KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE ZILVERBERK
No. 25 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 22 Juni 1929
VAN DE
Kaar het Engelseh van ElkNTA. LAKE,
Vrij bewerkt door
C. E. DE LILDE, HOGKllWAAItD.
4)
Maar eindelijk werd zijn geduld iooh betoond.
„Nou hél) ik hel", riep hij plotseling vei'iieugd
uit, toeu h'ij een snede in de schors zag. -Met zijn
mes lichtte lïij eerst voorzichtig don rand dor
schors op en daarna een heden vierhoek. Ttu-
schen de schors en den stam wa» een stukje pa
pier gestoken. Jim haalde het er wit era holde
er mee weg naar de plek, waar de beide andoren
hem reeds stomlen op te wachten.
Zij hadden bij hun zoeken naar Quick al niet
meer geluk gehad dan hij en waren op liet punt
moedeloos te worden. Toen rij echter hot stukje
papier zagen, dat Jim gevonden had, monterden
zij weer op en gingen vlak bij hom staan, terwijl
hij het open vouwde.
Het was een dun stukjo papier en lioel Hein
opgevouwen, maar toen het uitgespreid was, bleek
het veel grooter te zijn dan 6611 dor jongens v<sr
wacht had.
'Dat is vreemd. Wat zou het bcteokonen?"
riep Jiin uit en zijn verwondering werd door Bob
en Rudolf gedeeld.
Op het papier waren met paarson inkt allerlei
cijfers geschreven welko do,ar enkele on dubbele
punten van elkaar gescheiden wan. Er sloirid
echter geen enkele letter op.
„Dit is het cerr of andere cijferschrift", zei
Bob dadelijk. „Het is nu maar de vraag: wat be-
teekenen die cijfers?"
HOjöFDSTUK IV.
Quick wordt nog steeds nie.t
gevonden.
De drie jongens bleven eonigo ©ogenblikken in
do schaduw van den muur staan en probeerden
do betcekenis der verschillende cijfergrocjton te
doorgronden. Zij misten echter den sloutel van
het geheim en waren niet in staat het op te
lossen,
„Ik zal het bewaren", zei Jim, terwijl hij het
papier opvouwde en in zijn zak wildo steken.
„Nee, 'li s beter, dat je dat niet doet. We weten
niet, wat het belcekent, maat' dat geofl oins nog
niet het recht het te houden, liet kan best van
groot gewicht zijn en bovendien zou hot ons in
allerlei moeilijk heden kunnen brengen", zei Bob,
üjo even belust op een avontuur was als zijn
broertje, maar meer dan deze dacht aan de ge
volgen die hot hebben kon.
„Wat zouden jullie er van zeggen", vroeg Ru-
dolf nu, die onder hot spreken der anderen eon
potlood uit ztju zak opgeduikeld had, a's we het
eens secuur overschreven? Hier heb ik een pot
lood. Als jullie één van beiden tui oen stukjo
papier hebt, kunnen we 'toverschrijven eu thuis
naar de oplossing ervan zoeken".
Dab had een opschrijfboekje in zijn zak, scheur
de er con blaadje papier uit en Rudolf schreef
nu haastig, maar toch nauwkeurig de cijfers over.
Zoodra hij hiermee klaar was, holde Jim nog eens
terug naar de plek, waar de grooto zilvcrbeijki
stond en stak hij het papiertje weer, waar hij liet
gevonden had.
„,Maar uti 'moeien we ons haasten", zei Bob,
zoodra Jim weer bij hen tciug was. Laten wo dus
hec! vlug en zoo is til mogelijk den muur weer
ovcrkUmtneu". t
Zij Iteschen zich aan eou der overhangende tak.
ken van den dikken boom op en lietan zich langs
den stam aan den anderen kant vun den muur
naar beneden zakken. Even later hadden zijl hun
fietsen weer bestegen en redéu nu vlug naar de
Instuif terug, waar zij nog even vóór achten 0:1
dus vóór hot. ontbijt aankwamen.
In <ie eetkamer troffen zij' Nora c.n Jenny »n,
die reed* oenigen tijl cip waren en in don tuin
en de riaas'e omgeving naar Quick gezocht hadden.
„Waar zijn juthe alle drio toch geweest?" vroeg
Jenny, toen do jongens in de kamer kwamen. „Wij
hebben je overal gezocht, maar Marie zei, dat
jullie al uitgegaan waren voor zijl beneden kwam.
Hebben jullie Quick soms geocio'?"
„Nee", antwoordde Bob. „.Maar misschien komt
hij op een oogenblik, dat wij geen van allon aan
hem denkon, plotseling opzetten. 1b geloof niet,
dat het ook maar iets uithaalt, pis wo hom
langer zocke.11". 1
„Arme, lievo Quick", zei Jonny met oen zucht.
„Ik bon benieuwd, of vader om belooning voor
hem zal uitloven. Misselneu heeft iemand hom
wel gestolen".
„Dat denk ik niet, lievo kind. Maar als het ju
gerust kan stellen, wil ik lion guldon uitloven aan
dengeuo, die hem terugbrengt", zei do dokter, die
juist binnengekomen was eu gehoord had, wat
Jeiuiy zei.
„'Dan zal hij wel terugkomen", zei Jonny al
wat opgewekter, „ten minste als iemand hom. ge.
stalen heeft. Maar ik geloo loerder, dat hij op