De Groentemand. een zucht van verlichting en, het hij zicih op de eerste bank de beste neervallen. Er waren op dat oogeoohlik heel weinig wandelaars. De sneeuw had hen naar huis gejaagd alleen zij, die geen thuis hadden, liepen nog rond. „Als ik den weg naar Melcoinbe maar wist", dacht hij. „Ik zal 't moeten vragen, maar eerst wil ik wa,t uitrusten". Hij %vas bijna in slaap gevallen, toen een jongen ongeveer van zijn eigen leeftijd en een echt straattype naast hem kwam zitten. „Verdien jij den kost daar mee'" vroeg hrj, terwijl hij op de viool wees. „Nee, oom Tom en ik leven van de visch- vapgst". „Wapr is je oom' Tom?" Wordt vervolgd). Er was eens een meisje, dat naar den groente man gestuurd werd om de groenten te halen, die haar moeder haai besteld had. Zij deed! deze boodschap altijd heel graag, omdat ze goeie maat jes was met den groenteman. Ook dezen keer kwam ze, na een praatje met haar vriend, den groentenman, terug met een groote mand aan haar arm. In deze naud lag een groote bos wortelen, spinazie, selderij en kervel, sla en bloem kool. Er waren ook aardappelen brj! Ze droeg de zware mand langs den weg, dieni ze zoo goed kende, eerst de garen- en bandwirikel, dan het stalletje met sinaasappelen, waarbij een man in hemdsmouwen stond, en dan de lange laan met oude boomenZe liep net te denken; aan een verhaal dat zij op school gelezen had in haar leesboekje, toen ze op eens een héél fijn stemmetje hoorde: „Daar gaan we weer." Zij schrok wel even erg, en keek rond, maar er was toch niemand hier, en ze liep maar weer door. „Daar gaan we weer". 'Neen maar, nu had ze het toch duidelijk ge- hoodr en ze keek naar den kant, waar "t geluid andaan was' gekomen zij keek naar de mand Daarboven op lag de krop sla; het leek wel, of die zuchtte. Toen zette ze vlug de mand op den grond, hurkte er bij neer en vroeg: „Piraat jij?" „O ja, natuurlijk", zei toen "die (sla en wilde nog meer zeggen, geloof ik, toen een wortel haar in de rede vief Die wortel hoorde bij den bos wortelen, die heel zacht op een bedje van spinazie lag. En de wortel zei „We zullen wel gauw woidew opgegeten, hè? Heeft je moeder onf al noodig?" „J ja, ik geloof 't wel", stotterde het meisje, dat erg geschrokken was, „Tja", zteï een deftige bloemkool, die ï'et een beetje benauwd had tusschem de sla en 'de spinazie, „tja, ons leven ïs wel zéér avontuurlijk". „Kort maar krachtig", antwoordde de wijsgee- rige sla, „behalve voor de aardappels, die rijn al bijna verkruimeld van het lange liggen in den donkeren kelder". „Ieder naar rijn aard", bromde een aardappel onder uit de mand, en snoof verontwaardigd, en andere aardappel werd vinnig en sneuwde: Poeh? Ik hen veel knapper dan jij ooit zou kunnen rijn, op mijn leeftijd". Maar het meisje was Verlegen geworden en vroeg: „Zal ik jullie liever terugbrengen? Vindt jullie het niet vreesdbjk om gekookt en gegeten te worden? „Wel neen", sprak de bloemkool, ,(,dat moet i i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9