Raadselhoekje.
Bij maneschijn in 't bosch,
„'tis niet eens am te snoepen", zei Berend half
huilend „Joh moet een rent hebben, anders mag
ik niet op zijn liollamler",
„Wel", hernam moeder, „ik zou niet eens wil.
ien, als ik jou was. (ia wat aniers spelen".
,,'k Heb juist zoo'n zin otn te rijden. Geef me
dan maar een koekje voor Joh. Dan mag ik er
missehien ook wel op", zeurde hij.
..(«a je mee naar oo.n Ivevs?" vroeg moeder,
liat vond llerend prettig. Hij was graag bij
oom Kees, want die had allerlei dingen, waar
bi, aanlig mee spelen kon. De hollantler van
•bi) was heelemaal vergeten en weldra, waren
moeder en Herend samen op weg.
Heiend genoot bij oom Kees. Oom was aan het
timmeren en Berend mwht ook spijkers in een
oude plank slaan. Ze spechten, dat ze twee Uin.
merlui waren. Kn ze werkten beiden hard door.
Toen tante ben een kopje thee kwam brengen, liet
oom het werk oen poosje liggen om zijn pijp te
stoppen.
„Hebt u voor mij soms ook een pijp?" vroeg
Heiend in allen ernst.
Oom begon smakelijk te lachen.
„Jij een pijp?"
„Ja, maar niet met tabak natuurlijk", zei Bereud.
„Ik moet toch ook roonen, net als een echt»»
timmerman".
„Dus je bedoelt cii oude pijp'.'" zei Oom.
„Wacht, ik zal eens zoeken".
(Slol volgt).
door
C. E. DE LU. 1,11 KXillHWAAlUX
't I> Zomrr. Xu naar buiten
Xaur 'tkot-le. groene bosch,
We loopcn langs het biv-kje
En zitten op bet mos.
We kijken naar de vlinders.
Die fladd'ren in het rond.
En hoe wel duizend mieren
Krioelen op deu grond.
De bijtjes zoemen \roolijk,
De vogels zingen luid.
Een baasje spitst do noren
Hu kijkt zijn oogjes uit.
X'aar al dit blijde leien.
En nu is 'ting maar dag.
ik \raag *- denkt kleine Lepel,
Aan moeder, of ik mag
Van ai oiul 1 aal naar bed toe,
X'iet voir.lat komt de maan.
Je kimt met zatk mooi weer toch
- Zoo vroeg niet slapen gaan.
Als 't maantje schijnt, dan kmnen
De Elfjes uit den grond.
Ze zweven en zijn vroolijk,
Ze dansen in het rond.
Dan is het feest, echt feest hoor,
In 'tgroote, koele bosc.lt.
Wie moe is gaat ivat misten
Op 't heertijk zachte mos,
Ik won denkt kleino Lepd
Geen menschenkind graag zijia.
Die liggen nu to slapen,
.Maar wij, ivo hebben 't lijn,
Mocht ooit een menschenklouter
Eens uit nieuwsgierigheid
Een kijkje willen nemen,
Dan heeft hij stellig spijt.
Want dan verdwijnen allen
Hij tooverslag. De maan
Blijft met een lachend snuitje
.Slechts aan den hemel staan.
En zegt: Ga maar,naar bed toe
liet is geen kinderfeest.
Xog nooit is er bij maanlicht,
1 n kind in 't bosch geweest.
Wil jullie ook bij 't feest zijn,
Droom dan maar van de pret,
Want inensciienkind toii zien die
Het mooiste juist in bed.
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige nummer.
YOOH GROOTEKEX.
1. Onkruid vergaat niet.
hclioOIÏl.
e X G eland,
ri K A.
t> H A ml.
seb 1" T Muis.
w 1 X de.
D I er.
V E Ill'tië,
pETer.
o
B
0
X
S
0
L
I
E
N
I
K
I
S
E
I
X
3. Anneke Poelgeest.
l.eo Kuitenbeek.
Hans de Berg.
Lena Jansen.
4. .Mis, pel(s); mispel.
I'OOU KLE1XEHEX.
1. La, kei; lakei.
Wol. wolf.
3. Heeft CaTO Les of is zij vanmiddag vrij?
(to3).
HOE IT.i.de Jiux den sinaasappel? Meestal
doet liij 'terg onhandig. (lioejK'l).
Vroeg Alarietje ViSCH OM MELk, tante?
(schommel).