KIKKERGROOTJE. Uit liet stootje Kikkergrootje Cwsató getippeld Hup-geïuppeM' Bats in greppel der peppel! ikkergroetje viel, o wee hppegiipt naar 't verst benee, [ulp'loos zwoegend, kwijlend, hijgend Zwaar op zwairane nedemjgettd, Dof en duiz'ïig, poot-ontwricht, Kneep oud' kikkeroogjes dicht „Wat?'* biromd' zwamme, „tohbelpoot, Mdj£ jij in je kwakteelstoot. Zoo, - mijn zomerhoed gekreukt, Scheef geduwd en stuk-gedeukt, Mjj tot spot te Men staan, 'tGaat, het gaat, het gaat niet aan". Kikkergrootje hapt naar lucht, Met betraand gezichtje zucht' „Ach, wat is de wereld! wreed Zwam1, 'khet niet met opzet deed' Schrikkelijk is zoo'r diepe val.. v Rond te dttik'len als een bal....'. Pijnlijk, bevend, mat en moe Nog van jou een standje toe Scheef je hoed?... 'tls waar. excuus Nooit 'kkota weer hier, Zwam. Atjuus 'kWenseli j'als jou een ong'luk treft, Iemand: toe, die 'tmeer beseft". CLARA' WITTE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 7