is Klok, 'ksta in vie gang, )aax vrijs 'kden tijd reeds jareidang. Wie weten wil hoe Iaa,t het is, Die kijkt naar mlij, daar ik nooit mis. Nooit loop ik rooiwant liaast'ge Spoed, Zoo 'tspreekwoord zegt, is zelden goed; Ook achter loopen doe Lk niet; Te laat zijn geeft meestal verdriet. Ik tik heel ijv'rig dag en nacht En denk wel eens: 8 hond de wacht; f\ls ieder slaapt, doe ik mijn plicht, Geen spier vertrekt op» mijn gezicht. !M a,r eens ik ril nog, al» 'k 'r aan denk, Kwam aangeloopen wilde Henk® Hij heeft, o foeiB1'twas ongehoord. JVtijn vrede en mijn rust verstoon!. Henk wou nij telkens laten slaan. Ik wenscihte hem heuscih naar de nnun. Hij draaide bei' mijn annen rond, Zoodat 'kop eens op twalef stond. Ik moest wel slaan, of ik wild' of niet, Vandaar k twaalf slagen hooren ,iet. .Haar ik wend zoo duiz'ljg van 't gedraai, Dat 'k schrikte van dat lawaai.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9