BLOEMEN GIETEN liad om do slaven te bevrijden, zooals ik later vernam. Ik ging aan boord, nadat ik mij echter overtuigd liad, dat van de familie van mijn ouden meester den Kaïd, niemand meer in leven was. Zoo had de Sultan zich gewroken. Voor zoover ik weet, ligt tot goud nog. waar js. het begraven heb. Vaar alle waarschijnlijkheid zal ik er nooit meer toen kunnen gaan, sinds mijn gezondheid zoo verwoest i s. Maar het zou kunnen getouren, dat één mijner nakomelingen in de ja- ren, welke voor ons liggen en waarin Maroceo misschien niet meer zoo slecht en batbaarsdi land zal zijn, als het nu is, gold uoodig mocht hebben, en den schat zou willen zoeken. Dit is dan ook do rede, waarom ik het één en ander opschreef over den put, waar oen steen met aan wijzingen verborgen ligt Dick sloeg de bladzijde om en keek op. „Dit is alles" zei luj, „want hetgeen nu volgt, hoeft oom ons dien eersten dag al voorgelezen". Plotseling sprong Lex op, ging naar een kast, 1 taalde er een ouden atlas uit, dien hij op het bed opensloeg en bladerde hem vlug door. „Afrika Voord-Afrika dat zal het zijn", zet luj. „Nee wacht eens. Hier is een kaart van Maroceo apart. Nu zullen wo 't wel gemakkelijk kunnen vinden. Help eens zoeken, Dick". .Met zijn vinger volgde Lox nu de kustlijn, tot hij do namen Itabat en Sally vond. Zwijgend staar den de beide jongens naar den atlas. Die gedrukte namen schenen de geschiedenis van hun reeds lang geleden gestorven voorvader plotseling veld „echter" te maken. „Daar is de rivier", die naar het Zuiden loopt-', zei Lex. „Die hebben we maar te volgen". Dick ban het geopende boek voor zioti liggen en las hardop: „Wanneer ge een open vlakte toreikt hebt, moet ge een geheel mi dag naar bet zuiden reizen Het dorp, waar ik gevangen genomen werd, zal misschien niet meer bestaan, maar de ligging ervan kan herkend worden aan een laag zalelvonnig heu veltje, er vlak achter. Op één der hellingen bevind zich oen graftombe van een zeer vereerd heilige. Er prijkt een witte koepel op" „Het zal niet zoo heel moeilijk zijn den put to ontdekken en als de steen er nog is, zullen Wij den sdiat ook vel vinden", zei I)ick nu. „En geld genoeg hebben om den losprijs voor vader te betalen", zei Lex vol hoop. „Misschien ■worden we allemaal wel heel rijk. O, Dick, is het niet eenig?" I „Maar we moeten eerst zorgen, dat wo in -Ma roceo komen", merkte Dick practiseh op. „Eu dat zal niet zoo gemakkelijk gaan". HOOFDSTUK III. Een oogenldik bleef Lex met de armen 0111 zijn knieën geslagen «1 oogon, die schitterden van opwinding zwijgen. Plotseling zei.hij echter: „Het wordt er niet gemakkelijker door, of wo al langer wachten". 1 „Wat bedoel je?" vroeg Dick langzaam. „Wel, dat wo dadelijk moeten gaan van avond nog nu", „V vim-avond?" klonk het langzaam „Ja waarom niet? We hebben nu nog wat geld. Later is het misschien ihoelomaal oir". Daar was wel iels van waar. Ze hadden ieder if,og wat zakgeld, dat ze na de vacantie van school meegekregen hadden. Vol ijver gingen ze 1111 aan het tellen. Het was ruim vijftien gulden bij elkaar. „Natuurlijk is fu'et niet genoeg om onzen over tocht te betalen", merkte de oudste met een be denkelijk gezicht op. „Dat weet ik ook wel, maar wo kunnen er toe! wat mondvoorraad voor koopen. Wo moeten onzen overtocht als matrozen verdienen net als jon gens uit om boek. Nee, Dick, schud nu alsjeblieft niet je hoofd". Dirk begreep maar al te goed, dat hij, noch zijn broertje, ook maar de geringste kans hadden om aangemonsterd te worden. Maar hij had een zeer avontuurlijk plan en zei: „Mij moeten .als verstekelingen aan boord van een schip naar Morocco gaan en ons niet vertoo rnen, voor wij een heel eind in zoo zija. En al» de kapitein van het schip ons dan wil laten werken voor den kost, des te beter. Als we maar eerst aan boord zijn". Lex ontving dit plan zeer geestdriftig. Helaas zouden ze de dwaasheid ervan meer dm eens Jeeren inzien. Tot hun verontschuldiging diene echter, dat Zij niemand hun vertrouwen konden schenken of om raad vragen en zij maar al te duidelijk gemerkt hadden, dat hun oom en tante niets liever wilden dan van hun tegenwoordig heid en vooral van hun steeds hongerige magen bevrijd te zijn. Dit meenden ztij' ten minste. Ho- dien ging het om het leven van hun vader en daar niemand hen scheen te kunnen of te willen helpen, moesten rij er zelf wel wat op bedenken Zij vonden het al boel verstandig van zich zelf, dat 7.tij besloten tot den volgenden morgen te wachten. .„We zullen dadelijk na hot ontbijt gaan, bes'oot Dick, ,,dan missen ze ons niet voor d ekoffie. En ze zullen ons wel niet zoeken, voor wij al'lang aan boord rijn" (Wordt vervolgd). door C. E. DE LILLE HOGERWAAltD, Klein meisje giet de bloemen, De bloempjes tobben dorst. Ze zorgt, dat zij vooral niet Op haar nieuw jurkje morst! De bloempjes heffen dankbaar Hun kopjes weer omhoog Ze waren moe en stoffig: Het was zoo warm en droog. Maar nu komt daar klein meisje. Heeft ze een lokker bad. Ze worden schoon en helder Van 't heerlijk frissdie nat 'tl*>, of elk bloempje fluistert: Ik dank je wel, Itoor kind! Heloof maar. dat ik 't water Heusfch oen verkwikking vind! En weet je. wat ik doen zal? Nt bloei nu dubbel mooi, Zal 't fijnste kloedj' aantrekken, Een echten zomertooi! - Dlijf jij. klein, aardig meisje, Maar steeds dor bloemen fee. Dan gaan ik ou mijn zusjes, Door 't leven met je moe! Oplossing van den rebus uit het vorige nummer.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 9