ZUS. \W Om op te lossen. VOOR GROOTEREN. aai'd ans dem ruit ranje zei aam adel ik ooi og ijd - ons soli ood ruid ver alel nkel ood! ens nikt end Tap. Bovenstaande lettergrepen moeten door één beginletter afgemaakt worden tot goede zelfstandige naamwoorden. De beginletters moeten samen een spreekwoord' vormen. Mijn eerste is familie van1 je, mijn tweede on derde vormen samen eer meisjesnaam, mijn vierde is wederom familie van je en mijin geheel kan zeer fraai z!ijm. dijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt oen stof, waarvan o.a. pijpjes ver vaardigd worden 2, 5, 1, 7, 5, 9, is een stof, die niet verbrandt. i, 2, 2, 3, ÜL is een plaats ia het Gooi. Een t, 2, 2, 3„ 5, is een visch. Een 1, 7, 8, 3, is een roofdier. Een 5, 6, 2, 2, 3|, 6, is een lichaamsdeel van een dier. Een 1, 7, 4, is oen lichaamsdeel van ee mensch. 4. Wie kan een bekend eiland uit de geschie denis malken van: 11 AN STEEL. .VOOR KLEINEREN. 1. Ik ben een vrucht, die in don zomer rijp is. Onthoofdt men mij, dan word Ik een deel van een schip. 2. Verboa-gen plaatsen in ons land. Wat doel faap aan de karnV llcm had ik toch verbaden er aari te komen, liet kalf en het veulen s'prangon m de wei. De walm en de rook belemmerden het vrifo ademhalen. Steeds deel oom Hans mild en tactvol van- zijn scho tien aan andoren mee. 3 Wat is hard en koud en vast en verdwijnt toch voor 'de zon? 4. Dagen, weken, maanden, loop ik 'door. Ik volg steeds dezelfde baan en ®js daarbij: zee nauwgezc den afstand aan ftliaar lioe ri ieloos ik mij ook voortspoed, tot. mijlpaal i ijf en twintig lcoin ik loch nooit. .To weet loch, dat 'k con zusje 'kreeg? Of wist je 'tniet misschien.? We noemen oor de grap 1 ar pop Maar feit'lijfc heet zo „Lien".'' Ileel even mag je kijken wel, Waar dan voorzichtig hoor, Want Moes zegt: „als je leven maakt, Wordt zus er wakker doo Wat aardig is zo, vind je niet? En kijk, die kleine handjes, 'tls jammer, dat ik 't zoggen moet, Maai- zus heeft nog geen tandjes. Toen 'kdaarvan echt een beetje schrok, Zei moeder: „malle Riet Toen jij zoo oiuli als zusje was, Had jij die ook nog niet". Als moes dat zegt, is 't stellig waar, Maar 't lijkt me toch wol mal. Zeg weet je, wat 'k zoo prettig vind? Afijn zusje kent mij! al. Nu gaan we weer, dag kleine zus, Slaap jiji maar lokker hoor. We zullen je, 'khob Tmoos beloofd', Niet wakker maken, hoor. R. WINKEL. 7

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 7