KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE ZONDEBOK,
No. 8 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 22 Februar 1930
VAN DE
Naar hot Engelsch van E. M. BRYANT,
Beknopt bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
3)
Rob was een hoofd' grooter dan Jaap, doch
de laatste was builengoworn vlug en behendig.
Bovendien was hiji goed 'yeoefend, hetgeen mot
zijn tegenstander niet het geval was. Maar dit nam
toch niet weg, dat Rob's lange boenen oen groot
voordeel voor hun eigenaar betcekendon. Telkens
weer opnieuw moest Jaap met dan harden grond
kennis maken. Maar ook telkens sprong h'ijt weer
haastig op en wierp hij zich mot nog meer woede
op zijn vijand.
Hbo lamg het gevecht geduurd zou hebben, als
er niemand tusschanbeide gekomen was, is moei
lijk te zeggen, maar gelukkig kwam \Valters juist
voorbij. 17j' scheidde de beidie ve-cihterstbaiaan van
elkaar en zei: 1
„Wat is dat voor een dwaasheid? Dominee
Swaters zal vreeselijik kwaad1 zijn. Neleihago
je moest je schamen. En jij, Jaap, je zult er do
eerste week ontoonbaar uitzien".
Nederhage schaamde zich nu werkelijk en na
enkele woorden lieten de jongens zich overhalen
elkaar de hand te schudden. Daarna bracht Wol tors
den gewonden held naar huis om zich wat op te
knappen.
Dominee Swaters vond hot heel onaangenaam,
dat er in zijn groot, doch ordelijk en rustig gezin
plotseling gevochten werd en zijn vrouw hal veel
werk met het uitvvissdien der uiterlijke sporen
vain de 'vechtpartij.
Do vijandelijkheden werden echter vanaf dien
dag niet herhaald en het scheen, of de beide
jongens nu zijl 'teens uitgevochten hadden
elkander beter verdragen konden. Maar Jaap kwam
weldra tot de ontdekking, dat Rob zich óf te
groot voor ih em voelde, óf te lui was om mee (e
doen aan de ondeugende streken, die hem maar
al te dikwijls invielen en hij bemoeide zich weer
uitsluitend met Harma, zooals hij in de eerste
dagen van zijn verblijf in de pastorie gedaan
had.
HOOFDSTUK! III.
Waarin een spook voorkomt!
Jaap was nu reeds eenigon tijl in zijn nieuwe
omgeving en kwam alüjll met die brieven van
zijn vader hij mevrouw Siwaters. Hij las er haar
dan een gedeelte uit voor, om even vóór hot
emue {wolding op tic houden en do prediica.ilsj-
vrouw begreep, dat dit de regels waren, waarin
de ver weg zijnde vader zijn zoon voorhield toch
vooral in allo opzichten zij i bed te doen.
Maar Hanna was Jaaps vertrouwde, wanneer
hel den één of anderen ondcugend-in streek gold
en zij genoot er al evenzeer van als Jaap zelf.
Met zijn mede-kostjongems kwam het meermal
len tot een vechtpartij, die dan do hiaht weer
eenigen tijd zuiverde. Natuurlijk word hij daarna
hij den predikant tor verantwoording gcroopeu en dan
deelde deze hem mede, dat hij geen gevecht da dj,
hem dnabbij de éón of andere straf opleggend.
Maar Jaap bleek buitengewoon vindingrijk to
zijn in het bedenken vain streken. Hoe verschillend
deze ook mochten zijn, geen ervankon door
den heugel en de predikant staalde menigen zucht
over zijn jongsten kostjongen.
Op een avond vertelde ztijfi vrouw hem, dial
een bezoekster van haar vreoselijk geschrokken
was op het hooren van allerlei woeste kreten. Het
geluid kwam uit den tuin en weldra bleek het,
■lat hot Jaap was, die zoo hartverscheurend gilde
en voor den kleinen George allerlei wilde dieren
nabootste.
De predikant zei nu met een zucht:
„Wie zou gedacht hebben, dat één jongen de
jongste nog wei zooveel moeite geven zou? liet
was zoo'n rustig troepje".
„Ze waren misschien te rustig, Hans", zei me
vrouw Swaiters nu togen haar man. „Wie weet, of
'thun nog geen goed doet".
„Ja, ja. Jij wilt hem natuurlijk door dik en dun
verdedigen", merkte de predikant lachend op.
Gedurende een paar weken ging alles rustig toe;
er werd niet gevochten err behalve óén of twee
aanvallen van hevige luiheid, gedroeg Jaap zich
werkelijk uitstekend. Ilaj lelie er* altijd op, of hij
mevrouw Swaters ook van dienst kon zijn, deed
allerlei boodschappen voor haar err was steels
bereid iets voor haar van boven of uit een andere
kamer te halen.
De jongens noemden hem: „mevrouw Swatetr's
schoothondje" en lieten niet na hem geducht te
plagen, maar Jaap gaf daar niet em, zoolang zijn
moederlijke vriendin hom met een glimlach of een
vriendelijk woord beloonde.
Helaas ligt het echter niet in oen jongensnatuur
en zeker lag het niet in die van Jaap.
zich lang in te houden. Maar al te spoedig zou
hij dan ook weer uit den band springen.
Langzamerhand begonnen do dorpelingen, die
zooals vele buitenlieden min of moer bijgo'oavig
wawn, te fluisteren over vreemde geluiden en
verschijningen, welke kort nai zonsondergang in de
nabijheid der kerk werden waargenomen. Zaj durf-