1 'ik was er dez» maand het eerst in en toen zei de moeder tegen het meisje: „'pas opt Emmy, nu mag je den. spoorpot niet meer openmaken' vóór tie maand om is; dan mag je veer vat voor liet gelet gaan koopen". „En is de maand haast om?" vroegen de an deren. .«•Ja vas het antwoord, „morgen is de maand dm.Ik weet het allemaal zoo, omdat ik eon tijdlang jn jiet vestjes-zakje van een onderwijzer heb ge zeten. Hp was arm en heeft maanden la(ng den- zeïfder; jas aangahad en hij was blijkbaar ver geten, dat hij mij had. Zoo heb ik iederen dag kunnen hooren, wat hij dan kinderen leerde an daardoor veel wijsheid opgedaan. De andera geldstukken hadden een groote be wondering voor het wijze kwartje; alleen het stui vertje bromde in zichzelf: „Och... och... Wat heeft hij een verbeelding. Hij denkt nu zeker, dat hij erg knap is, maar ik weet wel beter,. Want als hij1 werkelijk zoo gel ieerd was, zou hij niet beweerd hebben, dat hB meer waard was dan ik". De andere geldstukken lachten om het gebrom van het ijdele stuivertje an lieten zich door hem niet in hun gezellig praatje storen. „Dus morgen gaan we u,it elkaar", zuchte de gul-den, „wie weet, of we elkaar ooit Weer te rug zien". i „Ja, dat kan niemand weten", sprak het kwartje, „maar als Emmy wat koopt, 'kan het allicht ge beuren, dat eenigen van ons te zamen in een la van een toonbank terecht komen". De morgen kwam. „A7u mag ik toch zeker mijn spaarpot open maken, hé moesje?" vroeg een kinderstem. „Zeker, lieveling". Emmy maakte het spaarpotje open en de geld stukken rolden over de tafel. „Ziet u wel, moesje, dat het stuivertje het meest blinkt van allemaal. Dat stuivertje is zeker veel meer waard dan de anderen". „Ziezoo", dacht het stuivertje, „daar is er ten minste één,_ die er net zoo overdenkt als ik, maar Mj had huiten het antwoord van 'de moeder se- rekeud. „Neen Emmy, zeker niet. Dat stuivertje is het minste waard van alle geldstukken, die je hier ziet liggen. Voor dit kwartje bijvoorbeeld, zou je Vijf zulke stuivertjes kunnen krijgen. Al deze geld stukken hebben eens net zoo "geblonken als dit stuivertje, maar zij zijn al v-eal door handen ge-" gaan en hebben daardoor hun uiterlijken glans verloren, terwijl zij heusch evenveel waard zijn gebleven als vroeger. Ook: dit stuivertje verliest vroeg of laat zijn glans. Neen, kind, het is niet alles goud, wat er blinkt". Het waren dezelfde woorden, 'die eens de oude gulden^ gesproken had. Toch was het stuivertje nog niet overtuigd. In zijn hoogmoed kon hij maar niet begrijpen, dat zijn waarde niet zoo groot was, als hij zelf dacht. Alle geldstukken werden nu door Emmy van de tafel genomen en in eon klein beursje gedaan. Het stuivertje had niet meer een vakje voor zich alleen, maar lag geperst tusschen een kwartje en een dubbeltje en dat vond .hij natuurlijk niets prettig en eigenlijk beneden zijn waardigheid. langen tijd bleven do geldstukken in het beursje liggen. Zij konden uit do gesprekken tusschen mooier en dochtertje opmaken, dat zij zich op straat bevonden. Ook hoorden zij het getoeter dan auto s, het bellen van trams en de schuifelen de voetstappen van de mensdien, die op straat hepen. Eindelijk werd het geluid van ©en schelletje vernomen. Ennmy en haar moedor stapten een winkel binnen. De lucht ran versolt gebakken brood kwam hen tegemoet. >pkig ik twee broodjes van vijjE dent het stuk, alstublieft", klonk de vriendelijke stem van Eitn- mys moeder. t Toen zij de broodjes in ontvangst had genomen, legde zij een dubbeltje -bp tafel neer. Emmy keek naar buiten in de drukke staat. Juist kwamen twee amia kinderen aangeloopen. Zij bleven voor den winkel stilstaan, k-eikeii begeerig naar binnen met hun neusje plat tegen de vensterruit gedrukt. „Moesje... moesje..." Ernmy trok aan moe ders jap'on „mag ik een broodje koopen voor die arme kinderen?" i i „Zeker, lieveling". „Een broodje van een stuiver alstublieft", vroeg Emmy. „O, nu zal ik voor den dag komen", dacht het hliaken.de stuivertje. _,,V,oor één dubbeltje kroe^ haar moeder twee Meuie broodjes; wat zal zij eeri reuzebrooct voor mij krijgen". Doch hoe verbaasd, en teleurgesteld was het stui vertje, toen slechts een klein broodje Emmy werd toegeschoven, naidat de juffrouw ham. in ontvangst had genomen. Toch geloofde hij' nog aan een vergissing. Hij minder waard dan dat onooglijke dubbeltje, dat daar nog op de toonbank lag. On mogelijk. Klets, daar werd hij in een geldkistje gegooid en kwam rinkeland1 op een dikken rijksdaalder terecht.- „Tic-? (hei, je kon wel wat beleefder zijn", pruttelde de dikke rijksdaalder, „je bent net bo venop- mijn dikken buik terechtgekomen en Jaar kan ik heelemaal nret tegen". „Net alsof 'ik daar wat a'an doen kan", mop perde het stuivertje. „Dacht je soms; dat ik het prettig vind om zoo'n val te doen?" „St... st... geen ruzie hier", ridpi een bank- eüjel van tien 'gulden en toen zwegen allen, want voor dat bankbiljet hadden ze veel respect. „Hoe is liet toch mogelijk", dacht het stuivertje, ,,'dat ze zoo bang zijn voor dat vieze stukje papier?" J „Zeg eens", weeg hij aan een naast hem lig gend dubbeltje, „is dat bankbiljet nu heusch zoo veel waard?" „'Natuurlijk", antwoordde het dubbeltje, „wist je dat niet eens? Moor dat bankbiljet kun je wel 200 zulke stuivertjes als jij berit, krijgen". „Dat geloof ik niet", riep het stuivertje, „geven de menschen dan heelemaal niet om iets moois?" „Jawel, natuurlijk doen ze dat. E,n voor -dat bankbiljet kunnen ze hfd wat moois koopen". „Heeft u soms ook blinkende geldstukken juf frouw?" vroeg eon dame, die in don winkel ge komen was. „Ik zal eens even kijken, mevrouw". De la weid met kracht opengeschoven, zoodat de geldstukken rinkelend tegen elkaar vlogen. „Ja, dat vind ik ook wel aardig, omdat de stui vertjes nogal zeldzaam zijn; maar een stuivertje is niet veel waard. Heeft u niet wat grootere geld stukken, die toch ook blinken?" (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 7