Van alles wat.
Raadselhoekje.
m
8
hem op te tillen en mot kracht te laten neer
vallen
Eens op een nacht, toorn hot doodstil ia huis
was en tic kamer on gang1 zacht verlicht werden*
door het maanlicht, zat hot klokkoamatvnetjo stil
te peinzen in zijn hoekje van do gangklok. Ui)
dacht aan het mooie wijsje, dat de kaïnerblok
zoo juist had gespeeld en 'dat hij eiken nacht
m de stille uren zoo duidelijk liooren kon.
Wat moest dat heerlijk zajln, zóó elk kwaïlier
de klok te laten zingen met zoo'n fijnen, zuiveren
klank.
Hij verlangde wel ook in zoo'n klok te mogen
wonen en dain in de gc/eliige, zonnige huiskamer
te staian.
En hot mannetje in de kamorldak zat ook stil
en treurig in Zijn hoekje. Daar oven had liijl don
helderen klank gehoord van de gangklok en toen
dacht hij: „Och, ik heb nu wol eeu heel mooie
klak te bespelen en sta wol in een gezellige
kamer, maar wie luistert nog naar mij!? Toen. ik
hier pais stond, hoorde ik de kinderen nog wel
eens roepen: „Ssst", als ze opi de wijzerplaat
zagen, dat ik gauw moest spelen, maar nu maken
ze meestal Zoo'n lawaai, dat ik soms mijn eigen
spel niet hooroti kan. Wat moet het heerlijk zijln,
rustig in die gangklok te mogen wonen en dan
elk half uur zoc helder te luiden, dat het door
het gehede huis klinkt".
liet maantje 'lichte zoo vriendelijk in de kamer,
het was, of ze even lachte om dio ontevreden
klokkenluidertjes.
Toen besloot het kleine mannetje op eons iets
heel gewichtigs; hiji zou zijn eigen klok verlaten
en vragen aan zijn buurman in de gang, af -Jze niet
eens konden Verwisselen vain woning om! work.
Voorzichtig opende luj' het deurtje van de klok;
wat beefde hij; het was voor don oorsten keer
in zijn leven, dat lüj1 ziijn. huisje verlieh De kaniore
deur stond gelukkig op een kiertje, daar kon hij
juist door. Toen klom hij hij een jas aan den
kapstok omhoog en tikte zachtjes aan de deur
van de gangklok. 1
Het kereltje daar, dat oen beetje zat te dutten
Liij had immers nög bijna een half uur Voor
hij weer moest spelen schrok eerst vroeselijlk.
Wie daar midden m den nacht hij hem zon aan
kloppen? liet een angstig gezicht gluurde liij door
de kleine ruit in 't deurtje en was toiön heel Ver
rast, daar dat kleine ventje te zien. Vlug opende
Mj zij'n deur. En toon liij' hoorde waarom liet
kereltje hij hem op1 bezoek kwam, nep! hij heel
hij: ,,0, tl aai' heb ik ook juist den lieden nacht
naar zitten verlangen1; wacht even, dan zal ik
eerst wij'zen, hoe je dien hamer moet optillen,
ja, pas opi, die is zwaar, hé en dan ver
huis ik naar jouw kluisje, dat zal een grap ziijn".
En heel verheugd liet liij zieih langs het kap
stokkleed naar henoden glijden, liep1 de kamer
in en een dogonblikje later zat hij iirr do kamon-
kok on wreef zich de Vuistjes Van louter pret.
Eon kwartier later speelde hij zij'n eerste deuntje,
maar hij had do hamertjes niet in de goede
volgorde opgebeurd en nu ldouk het heel maL
En nog een kwartier daarna bromde do galng-
klok met zoo'n raar geluid, dat ze wel heescli
scheen te zlijn; dat kwam, omdat het kereltje niet
stenigen oeg was dan hamer zoo hoog opi to tillen
als nootlig was.
Maar heiden dachten: „Dat Zal wel leeron, ik
vitul het hier toch veel prettiger dam in mijin
eigen huisje
Don volgenden morgen, toen do heele faimilio
aan het antbijt zat, vroeg één der kinderen.: „Is
het gauw schooltijd?"
,,'t Slaat direct acht uur", zei vader, vh°or
maar", En meteen begon de klok liaar deuntje te
spelen, maar wat klonk dat vreemd. „116" zei vader
„nu geloof ik, dat het slagwerk Van onze klok
stuk is". Op 'l zelfde ootgonlblik sloeg do gaugldok
maar dat was ook niet lialar gewone klank. „Dat
wordt nu toch al' te gek", zei vader, „die klok
schijnt ook ai niet in orde; ik ga straiks' meteen
den klokkenmaker halen".
(Slot volgt).
Blass amp ierre.
Richelieu, minister van bodewijk XIII, die ko
ning van Frankrijk was, mocht den veldmaarschalk
Rassompierre niet lijden, niettegenstaande deze een
moedig en trouw dienaar van zijn vorst was.
Richelieu rustte niet, voor de Baissornp ierre in
de Bastille (staatsgevangenis te Parijs) opgesloten
was. Deze opsluiting duurde tien jaar.
ZiOodra de veldmaarschalk in vrijheid gesteld
was, begaf bijl zich naar den kaning.
„Roe oud zijt gij?" vroeg Bodewijk XIH hem
„Vijftig jaar,'Sire", antwoordde de eoc-gevangene.
„Hoe nu?" riep1 de vorst vefbaasd uit.
„Ik dacht, dat gij! minstons zestig jam waart".
„Dat is ook zoo, Sire", antwoordde Basscum
pierre, „maar ik tel' de tien jaren, welke in de
Bastille heb doorgebracht, niet mee, daar het mjj
niet vergund was ze in dienst van uwe majesteit
te gebruiken.
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige nummer.
VOOR GROOTEREN.
1. Metslawier. Wies, mast, riet, atlas, leem,
water.
2. Correspondentie.
3. Olifant foliant.
4.
staM TurF
MonD FouT
LeuR DiuiJl
RooDt
VOOR KLEINEREN,
Oorvijgen.
1.
2. Ellebogen.
3. Mot, Tom.
4.
®I u u r,
g 'A a s
li a A' s
li a li S
m u T s
g R o f
I n k t
a C h t
r u II r
t u i T
MAASTRICHT.