Schiedamsche Courant. iileeo oj teeie «en lm let verleer noüoeie ral zjji DE WOLKEN DE WOELIGE STAL Ondör ernstige verdenking. -s##* P§ merïtijgen, H. O- O. 1 J SCHIEDAMSCHE COURANT TWEEDE BLAD Zaterdag 0 Moi 1981 No. 19720. In tiksclirift Jack London, do ©cns alom verslonden Amerikaans alien auteur, die "naar mijn moe' ning helaas te spoedig in liet vergeetboek is geraakt,' onthult in één van zijn hoeken het feit, dat hij z'n zoovool-duizetód woor den per dag oen vaste portie dadelijk op do schrijfmachine tikte Ik bewerkte, toen ik dat las, zelf reeds jarön, en niet geheel zonder vaardigheid, dat moderne schrijfgereedschap, maar ik stond er ver steld van! Dat was dom, althans o'nwetend van mij, want zeer velen schrijven hun geestes producten dirokt in tiksclirift, en jo merkt er niets vain... Maar toch: ik vond hot griezelig. En: 'nu schroef ik zelf nog wel „op de machine". IIoo moest iomaind, die oen type writer als een uitvinding dos duivels be schouwt, dan wel slaaln tegeinover geestes- pro'dukton, op dat ding gerikketikt? Lezer, denk 'niet, dat het er niets toe doet. iW,el degelijk maakt hot onderscheid, als men, zooals de Chinees, in rustige con templatie verzonken, met hot subtiele pen seeltje de fijne woordbeelden van dat toe kenschrift stuk voor stuk opbouwt; mot een wolvershoden galnzepen in fraaio krul letters regel aan regel rijgt ia weiverzorg den traint; met een Parker-pcn haastig ou niet al te zeer lottonld! op schoonheid of leesbaarheid: des sdhrdtuurs, over de vel letjes ongelijnd kopij-polpier glijdt, of, ten slotte, te midden van zoemelnda machines, stemmengegons, rinkelende telefonen, gil lende claxons buiten het openstaande raam en druk beweeg om zich lioön, z'n ge dachten luit do schrijfmachine op h'et pa pier tikt... f Gevoelig wazon als de mefaseh is, On dergaat hij zonder den minsten twijfel den invloed valn al deze materieelo buite'n-ho- dcn. Eln' het kaïn niet anders, of dat moet zich mahifestooren in de godadhtóngang van iden schrijVer dn zidh materialiseerea in zijn stijl en ddn vorm valn hetgeen hij schrijft. I Ik zeide het reeds: dat direkt-opde-ma chine schrijven leek, en lijkt m", zelfs th'ahs Inog ©en weinig griezelig. Ik gevoel nog steeds Voor het loopenjde handschrift, ik zie nog steeds met innerlijke voldoening zich don tros mijner woprden^p hot papier tot zinnen aaneenrijgen, ik lees nog graag m'n zolf-geschrewn kopij, over, voor zij naar do redactie valn dit blad gaat, of voor ik het, om der wille van do duidelijkheid en het gemak, overtik. Maar toegegeven moet worded, dat er in die tikherij zelf toch wel Wat dient te ziften. In de eerste plaatsde vermoeide geest vermag niet meer een stevig hand schrift te produce eren en het gezicht va'n een vermoeid eigen-schrift werkt verder deprimeorond. iWjo kalm op de macliine tikt, krijgt altijd hetzelfde koele en Mare lettor- beeld, dat op die wijze toch ook- zijn be koring hoeft. En daln: hot is,,mogplijk door oefening ©en zoodanige vaardigheid op de machine te krijgen, dat hot schrijve® vrijwel volmaakt als reflexbeweging op de impul sen van dein geest zal gaain verloopen. Een goede vrijwel goruischlooze en soepelloo- pende macliine zal da'n een nóg verdere verlichting valn den schrijfrboiil kunnen ge ven, zoodat de, toch reeds zoozeer in beslag genomen geest, inög minder energie heeft te verspillen aaln andere zaken dan het uitsluitende doel: geestelijk goede goe deren voort'to brengen. En het tiksclirift zou oin-persoo'nlijk! zijn? Dat zegt slechts hij, die het niet kent; de verscheidenheid valn schrijfmacPuinomerken, het groote verschil in dikwijzen, indeeling en 'netheid valn schrift, ja zelfs eigendom- melijke fouten valn dezen of genen doen voor hem, die ©r veel mee omgaat, het tik sclirift vrijkvel eenzelfde persoonlijkheid krij gen als het geschreven schrift. Dat, onder ons geztogd, soms zóóveel aan „persoonlijk heid" heeft, dat de leesbaarheid er wel ©ons voor op do vlucht slaat! En gaat het niet, op de machine samen hangend te tikkeln? Lezer, het oordeel is aan U; dit is mij'a eersteling, zóó valn do likmachine... Senecial Junior. Humor. - Ontwikkeling. - Ontspanning. XI. VAN DEN VOS REINAERDE. „Willem, di© den ,jMaidoiQ" maeikte" Zo© begint het