Van alles wat. Raadselhoekje. M it „Beloof inij plechtig, dat je mij! niet ver raden Zult". „Natuurlijk niet", antwoordde Chris, die .reeds va den vermiste gevangene gehoord had en on- mfddahijk aan "de Meeding van don man zag, 'dat ;liij uit de gevangenis kwam. „Ik Zou het veel te jammer vinden, als Ze u vonden en 'ld ben bSj', ,dat a uit die akelige, sombere gevangenis ontsnapt bent." De .vluchteling kroeg bij het hooren van deZe woorden de tranen in die pogen. „God degene je, mijln jongen",' Duisterde hij!, terwijl .Chris haastig wegliep. ^Toen .Chris het visschersihuisje bereikt had en vóór .de 'geopende kjast stond1, drong het voor het .eerst in Zijn leven tot ham door, dat deze niet ,veel 'opleverde. Hij mam jer echter uit, wat er san 'etenswaren in avas; een hall brood, een stuk .kaas 'en een Mlein stukje spek. Het laatste zag .er 'erg vat ©n pr ooglijk uit, .maar Chris was eenvoudig iopgevoed 'en. -wist niet heter, 't Was alleen de jjennge hoeveelheid, die ham véront- rustte. Hij stak één en ander haastig ia Zijn zak ken en onder Zijn trui tan liep daama weer vlijSg naar de rotsen, in de ,hoop, dat Hj niémand, dien bij kende, Zou tegenkomen. De meeste vrouwen stonden met het mooi© weer aan 'de deur te breien en een buurpraatje! te maken1, inaar het feit, dat Cjhris hard naar de rotsen liep, Wekte geen argwaan ,bij haar op. „Hg feit altijd in of hij het water", zei een ou!d,e vrouw. „Het schijnt 'Zijn liefste bezigheid te Zijn. Dat 'is .echter Voor een jongen hier niet vreemd, ai ife 'dat prachtige viool spelen wel een bewijs, dat hij van andere 'komaf is dan onZo Mndiëren". „Ik denk. 'dat hij vreemd btoed in de aderen heeft. Dat 'zie ja wei aan zijn aardig gefeicht", feei een 'aWdiere .Vrouw, Martha Simpkins beweerde snibbig: l „Ik zie niet in, dat hij daarom van vreemde komaf moet zijn. Net of hier in Stone End geen jongens* met aardige gezichten vzijn". „Dtaar heb je gelijk in", Zei de eerste vrouw nu weer. '„J.e hebt .aardige gezichten, die hier thuis hooren, en aardige gezichten, die hier niet thuis hooren. En .Chris is één van de laat ste soort". '„Mij goed. Ek Zal! ,er geen woorden over vuil maken. Ik heb het bovendien te druk om veel) te praten". Martha vergat op dit oogenblik, ,dat geen vrouw op het geheel© eiland Zóóveel praatte als zij. Intusschen holde Chris, bijna geheel buiten adem van haast en opwinding, naar de rotsen terug om den man in de grot wat eten ite brengen „Ik heb meegebracht, wat er was," zei Chris tegen den vluchteling; „ik hoop, dat het ge noeg is." De man greep hem het eten bijna uit de banden en at bet gretig op. Daarna sprak hij pas. „Dank je, majn jongen," zei hij vriendelijk. ,,'Hleeft niemand gezien, dat je eten hierheen bracht?" „Nee, er was niemand. Oom Tom en ik zijn maar met ons tweeën. Bij is op de viscbvangst uitgegaan en komt morgenochtend pas terug." „Bedoel je, dat er niemand thuis is?" „Nee, heelemaal niemand." „Maar dan kun je mij als je wilt ook helpen." En de man legde den jongen zijn pïan tot ontvluchting uit. „Begrijp je "het?" vroeg hij, toen* hij er mee klaar was „Ja." „Arme jongen, 't zal een zware nacht vocht je worden. Ben je niet hang?" jHleelemaal' niet," luidde het antivoord. „Ik ben blij, dat ik u gevonden heb. Anders zeg ik altijd vooruit aan Tante Ruith, als ik bij haar kom slapen, wanneer Oom Tom 's nachts op zee is. Maar ik had het heelemaal vergeten en dat is maar goed ook; zij zal mij nu niet missen." „Ga dan nu eerst naar huis om nog eemge uren te rusten. Tot middernacht dus/' „Tot middernacht," herhaalde Chris. „Ik za! zorgen precies op tijd je zijn." Toen Chris voorbij het huisje van Tante Ruth kwam, kreeg hij een vreemd gevoel over zicii. Wat zou hij haar graag alles vertéld! hebben. Maar bij durfde niet. Alleen 'Oom Tom zou hij zijn geheim kunnen toevertrouwen. (Wordt vervolgd). Aan Zee Klein meisje, dat nog nooit in Zee gebaad en alleen maar in een badkuip gesparteld heeft: „O, moeder, moeder, neem mij er toch uit. Het islbjier ,veel te vol". i 'tHad niet geholpen. Tom is niet heel knap in rekenen, om niet te zeggen, bepaald, dom. „Tom", Zegt vader .op zekeren dag om hem aan te moedigen, v,Van da week Zal ik j© eiken dag acht cent genen, op voorwaarde echter, dat je mij aanstaanden .Zondag vertelt, hoeveel dat in die heel© week is". De Zondag breekt aan. „En Tom", vraagt ,vader, „hoeveel centen heb' je nu vandaag?" „Geen enkelen, vader. Ik heb Ze allemaal! uit gegeven". Oplossingen der Raadsels uit 't vorige nummer. VOOR GROOTEREN. 1. Zuid, wol, de; Zuidwolde. 2. LaG Rover Op Uw wandelstok? (Grauw). 3. Stille waters hebben diepe gronden. Londen, geit, gieter, staal, wesp, rond, beer, lEein, tol. 4. "Vlier, Lier, Ier. VOOR KLEINEREN. 1. Ameland. 2. Toon, noot I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9