Van een jongen, die graag Koning wilde zijn. Een dof geluid - niet veel moer dan een ge kreun van den man naast hem, was liet eenige antwoord. „Je zult hel geld moeilijk kunnen missen", ging do ander voort. „Waar moeten jij en je kleindoch tertje van leven? hè man. wat doe je? Val je? Je moet een hartversterking nemen, vóór je naar huis gaat". En hij trók den man mee terug naar de herberg, doeh do grijsaard weigerde., „Nee, nee" zei hij. („ik moet naar mijn kleine meisje. 0 God, mijn kleine meisje". Plotseling zweeg hij echter. Kapitein derrick kwam buiten. Hij trok zijn jas dichter om de schouders en zijn hoed dieper over het hoofd. Een jongen hield zijn paard voor hem vast bij het opstijgen, ,,'t Zal een nacht geven jongen"', riep hij uit. „Zorg goed voor het licht in den vuurtoren., Pen- thonv. Er komt storm op". Hij steeg op en real weg. Zijn hoofd boog bijna tot op de manen van het paard, om zijn gezicht te besehermen voor der; snijdenden winti .Michel Polworth bakte zijn vuist in de richting, waarin hij verdween. (Wordt vervolgd). (Vervolg en slot). „0, ik heb er een"l schreeuwde al heel gauw Hertje Erom, één der grootste weesjongens. Ik heb er óók een gevonden", lachte Pietje a ■nlje dan Jan. «laar heb ilk er óók een", ri nu ben ik vandaag een Koning". „Ie 'voislt jdelaatste boon. Je moet zwart go maakt worden", riepen alle jongens lachende uit. ,,llè, waarom moet ik zwart gemaakt worden?" vroeg Jan. Ik ben toch een Koning en die is toch nooit zwart?" „Ja, Jantje, je bont vandaag eeu zwarte Koning. Je moet zwart gemaakt worden", begon nu ook do Weesvader. „Want één van de drie Koningen was een Oosterscli vorst en heele.maal zwart Dadelijk na diet ontbijt werden toen Jaus gezicht en ook zijn handen met ecu gebrande, kurk zwart gemaakt en hij kreeg tij zijn hoofd een kroon van goudpapier, juist zooals de twee andere Ko- n ingen-vau-éé n-dag. Statig liepen toen heel dien «lag de drie Konin gen met hun kroon op liet hoofd rond. En zij en alle andere jongens hadden dol veel pret. En nog grooter werd die pret, toen dien avond nog eens voor 't laatst, de kaarsje-» in den Kerst boom waren aangestoken, en zij liet laatste lekkers dat nog in den boom hing, mochten opeten. Daarna werd. door den eersten Koning, de vergulde ster van boven uit den Kerstboom gehaakt, terwijl do tweede Koning die aan den stok stevig vastmaakte en haar daarna aan den Zwarten Koning gaf. Tusschen de twee blanke Koningen liep torn trotsch en fier de ster voor zich uit dragende, Jan Geiuls, de Zwarte Kon.ng, gevolgd door ai hun onderdanen, waaronder zich ook tie Wees vader bevond, door de gangen en zalen van hot Weeshuis, al maar zingende tie overbekende I>n<»- 'koningen-liedje». En al maar zingend, waren zij weer in de zaal gekomen, waar do Kerstboom nu zonder lichtjes eu zonder ster, stond. Daar kregen, zij allen een stuk koek en oen kop anijsmelk eu toen werd het al gauw bedtijd. Doch eerst moest Jan (ie-urt-?, de Zwarte Ko ning, nog even schoon geboend worden. Dit ging wel eenigszins hardhandig en daarom trok hij nu en dan een erg gek gezicht. Maar toch vond hïj het niet zoo heel org, dat hij op zoo'u oogon- blik wat al te ruw door de groote jongens ouder a

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9