Om op te lossen.
VOOR GROOTEREN'.
1. 3lijn geheel wordt met IC letters geschre-
ven en noeint ©on staat in Zuid-A merika.
3, 10, 5, 6, is een stad in België.
Een 3, 9, 4, 2, is een roofvogel.
6, 7, '5, is een metaal.
Vissdien hebber 3, 2, 1, 6, 10, 8.
Een 4, 3, 10, 2, heeft e©n donkere huid.
2. Als 1, 2, 3, eer; vloeistof bevatten kan en
4, 5, 6, 7, een jongensnaam is, welk vo
geltje wondt "dan door 1, 2, 3, 4, 5, G, 7,
aangegeven?
3. Schrijf ©rader elkaar.
Ie. een groot© handelsstad in ons land.
2e. een keizerrijk in Azië.
3e. een hondennaam.
4e. een staat in Noord-Amerika.
5e. dia hoofdstad van een koninkrijk in
Europa.
Ge. een rivier, die door Frankrijk stroomt.
7e. een koninkrijk in Europa.
8e. een bekende woestijn.
De beginletters van deze woorden vor
men, wanneer zo Van boven naar beneden!
gelezen worden, den naam van een krijgs
held uit de oudheid.
4. Verborgen aardrijkskundige namen.
Ik sta van Gerrits gedrag vreemd to kij
ken, (2)
Wij speler in den tuin, dus hebben volop
buitenlucht.
Ik heh Ans en Do nauwelijks gesproken;
ze waren dadelijk weer weg.
In dat gezrn is armoede; spreek er eens met
je tante over, (3) i
Werd u or op ontboden, of ging u vrijwillig?
"VOOR KLEINEREN.
1. ''kBen een steen en toch geen steen,
'kSmelt zelfs in'do zon,
W'ist je, dat ik soms heel veel
Schade brengen kon?
Scha aan hoornen, bloemen vrucht,
Menig rijk gewas;
Schade ook aan ruit en glas
Van een bak of kas.
Noem iw eens heel vlug mijd naam
En zeg mij meteen
Hoe groot somtijds wel kan zijn
'n Flinke
2. AM G -groei ik op het land, met T ben ik
een vocht en met K vindt je mij aan de
waterleiding.
3. 11 ijn eerste is eer. landman, mijn tweede
een voegwoord, mijn derde fcan gegeten en
gebrand worden en mijn geheel noemt een
groente. t I
4. Welk stekelig dier kun je van een kleur
maken?
awV/V
Ze zaten doodstil naast elkaar,
't Was leesles in d< Mas.
Haar ach, toen dacht Chaxlotj' op eens
SAan 'tknikkertj' in haar tasclil
Ze had 't gekregen van broer Jaap,
Jaap kreeg het weer van Henk,
Nu otje was, dat snap je wel,
Dolblij met het geschenk!
En toen zo aan den knikker dacht,
Dat knikkertje van glas,
Toen wou zo Licntje laten zien,
Hoe inooi hij toen wel was!
Fluks haalde zij hem voor den diag.
Lien, kijk eens! zei ze zacht.
Haar lieve hemeltje nog toe,
Wie had dat ooit gedacht!
Da mooie glazen knikkertje,
Waar Lot zoo trotsch óp was
Da sprong rutaal uit 1 >tjo*s sdhoat
Enrolde door de klasl
0, i, wat keek le juffrouw boos,
En wat had Lot een spijt!
Haar 'tgajll niet meer, het was to laat,
Lot was haar knikker kwijt!
ff WINKEL.
f
W/////////A'