KINDER-BLAD SCHIEDAMSCHE COURANT DE ZILVERBERK No. 27 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 6 Juli 1929 VAN DS Naar Let Engels ch van EDN1A LAKE. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 6) „Vader zei, dat als Quick daar werkelijk ingo. gaan was, liiji den eigenaar van het kasteel te spreken z,cja vragen", zei Jenny nu. „Net iels voor vader", zei Rob vol bewondering. „En wanneer gaat lrij?" „Vader is er al heen. Hij ging oinmiddeFjk, na. Hat bij zijn patiënten bezocht had 'en kan elk oogenblik terugkomen". ,,'tls de vraag maar: hoe zal vader er binnen, komen?" zei Jim met een nadenkend gezicht. „De hekken zijn op slot de kleine zijiingang ook en het is niet waarschijnlijk, dat vader den weg volgt, dien wij vanmorgen namen". ,..\ee, nntuuilijk niet Maar het grooie hek was iepen, toen wij er vanmiddag langs kwamen en er waren duidelijk sporen Van wielen", zei Jenny. „Lieve lielp", riep Bob n'u verbaasd uit. „Dat mag eek wel aan den balk geschreven worden lk geloof, dat zoo iets nog nooit eerder gebeurd is, zou het wel?" „Ik weet het niet, misschien rijdt er nu en dan iemand binnen zonder dat wij het zien. De hekken zijn wel altijd gesloten, als wij voorbijko men en de weg is met .onkruid begroeid,voegde Jenny er peinzend aan toe. In het volgend otogenblik rktp Bij editor uit, terwijl zij haar ooren inspande: „Luister. Daar is de auto. Ja, ja het is do auto. All zullen wij er wel gauw meer van hcioren", Het vjftal stormde den dokter tegemoet, die juist het huis binnenkwam. „Hallo. Zijn jullie daar allemaal, riep hij uil, terwijl bij zijn jas uittrek en aan den kapstok hing. ,.lk ben niet veel wijzer geworden, maar kom mee in do eetkamer, dan zal ik jullie v'ertollen, wat ik weet". De kinderen volgden hem nu in do kamer, gin. gen weer zitten en hingen aan zijn lippen, terwijl de dokter begon „lk ben dan in het hol van den leeuw geweer* ener weer levend en zelfs ongedeerd, uitge. komen. Dat is al iels, is het niet? Maar het spijt raf'l -te moeten zoggen, dat meneer Haverford, niéts van Quick afweet. Hij vertelde wel, dat hij, toen hij gisteren over zijn terrein liep, een hond meende te howren blaffen, maar hij noch één van ziju bedienden haitl hem gezien". „Maar zal hij Quick niet doodschieten, als hij er is?" vroeg Jenny angstig. „Ace, lieve kind, dat kan ik je wel zeg'gen| want ik heb hem uitdrukkelijk gevraagd, den hond niets te doen v,oor 't geval iiijl zich op zijn terrein ba- vinden mctólit. De oude heer is wel heel' vreemd en brommig, maar ik geloof toch niet, dat hij zijn woord breken zal". „Maar hoe bont u bij' hein binnengekomen, va. der? Stond het hek otp'en?" vroeg Bob. „Ja, maar het werd weer gesloten, zoodra ik er uitging. Een knecht, de daove manj,, die altijd in liet dorp' komt, ging met me mee eri deed het liek achter me dicht". „En is bij krankzinnig? Dat zeggen de mcia- schen", zei Jenny nu. „Nee, bij is niet krankzinnig, al is hij dan oioic een eigenaardige, zelfs een zeer eigenaardige man", antwoordde haar vader, „lk weet niet veel meer van liem af dan jullie doen, maar van één ding ben ik zeker en dat ishij is bezig de één af andere uitvinding te doen en wan'neer hij daarin niet slaagt, loopt li'ij' groot gevaar werkelijk krank, zinnig te warden. Dat zal hij' ook, wanneer zijln geheim .ontdekt mocht worden. Bij zinspeelde er tegen mij op, toen hij oen beetje minder brommig wettl, dat hij in'afzondering loven moest, in ver band met een heel gewichtig wc-rk, dat hem opge dragen was". „0. best, als we Quick terugkrijgen^ zullen wij hem met rust latten", zei Rudolf. „Vertelde u hem, dat wij vanmorgen cip cdjla terrein waren, vader?" vrcieg Jim plotseling - „Nee, dal heb ik wel gelaten. En jullie raad ik aan het niet weer te doen", zei zijn vader no. met eenigszins strenge stem. „Het zou heel on verstandig 'zijn en als je ontdekt wordt, zouden er allerlei onaangenaamheden uit Voortvloeien; dat weet ik wel". Dit was ai heel ongelukkig, want zij waren van plan geweest don volgenden morgen opnieuw het verboden terrein af te zoeken, doch na hetgeen de doktor gezegd haul, kon daarvan natuurlijk geen sprake meer zajh. Maar hoe zouden zij Quick dan ooit kunnen vinden? „Zal meneer Haverford een boodschap1 sturen, als hij Quick ziet, meneer?" vroeg Nora, tonvijl zij1 de gedachte, die allen vervulde, vertolkte. „Ja, bij heeft mij beloofd een briefje te schrij ven, als de hond op zijr terrein gevonden wordt en wij zullen ons daarmede te-weden moeten stel len. Ik heb bovendien een belooning uitgeloofd en (lxo zal misschien wat uitwerken. Maar !n*u, is het lijd am naar bed te gaan. Slaap dus lekker, allo- maal, en droom nie van Quick". ,,'tls onzin niet naar Bosclnvijk te mogen gaan" .5*7 ;k-V

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8