DRIE-KONINGEN. De Woif en de Leeuw, solieri om Kees en zijn sUhaatsenba,i%rtl' liteefn', schaat senrijders en :ruet-sohant,seniijidoi's. En beiden kodh- ten totdat Kees triomfantelijk 'uitrie.pt „Uilvmkochl". In zijn geldzakje, 'dat li'ij nagenoeg leeg van Tjeerd .overgenomen 1 (ad, ratnnxoklon nu do geld stukken, dat liet, een lust Was. Kees bedankte do omstanders, bond zijn schaat sen, die liij n,ag aan liajd, af en liep op een holletje naar het huisje; waar Tjeerd woonde. 1 'tWas nog lang niet donker, toen h'ijl in de Koekoekslraat kwam" cu triomfantelijk liet geld voor den ouden main op tafel uittelde, „Twaalf gulden, zestig", riep ld) uit. Tjeerd w,as den, koning Ie lijk. Zulke goede zaken had hij nog nooit gedaan en nadat Iiij Keos hartelijk bedankt had', zei liij: „Dat is oen, goed begin van tKieuwejaar, jonge heer. En, nu zal de vromw wel gauw opknappen". Vol zorg hall lüj! het Kieuwejaar tegemoet ge zien en nu dit onverwachte goocle begin t Oek Kees voelde, dat het een gooi begin was, ai was hot v;o|or hem dan ook op oen andere ma in er dan voor Tjecid. Ze s'pteien toch Zoo-prettig saam: Hij1 is een cclite leeuw, Zpio'n groote uit d n Dieren' um Steeds weer geeft hij' een schreeuw En kleine zusje is een wolf, 'Een wolf! Het -is lieusch waar! Qaar ziet ze eeu ïoodkapj' op eens! 'Ze gromt "én bromt naai' haar. Ze maken heel veel Idven saam. Zo buit'len eVp den grond. Hu-hudaar komt een leeuw aan, oh! Hier losopt een wolfje rond Met heele booze snuitjes, Ut! Met rimpeltjes in 't hoofd. Ze spelen, dierentuintje en... Ik had' het haast geloofd! Als nietde leeuw en ook de woLf Het is geen gralpje, neen1 Vlug achter moedei* skJholen, toen Er plots oen lionet verscheen. R. ASSCIïER—VAK DER MOLEK. senbamhaan zSju schaats bevestigde en deze weer ionderh;oiVd, maakte hij een praatje mot den ouden baas. v i „Rijln. weertje, hü TjoeTd?" zei hij. '„Koujongeheer, bestig voor do schaatseru'ij ders, maar ais 't niet was, dat ik hier Wat ver dienen kom, bleef ik net Zoo lief thuis". „V'harem Tjeerd? Heb je tast ran do kou?" vroeg Kaas. - „Keen, dat is 'tuiet". 't Weer is bes Lig. Mam -zie je de ..vrouw is ziek en ik kan haar zoo moei lijk alleen laten". „Kun je dan niet naar huis gaan, Tjeerd '„Ja, dat,is 'tnou juustemvnt. Ik kan wel naar huis gaan, maar ik doe hot liever niet. 'k Verdien graag oen paar ceaten". •Tot hoe lang. blijf je hier?" vroeg Kees -plot seling. i „Tot 'tdonker wordt"; antwoordde Ijeecd, al- begreep hij niet, waarom Kees dit vroeg. „Hoera" riep'Kees nu, uit. „Ik weet wat. Jij gaat .naar huis, naar je zieke vrouw, Tjeerd. En ik zal op je zaakje passen". „Maar jongeheer, dat gaat toch niet", riep de man, 'hoofdschuddend uit. „En, "waarom niet?" vroeg Kees. „Vertrouw je mij je zaakje niet toe?" „Dat wel natuurlijk, maar „Geen gemaar, Tjeerd. Daar schiet je niet moe Bp. Vertel mij nu maai' eens even, wat het baud kotst ennewaar woon je?" „In de Koekoekstraat., jongeheer. Koekoek- straat 27." „Goed. Daar kom ik bijna langs. Ik blijf hier tot het donker ïS, breng je dan het hand terug eu reken met je af". ,,'tls een mooi plan", zei Tjeerd nadenkend, .•en4 t 1 - 'pu gauw naai* huis", maakte Kees den zin af. „Dag Tjeerd. Tot straks dus". „Dag jongeheer, 'tis heusch te erg en ik zal u altijd dankbaar blijven". „Kom, onzin", zei Kees. ,,'kltou van wat af wisseling.- Aju". Tjeerd ging nu werkelijk li'een. Eigenlijk voud .hij liet veel te erg, maar als de jongeheer 'tnou bepaald Wou1 „Hé Kees", klonk plotseling een jongensstem vlak hij hem. „Waar blijf ja toch? Is je schaats nog al niet klaar?" - t „0. al lang", antwoordde Kees. „Maar ik rij niet meer. 'k Héb hier een, zaakje in schaatsembaud. Moeten jullie ook een stuk Icoopen?" „Bank je hoor", zei Piet. „Ik Tij door". Maar Bram zei lachend: „Een stuk schaatsepband kun je altijd gebrui ken. Ik stop het als reserve in mija zak". Dat was een idee. Het goede voorbeeld van Bram had navolging, want een oude heer, die aan den kant stond en het heele tooneeltje gade geslagen had, riep plotseling met eeu nog foïsche stem uit: „Schaatsenbond. Wie koopt er sdhaatsenband?" Eenige menschen. in zijla buurt, die eveneens' het gesprek tnsschen Tjeerd en Kees -gohetord tel den,'zeiden lachend, dat sehaatsenband voor ver schillende doeleinden gebruikt kon worden en kodh- ten een flink stuk. Ze betaalden zieifs veel meer dan Kees Vroeg en zeiden lachend', dat het Voor een goed doel was. Ja, dat was het zeker. i Er verzamelden zich hoe langer hoe meer men- Ze stonden mèt zijn vijven op het station te wachten: Vader met Gijs, Con, Toos en Jaapje. Ze gingen hun logé's van den trein ha len Dtrie beven zonden tot 7 Januari bij hen' komen logeeren, omdat hun ouders een buiten-1 landsche reis gingen maken. Wat zon dat een pret geven: met z'n zevenen kinderen bij elkaar! Juist reed de trein uit Leiden bin'nen. En mei) gejuich werden do jongens ontvangen. (Onderweg naar huis maakten ze al allerlei

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 9