Middeleeuwscj'n© direntepos, het heldendicht van den vos cm alles, wat wïj van Willem, don dichter van het kunstwerk, weten, is, dat nóg eau helden dicht, met name ,,'Madoo", door hem' is geschreven, dat, jhclaas, verloren is ge gaan. Het is een hfcelo eer voor den vos, dat men hom zoo'n sluwheid ©n handigheid .toeschrijft on omdat hij Zoo'a brutaV re kel ia, die zich' altijd uit" den penibels ten -toestand weot te redden, hoeft Mij altijd een stroopjo hij mij voor gehad. Daarom verafschuw ik den vossenjacht nog méér dan allo ander© soorten jacht-,,vermaak" en mijh Sympathie is dan ook noot bij ja gers en meute, maar bij den opgejaagd en vos, die ik in één s"ag all» kippondtefslaiieln vergeef, want oen vos is hemd-arden ma'en zeldzamer ©n interessanter dajn zijn slacht offer, do kip. Ik herinner mij, hoe wij ©enig© jaren ge leden ia do sneeuw hij Baarn vossen-sporen vionden, die naar hlet dcumenbosch Moerden en het was m'ij, alsof ik hem als een rood- oranjo Vlok over de sneeuw zag schuivefi; zich' verbergend Moor dein boschwachier, loerend op ©en velto patrijs. De vos geeft aan onze bosschen nog om geheimzinnig, rcofdior-achiig aspect, maar iedere vos die gedood wordt kan de laatste ziijn. Dal men in oen dierentuin de dieren ten- Loiomstelt, .volar een belangstellend publiek, is een cultureel belang, daar ons, bêochJaf- den, geen andere weg openstaat om met liem kennis to makon, want de natuur drin gen wlij hoe langer hoo moor terug naar vor-vcuwijderdo stonken. Maar hot deed m|r) leed, om mijn ouden vriend Reinaerd, onder dan raak van Arn hem, gevangen te moeten zien in ©em gazon kpoi, die aan don rand van hot diorenwaud staat, cm dat louter ©a alleen uit vreemd© liefhebberij van hom, die het dier daar levend gevangen houdt. Ik lieh den vos, oan hijzonder groot, maar door gevansgensohap vervaald en gedege nereerd exemplaar, gezien, toen liij zich onbespied waande, en ik zag h'oe hij! zidh steeds wondend, en koerend di'ocm en weer liep in ziijn tóaoj, altijd maar hoon en weer, den klop in nameloos verlangen gericht naar de stake hoog© dmnebtoiomein, wolk© in zfija onmiiddellijko omgeving en tóch onbe reikbaar waren. Een Tantalus-kwelling vtoor het wilde dier, temeer, waiar de kippen van züjln cipier om zlijn hok fladderen Die kwdling is scburdalüjTc on onverdiend. Ik weet, dat hij synode ijk is, althans in onze bekrompen monskaheneiogan. Dat redhtvaardigt om kogetl, maar géén levenslang© govangdnsdhap, die a 11'en re delijken grond mist, iteintjo, ik wensdh' je van harte ©ön slpoedigan dood. (Nadruk verboden). II. KL Door II. J.' P. H.- In café Polen zat Meijer met ©en zij ner zakenkennissen genoeglijk een bittertje voor het ctcu to drinken, toen hij zijn vriend Meier zag binnen komen en liom mot wijden armzwaai wenkte hij hem te komen zitten, om te doelen in hun voor- middagtafelijke geneugten. „Middag lieercn... ik stoor toch niet?" vroeg Meier, na zijn hoed en jas aam ©en kapstok opgehangen te hebben. „Sloren? heclemaal niet, we hadden het zoo juist over do voedende waaide van paartlenvlcesch als volksvocdsojj" „Nog al oen onschuldig oi.idcnverp," meende Meier, „zoolang het ten miin&te onder hot volk blijft." „Dat moet je niet zeggen, Meier," kwam Meyer daar terstond tegen op. „Meiboom hier vertelde me net, dat ze het tegen woordig zoo kunnen toebereiden, dat jo goen verschil mot anler vlecsch leunt proe ven. llij heeft hot zelf laatst gegeten en hij kon er..." „Toch niet hier in Polen?" viol Meier zijn vriend verschrikt in de roile. „Daln eet ik hier nooit moer, al is <to keukon liior ook nog zoo goed naar mijn zin." „Nee, maak jo 'niet ongerust... bij hem thuis...zijn huishoudster had het voor hem klaar gemaakt, zonder dat hij hot wist en hij moest toegeven, dal het hom uitstekend gesmaakt had." „Ik zou liet moeten zien, voordat ik hot geloofd©," bromide Meier. Meyer haalde do schouders op on be gon over wat anders. Een kwartier later giing Meyer naar huis Zijn vrouw wachtte hem mot het eten en hij kwam niet graag te laat. De heide andeicn hieven nog een poosje praten en haddon blijkbaar veel pret in wat ze sa men besmoesden. Een paar dagen later kreeg Meier eon uitnoodiging van Meiboom om dan vol genden. Zondag bij hem lo komen ©ten. En toen