KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE BRUG WAS OP I
m
No. 50 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 15 Dec. 1928
VAN DE
door
C. E. DE LILLEc'HOGERWAAilD.
/Ais Wim Woudstra 's morgeus naar school ging,
moest hij altijd over een brug. 'tWas nog zoo'm
ouderwetsche ophaalbrug, die de heide oevers
■van het kanaal met elkander verhond.
Tusschen half negen en negen uur bleef zij
echter gesloten, omdat er omstreeks dien tijd twee
treinen aam het station, niet ver van de brug
gelegen, stopten om e enige minuten later weer
te vertrekken. De reizigers mochten geen kans loo-
pen door een openstaande brug hun trein te
missen. i
„Niks leuk", zei Wim tegen zijn vriendje Kees
van Turen, toen zij op een morgen op 'tnip-
pertje samen naar school draaiden' en zich haas
ten moesten om de groote schooldeur nog niet
gesloten te vinden. „Rij oom Anton, waar ik in de
groote vacantie logeerde, was de brug ofl dezen
tijd nooit dicht en mijn neefje Joop. vertelde
dat hij altijd een mooie uitvlucht had', als 'hij
's morgens te laat op school kwam. „De brug was
op", was een soort too venvoord, dat hem dan
nog binnen liet".
„Maar was de hrug dan juist altijd Op1?" vroeg
Kees verbaasd.
„Och welnee, domine jongen. Natuurlijk niet.
Hij zei 'tmaar zoo en niemand kon' bewijzen
dat hij dien morgen eens niet voor de brug had
moeten wachten".
„0oh", liet Kees op langgerekten toon) hoe
ren, maar er was iets in zijn gezicht, dat Wim
er anders niet in zag, als ze samen naar school
liepen en dat hem nu een vaag onrustig gevoel gaf.
„Kom, malligheid, 'tls natuurlijk verbeelding^
hield liij zichzelf voor heel veel tijd om na te
denken had hij trouwens niet. „Er steekt immers
geen kwaad in en niemand heeft er scha hij".
Hijgend kwamen Wim en Kees aangeloopen,
juist toen de bel haar schallend geluid over het
schoolplein hooren liet en1 de jongens naar bin
nen kwamen. Zaj konden zich nog net hij hen
aansluiten.
Ongeveer een week later was Wim] echter minder
gelukkig. Kees had sinds een paar dagen influenza
en bijgevolg huisarrest, zoodat Wim het zonder
zijn vriendje stellen moest en alleen den langen
weg naar school afholde de jongen' was nu
eenmaal onverbeterlijk en altijd aan den laten
kant.
Nijdig klotste hij over de houten brug alsof het
haar schuld was, dat zij hem nooit eens hielp
Maar de brug en de bruggewachter schenen, zich
al heel weinig om met te zeggen: absoluut
mets van Wims booze bui aan te trokken. Ijs
koud prijkte het bordje „Gesloten" ,in het midden,
der brug en lekker beschut Voor don kouden
wind, zat de bruggewachtear in zijn hokje zijn
boterhammen op te eten. Geen van beiden be-
kammen!en zich over het lot van een jongen als
Wim, die dien dag nog later dan anders was.
Toen Wim dicht hij school kwaim, was het dan
ook dreigend stil op liet groote plein. Geen wonder.
De jongens waren allen, reeds binnen ein de deur
was meedoogenloos gesloten.
Wim, die meende, dat je nooit kan weten, of
zij soms bij ongeluk dicht „gewaaid"* was, trachtte
liaar open te duwen, doch zij scheen al even on
bewogen voor jongensleed te zdjla als de ophaal
brug. Zij toonde althans net zoo min lust in be
weging gébracht te worden als deze.
Beteuterd stond Wim bij zichzelf te overleggen,
wat hij doen zou. Twee mogelijkheden doemden
er voor hem op: regelrecht rechtsomkeert maken
of aanbellen.
Voor het eerste voelde hij al heel weinig. Ifet
begon nog te regenen ook, te gieten. Onmogelijk
zou hij zijn fortuin dus buiten! kunnen zoeken en
naar huis gaan, was ook! ail niet aiainlokkelijk,
wan ter zat natuurlijk' een flinik standje op.
Moeder had hem dien morgen plotseling
drong doze waarheid met tergende helderheid tot
hem door drie keer moeten roepen, vóór hij
er eindelijk toe had kunnen besluiten uit bed' te
springen en zijn bol in de wasclikom te dompelen,
't Was ook nog zoo donker 's morgens en hij moest
zoo vroeg van huis om het lange eind naar school
te loop en.
Dan maar bellen? Er zou natuurlijk straf op
zitten. Maar dat zat er toch op, hoe je de zaak
ook bekeek. En binnen regende het tenminste niet.
In hot volgende ©ogenblik liad Wim zijm hand
al aan de bel, om die jongjanfsj kunnen soms
wel iets bedaard willen doen zoo zacht mo
gelijk over te laten gaan, maar jawel, 't akelige
ding klonk met dreigend zwaar geluid in de ooren
van onzen verschrikten Wim.
„Die is over", prevelde hij, zich dwingend nog
een grapje te maken en daarbij onwillekeurig de
woorden gebruikend, die de oudo Mina altijd te-
gen hem zei, als hij na schooltijd met een! forsdhen
ruk de bel luid door de lange gang deed Hinken.
Na een minuut, die Wim minstens een kwartier
leek, naderden er voetstappen in de gang, de deur
werd ontsloten door een jongen uit de hoogste
klas eiis Wim glipte naar binnen.
Tot zajn geluk of was het misschien tot zijn