DE IJSWEDSTRIJD.
Wist je, dat Jan tön'Halve er eiken 0ag
kwam?
Ik had liet je al gezegd: Beter lot pooit
lotjï iden weg.
Tanie Leni heeft haast, ïjoidp Annie dus
ving.
Jo moet niet zoo lxajrkli aan de hel trekken,
Gnstaaf.
VOOR KLEINEREN.
Ai lijkt werk ik in een pven,
jMaar ik hak toch lieusclhl geen brood,
Ook geen kook, wel hairdo dingen.
Die soms klein zhjln en soms groot.
2. jMet H als bOgihletler hen ik een viervoetig
lier, met W een bloem en mot LI een boom.
3. KI ne teere klokjes luideai,
Luiden blij de lente in;
Maatr zij hangen in geen toren,
Ziij'n valn ijzer, poch van tin;
Ook van koper piet, Ze luiden
En verkondigen 'thegin
Van do nieuwe, lieve lente,
Wie het hoort, is hlijl van zin.
Zeg a'eens, hc© die klokjes beo ten,
Raadsel is toch' niet te min?
4. Welke stad ligt in de plassen?
door t
C. E D|E LILLE IIOGERWAARD.
'tHa|d reeds langen tijd gevroren
En er zou een wedstrijd zijn
Op de itjTscluh, 'tWals voor kind'rem,
jongens, meisjes, groot en klein.
ie het eerst den paal bereikte
Aaa hot einde van de baan
En terugkwam aan 't beginpunt,
Zou met 't prijsje strijken gaan.
0. ik win het! snoefde Ptetetr
Ik haal stellig Wel den prijs
En hein Voior Wij straks naar huis gaan,
Overwinnaar op het ijs!
Peter pochte, Pteteir spoelde,
Peter zag het stokje niet,
Viel er over, deed zioh piijln en
Voor hem uit reed plots'lmg P«et'
Piet, dien hij vooibiji gesneld was
In zijn overWinning-trots
En die nu in plaats Van Beter
Overwinnaar werd heel plots!
Peter kon toen met meer snoeven,
Uit wals nu Opeens 'tgepocli,
Lachend als ©en boor mot k'espnjn.
Zei hij tegen 'twinnend jo> i:
Pietje, pj hebt liet gewOnnen.
Mjaar zjo.o lieeJ veel scheelde 'tniet'
Nee, niet veel, maar juist voldoende1 -
Wab het antwoord van vriend Piet
Aller op do ijsbaan lachten.
Lachten snoever Petea? uit.
Snoevers winnen zelden, Peter1
Piep er iemand Overluid.
Piet kreeg echter medelijden,
Zei W'ij dcelen saam den prijs
'nGroote doois met Droste flikken1
Die zal smaken' Le\o 'tijh'