broertje reeds naar voren gesprongen en voor hun
rechten opgekomen.
Btalai tl af iel koek oen oogenblik verbaasd, maar
vroeg toon uit do hoogte
„Wie is dat?" I
,„Eein van de jongens. Heer, die we met dien
verrader gevangen gonomon lielTben".
„Van wie zeg je, dat do schat is?" vroeg |le
kroonpretendent nu.
„Van nrij on mijn broortjo", antwoordde Lex, ter
wijl 'Langridge heftig protesteerde.
[Mulai Haf id. keek met zijn donlcero, doordringen-
de oogieu van don éèn naar den ara ter m*'zei (uit
de hoogte:
„Neemt zo ado drie mo». En buit zo kibbelen,
zoveel als zo willen over het feit, van wie de
scha is. Het komt or niets 'op aan, want [luji
'wordt toch van mij. - - 'Neemt, ihen na moo".
Do soldaten gehoorzaamden en Langridge en de
jongens werden weggeleid. Lex hooi geien vonderen
tegenstand; hij was verstandig genoeg om ito be
grijpen, dat alle verzet op dit oogenblik, Zaad or
eenig nut zou ziijln. I
'Zij werden nu alle drie in oen vunzig hok
opgesloten, dat blijkbaar als stal dienst had ge
daan. In oan hoek lag nog slroo.
'Langridge liet zich hierop vallen en er loorsoh-
te eenige ©ogenblikken stilzwijgen. Hot. was de man,
die het eerst Sprak on half beschaamd zei
„'Jullie kunt het mij niet kwailijk nomen, dat ik
de eenige kans benutte, die mijn loventons
leven redden kon".
„Ik heb niet gtjhoord, dat u over ons loven
sprak", zei Dick op bitteren toon. „In o'k geval
was het een lage sireek".
„Het splijt j(>| toch niet van het gehl?" vroeg
Langridge/ b
„Natuurlijk wel", riep' Dick boos uit. „U wed
heel goed, dat het niet voor onszelf is, maar 'voor
vader. W'ij kiumcin den losprijs niet beialen we
kunnen vaders leven niet redden zonllor dat geld
en nu hebt u ons bestolen".
'„De schat is er missejhlen niet eaas ik (heb
er nooit veel geloof aan gehocjht", mompelde de
man. j
„Blaar waarom zei u het dan?"
„Omdat het in elk geval tijd wintBegrijp
j.te dan niet, dat ik anders at 'ter dood gebracht
ZiOu zijn?"
(„U hebt vader dus verraden om uzieH to ,rckL
Kkitimaar dat zal niet gebeuren".
Er kwam plotseling een Vastberaden uitdrukking
■op Dick's gezicht en Slijt ging voort:
„Het zuil niet zoo gemakkelijk gaan, ons geheim
te verraden Kom, Lex, hielp eons"'.
Dick had zie,li nu op Lansgridge geworpen en
geholpen, door rijn broertje begon blij mijn
zakken te doorzoeken.
Daar do man niet op een overval verdacht was.
liet -dj zic|h overrompelen en het mocht üick ge
lukken te vinden, wat h'ij zocht.
Triomfantelijk hield 'h'ij hot papier iti de hoogte,
.waar het opsdlirift van den steen op was (overge
schreven. En hij riep uit:
„Zeg „Mulai Haf id nu maar, waar de schat ver
borgen is als u kunt".
De man was doodsbleek en er stond weer lean
afschuwelijke doodsangst op zijn gezicht te lezen.
„Geef geef het mij terug", hijgde lidj met
iheosdhe stem.
„Het teven van onzen _guler is ons moer'waard
dan dat van oen verrader", zei Dicfc ferm'.
Ja hebt er toch niets aan. Ik zal {hun-/-eggen,
waar het papier is en Ze zullen (liet j° (afnemen",
dreigdo Langridge
„Onmogelijk", riep Dick uit. „Ik zal het ver
nietigen".
„Deat zou liet werk van een krankzinnige zijn
je zoudt er zelf den s'eutel van liet geheim door
verliezen". i
„We zullen het eerst allebei uit ons .hoofd loe
ren", stelde Dick liern gerust. „Ilot h niet voel".
„Ze zullen je pijnigen, om achter het geheim
te 'konten, als ik jullie aanklaag".
.Blisschien 'zeggen wij het hun uit om zelf wel
als we onze voorwaarden gesteld bobben", zei
de oudste jongen, die iniet van zijd stuk te bren
gen was. i
Hij ging nu zitten, Lex kwami muist hom en sa
men bestudeerden zij1 het papier.
Do man schoen der wanhoop nabij te zijn. Doen
der jongens was van plan Langridge ter dool te
laten brengen. Zij wilden Lot voorwaarde stollen,
dat hem genade verleend werd, maar niemand dan
de man zelf wist, aan welk een dun draadje zijn
ldvlen hing en va.n hoeveel gewicht het" bezit van
liet geheim voor hem geweest was
Na een lang stil/.wlj'gon begon Langridge weer
to spreken. Zijn stem en toon waren nu geheel
veranderd, terwijl h'ij langzaam zei
„Ik geloof, da,t ik hot iniet langer verzwijgen1
moet. liet is iets, dat ik om verschillende redenen
nog wat geheim [had willen London, maar ik zal Lol
jullie nu toch maat' vertellen. Zoover ,iuot mijl be
treft, zal ik Mij zlijn
,„\Yat is het dan?" vroeg Dick nieuwsgierig.
„Kunnon jullie het niet raden?"
„Natuurlijk miet". 1
„Nu dan ik bon je Vader".
HOOFDSTUK XIV.
Dick en Lex waren eenige oogenblikken als
met stomheid geslagen. Eindelijk bracht de oudste
•er stamelend uit:
„BV wilt u hot (het n nog
eens zeggen? Ik k ka|n 't n niet
gel o oven". I
„Is het dan zoo moeilijk in mij je vader te
zien?" vroeg do man, dien do jongens Langridge
genoemd hadden, Op teleurgesteld en toon.
„Nee, o nee. Dat is bet niet", 'protesteerde
Dick 'heftig, ,,'tls alleen maar o, jhet is zoo'n
vrceselijk groote verrassing voor ons".
„Waarom hebt u jhot ons niet eerder dadelijk
verteld?" vroeg Lex nu, ontdaan. „,U moet toch
hebben begrepen
„'Ja, natuurlijk begreep ik het dadelijk. Maar ik
hail verscheidene redenen om voorloopig to zwij.
/gen. Ik kan die nu 'niet allemaal uitloggen. Boven
dien je zon de .voornaamste tooh niet foo
grijpen", j
„We zouden het kunnen probeeren", zei Dick
overredend.
„lk wilde, dat jullie ter wille van mij zelf van
'me ging houden voor je de waarjieid vernam".
Do man sprak langzaam en ging aarzelend voort:
„Dok wilde ik, dat eb jullie zelf den
schat Zoudt vinden, als (hij daar ten minste is".
„U dacht zeker, dat we -teleurgesteld zouden
zijn, als weihem niet vonden na al onze moeite",
veronderstelde Dick.
„Ja, dat dacht ik".
Wordt vt,, volgd).
i