KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
Hoe de twist werd bijgelegd.
De droom van een klein,
vies baasje.
No. 45 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 10 Nov. 1928
VAN DE
(Vervolg en slot).
Weldra was Auk zóó in haar mooie boek ver
diept dat ze alles om zich heen vergat. Ze
merkte er dan ook niets van, dat Frank met zijn
beide vrienden door het poortje den tain aan
den achterkant verlaten had om op de hei, die
zich achter de tuinen, uitstrekte, den vlieger van
Kees en Jan op te laten.
Het was een bijzonder mooie en groote vlieger.
Meneer van der Wielen, die bij de jeugd be
kend stond om zijn vlieger talent, had nem Voor
de jongens gemaakt en verlangend hadden zij
al uitgekeken naar den Zaterdagmiddag, waar-}
op zijr hem zouden ophalen.
Gelukkig was het niet alleen droog weer. maar
woei er zelfs een aardig briesje', zoodat de vlie
ger zonder eenige moeite de lucht inging en zich
gedroeg zooals men van. een goeden vlieger ver
wachten mag. Het was waarlijk een fier gezicht,
zooals de vxoolijk-gekleurde vtl ïeger door het lucht
ruim zweefde.
't Was nog warm voor den tijd Van het jaar en
hoe mooi Aak het boek ook vond, de letters be
gonnen na een tijdje toch voor haar oogeni te dan
sen enAukie viel in slaap.
Plotseling werd ze echter opgeschrikt door een
luiden kreet op het aangrenzende heideveld'. Zij
wreef zich eens de oogen uit, moest zich eerst
bezinnen, waar zij eigenlijk was en zag op eens
in den hoogen boom een vlieger verward, ia raiin-
der dan geen tijd, overzag zijl den heelen toestand,
want achter het muurtje herkende zij duidelijk de
stemmen van Frank en de van der Wielens,
die zeiden:
„Hoe krijgen we 'rn uit den boom?"
„Alleen als we in deu boom konden klimmen,
zouden we er bij kunnen".
„De boom staat precies achter het muurtje
in den tuin van meneer Wolters".
Goede raad was duur. Daar hing nu de mooie
vlieger boven in den boom. En als zij hem er niet
spoedig uithaalden, zou hij alle kans loopen te
verongelukken. Och, och, wat jammer toch.
Op eens had Auk echter een besluit genomen.
Zij zou den jongens toonen, dat „maar een meisje",
zooals zij haar natuurlijk noemden, redding icon
brengen in moeilijke ogenblikken.
."Vlug en behendig klauterde zij op heit muurtje
en vandaar in den boom. De dikke, knoestige ta!c-
ken en zijl waren goede bekenden en met elkaar
vertrouwd. Het duurde dan; ook niet lang, of zrj
had den vlieger bereikt, die slechts oen klein
zetje noodïg had om los te komen en daarna weer
fier zijn weg door het luchtruim vervolgde, alsof
hij geen lasligan boom op zijn tocht ontmoet had.
Nauwelijks hadden de jongens aan den anderen
kant van hot muurtje gezien, wie den vlieger zijn
vrijheid teruggegeven had. en hoe 'handig dit Auk
afging, of er klonk een luid hoera-geroep.
„Even wachten, jongens, tot ze weer beneden is.
We moeten haar nu niet afleiden", zei Kees, de
oudste van het drietal, dat op de hei stond.
De beide anderen begrepen, dat hij gelijk had!
en wachtten kalm tot Auk weer op het breede
muurtje stond. Toen kwamen de tongen en liandeai
der jongens echter los.
„Kranig gedaan, Auk".
„Geen jongen hoeft Voor jou onder te doen,
hoor". t
„We zullen je een modalje voor het redden van
zich in nood bevindende vliegers geven".
„Leve Auk Wolters".
„Het dapiperste aller meisjes".
„Wij benoemen je tot eerelid van on'z eclub",
zoo klonk het van beneden.
Auk kon haar eigen ooren nauwelijks gelooveu.
Zij was geheel in haar eer hersteld en dat was hef
voornaamste. Of vond zij het misschien nog pret
tiger, dat Frank en zij weer goede vrienden waren?
„Kees, Kees! Alweer geen gewasschen handen.
Hoe durf je zoo aan tafel io komen", knorde
moeder nu al voor den zooveelsten koer
En gelijk had ze. Die jongen was niet to geu
nezen van zijn afkeer voor water. Dat was 's mor
gens 'smiddags, 's avonds hetzelfde liedje: „Kees,
wasch je handen. Kees wasch jo gezidht".
Kees moest loeren zwemmen. In het bad waren
honderden jongens, die er niets om gaven, d'och
doodgewoon in het water sprongen. Kees niet. Kees
rilde en beefde en vroeg op 'tlaatst een jongen
hem een duwtje te geVen. En dan ging tój er in.
Iedereen ergerde zich aam dat eeuwige gezeur
als er gewasschen of gezwommen moest worden.
Hij was niet Voot verbetering vatbaar. Hoeder
werkte er aan, vader en allemaal.
Op zekeren uag kwam een oude1 nicht de moe
der van Kees, opzoeken. Kees vond die nicht een
echte drank, 'een naar mensch, maar dat kwam',
omdat ze Kees altijd alles vierkant in 'tgeizicht zo?