Hoe de Chineezen aan hun
staart komen,
Raadselhoe kj e.
de vangst, welke zij reeds gedaan hadden. Iloe
het Zij, Jaap bereikte veilig do pastorie en wierp
zich op zijn hed, te verslagen en to ellendig om
aan eten of drinken ook maar te kuaueïi
denken. t
HOOFDSTUK XV.
De wolken pakken zich samen.
De predikant kwam don volgenden middag mei
voor thee-tijd thuis. Hij ging regelrecht naar zijn
studeerkamer, waar Jaantjo hem thee braohi.
Even later zei Jaantjo tegen S larie van Houten,
dat de dominee er vrees el ijk slecht uitzag. Als
er maar geen slechte beriehton van mövromv ge
komen waren. Zo had er niet naar durven vragen.
Jaap was den golieelen ciagf stil en norscli ge
weest en Wolters was ervan overtuigd, dat inj
weer iets uitgehaald had. De jongen was voor het
eerst in zijn loven hang voor de gev'olge.n van
zdjn daden. In huis kon hij het niet uithouden
en hij was dus uitgegaan.
Na eenigen t'ijd kwam de predikant, dm er wer
kelijk zeer bezorgd en vermoeid uitzag, in de
leerkamer en vroeg:
„Waar is Jaap?"
Niemand wist het, maar nauwelijks had domi
nee S,waters de deur achter zich dichtgedaan, oi
de tongen kwamen los.
„Lieve help. Kr zit onweer in de lucht", riep
Jan Meerdink uit.
„Wat ziet de boas er onheilspellend uit", zei
Rob Nederhage.
Een paar minuten later ging de deur opnieuw
open en kwam Jaap binneln. ledereen schrikte op
toiij zijn veischijmng. Hij was doodsbleek, Zijn oogan
stenden verwilderd en zijn haar was nat. Zijn kloa-
ren waren vuil en eveneens nat ere de verslagen
heid, welke dp zijn gezicht te lozen stond, ver
vulde allen van ontzetting.
Kr lieorschte een stilzwijgen. Eindelijk vroeg
Wolters zacht:
..Waar kom je vandaan, .Taaap?"
De diepe ellende, die uit het lieo'e wezen van
den jongen sprak, dead allo andere vragen vee
stommen.
Wolters ging naar beneden om een glas warme
melk ovor Jaap He halen.
„Drink dit, ouwo jongen", zei hij een oogeii-
'blik later. „Het zal je goed doen".
Jaap nam een paar haastige slokken en duwde
het glas daarna weg.
„Dank je", zei hij.
„Dominee Swaters vraagt o£ jongeheer Jaap
dadelijk in zijn studeerkamer komt", klonk nu
Jaantje's stem in de geopende deux.
Jaap stak zijn handen hulpeloos naar Welters
uit en keek zóó smeekend, dat deze hel nooit ver
geten zou.
„O Bart, ik kan niet gaan", riep hij uit."
„Je bont niet in staat te gaan, ouwe johgem", ant
woordde Wolters. „Je moet onmiddelfijk naar beu.
Ik zal voor je naar den baas gaan en vragen ot
je morgenochtend bij hem moogt komen".
Wolters ging nu naar de studeerkamer, doch
voelde zich allesbehalve op zijn gemak. Hij wist
niet in wat voor stemming dominee S,waters zijn
zou en zag erg tegen zijn boodschap op, maar
de gedachte aan Jaap's ongelukkig- gezicht dwong
v hem er toe voor zijn jongeren, -vriend in de bies
te springen.
Hij klopte aan en het duurde eenige oogenhhk|-
ken voor hij „Binnen", hoorde.
Toen Wolters binnentrad, hiel- de predikant liet
hoofd niet op. Do jongen zag, h!oe grauw zijn
gelaat was en hioo gebogen rijn. lango, rechte ge
stalte. i
'Eindel'jjk koek do predikant liom aan. Zijn ge
zicht verhelderde, loon hij zag, wie er -voor hem
stond in plaats van don schuldige, dien liij -ver
wachtte.
(Wordt vervolgd).
In overoude tijden was Hjartdsjaarije onderwor
pen aan China en nu gebeurde het ia die dagen,
dat de vorst van Nlandsjo-erijo een aEgozamt met
schatten beladen naar China zoind, ten cinide den
heerscbor over dit rijk allerlei gesdhenkeiv aan-
to bieden.
De Chinoescho Iho-ogwaardigheiLdslboldeodiors wil
den den afgezant uit het naburige land bebpotton en
scheerden, ."Aam het haar af. Hij hield niets over
■dan oen langai dunne vlecht. Vervolgens trokken
zij hem een wijde lange ja» met lango mouwen
aan, die prachtig geborduurd was. Ten slotte hin
gen zij hem een ketting om, zetten hom eein 'hoofd
deksel met een kwast er aan op en trokken heni
zwarte schoenen aan.
Toen hij hoeleniaul klaar was1, zeiden ziji te
gen hem:
„Nu ziet ge er uit, zooals het behoort. De kei
zer heeft ons opgedragen u to betoenen voo-r do
schoone geschenken, welke gif hem aangeboden,
hebt".
De gezant uit Mandsjoet'ijo vond zichzelf nu
heel mooi e.n begreep -niet, dat men hem zoo
uitgedost had om den -draak met hiein te steken.
De Chineezen beschouwden de bewoners van
Mandsjoerijic als paarden, waarvan men -veel nut
trekt en do grappenmakers' hadden den gezant daar
om als oen paard uitgedost.
De jas had veel vau een geborduurd zad-el, de
ketting stelde da teugels voor. do schoenen deden
aan paardenhoeven denkeu. De kwast aan iiet
hoofddeksel geleek op «Ho 'manen en Zijn vlecht
bootste den staart van liet dier na.
Iemand, die zóó aangekleed was en op- handen
en voeten liep, leek veel op oen paard en liet was
met de bedoeling hem, hierop te doen geLijlken, dat
dez-c Chineezen den afgozant zoo toetakelden.
Staar later werden de bordjes verhangen, name
lijk toen China onder het bewind van .Mandsjoeïije
kwam en alle mandarijnen zich op deze wijze
moesten kloeden. Natuurlijk mocht de staart daal'bij
niet weggelaten warden.
Boontje kwam ook hier oni Zijn loontje.
Chineoarfie ambtenaren.
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige nummer,
VOOR CtROOTEREN.
1. Batavia. Vat, i-a, vaat, b, at.
2. Alle musschen ken ik niet uit elkaar, maar
i