hij 's middags uit kantoor komend, Meyer ontmoette, hoorde hij van hom, dat ook hij bij Meiboom ten ©ten was ge vraagd. Meier zei niets, maar trok hij dat bericht een bedenkelijk gezicht. Hot was hem opeens, alsof hij den weeïg zoeten geur van een paardonslagerij rook en hij rilde hij do gedachte aan het donker- loodo vlecsch mot het fel gele vet. „Iloe komt die kerel erbij om mij ten ©ten te vragen?" bromde hij. „Och," zei Meyer, „hij vroeg mij ton 8 eten, omdat hij kort geleden jarig is ge weest en toen zei ik hem, dat ik moei lijk kon, omdat ik met jou had afge sproken, en toon zei hij dadelijk: „Nou, komen jullie dan samen. Daar was niet voel tegen iu te brengen, wel?" „Ilm. Enfin... dan zal ik maar ko-mon," mompelde Meier en dacht er achteraan: Och, 'r kan me niet erger gebeuren, da'n dat ik mijn maag moet laten uitpompen; maar dat zal wel niet' noodig zijn.een flinke borrel zal er ook wd tegen helpen. Zondagmiddag zes uur. Do tafel stond keurig gedokt voor drie personen en om vijf minuten over zes sen, ze zouden om half zeveu beginnen, stapten Meyer en Meier bij Mo.boom bin- ncri. Meier was een beetje bleek om zijn mond. Na een borrel gingen ze aan tafel. Maar hot gesprek wilde niet zoo goed vlotten, ten minste niet van don kant van Meier, die anders aardig aan den gang kon blij ven. Ilij meende een ongewone spanning lo ontdekken op liet gezicht van zijn beide konnisan, die zoo vurig don lof van paar- denvleesch gezongan hadden. Do soep werd opgediend. Die rook voortreffelijk, vond Meier. Maar toch, voordat hij zijn lepel erin slak, koek hij tersluiks naar het gezicht zijner dischgenootön., Maar beiden begon nen terstond met veel smaak te lepelen en mét den moed der wanhoop proefde Meier den eersten lepel. Keurig. Dat moest liij in stilte bekennen. Je zou zweren, dal het kippensoep was. Ilij smakte zachtjes met zijn tong tegen liet verbe- melie, alsof hij bezig was een glas wijn te proeven en at ton slotte zijn soep op. Dan kwamen er vlocsclischelpjes, die et kostelijk uitzagen. Maar... Meier dronk met volle teugen zijn eerste glas wij'nloog, om zich wat mood in te drinken. Dan draaide hij voorzichtig met het uiterste puntje van zijn vork iodor stukje van het vlecsch twee-, driemaal om, eerdat hij het - ^ngde het in zijn mond te steken. uang/aam... heel voorzichtig at hij zijn schelpje leeg. Gok, dat het toch zoo- goed smaakte 1 „"Maar Meier, wat bon je toch stil, kerel... smaakt het je soms niet?" vroeg Meiboom hartelijk. „Kom, drink nog eens, man, wo zijn hier met jongelui onder elkaar en je vrouw ziet hot toch niet." Meier glimlachte zuurtjes om die toe speling op den pantoffel zijner vrouw, dia niet zoo groot was, als zijn vrienden al tijd meenden to moeten veronderstellen, en dronk zijn glas in een teug leeg. Dat deed hem goed. „Och... hoe kom jo daarbij... het smaakt me best... maar..." Angstig gluurde hot slachtoffer naar den vkeschschotcl, dien do huishoudster juist met het onschuldigste gezicht ter wereld binnen bracht. „Och, alles is iu het leven loch op slot van zaken maar gewoonte... net zoo als jo het neemt," dacht Meier en ham mot doodsverachting cenige plakjes vlecsch op zijn hord. „Maar als ze hot mij vroegen, dan had ik toch' maar liever een lekker stukje ossenhaas 1" Ten slotte kwam er kip mol compote VOOR KLEINEREN. j j 1'. Men noemt mij ©en insect/'- I Maar keer ja m'ij ©ons dm!,"' Dan zul jo zie®, dat ik Als knaagdier weder kon». 2. Kies uit el der onderstaande zinnen één woord, maar doe dit zoo, dat deze woorden jn dezelfde Volgorde genomen, ©en, bekend &'pireokwqcird vormen. iWeet je wd, dat jo een kwartier t© laat I bent? i I flr was een ongeluk met do tram. iZioo komt h'et, dat wij -vertraging hladden. Met liep neg goed af, al had ik ihlet jaaoit I gedacht. 'Alleen was do weg ©an rijd versperd. 3. Verborgen -meisjes- en jongensnamen'. Eet jo graag kaas of iels anders .op j'o IA* terham? - Ilad je jo pet er met opzet laten liggcin? Gélukkig, dat do Visclh! eindelijk toebeet. Moet je twee ©f drie opstellen maken in d© 1 vacantia? (3) r4. Ik doe m'ijn werk in donker En ben een, scha ad'.lijk dier, En als je m'in jo goed hebt, i Doe ik je gaan p'ez'ier. j 1 Want red kan ik vernielen, 'Al hen ik maar heel klolin, Nooit zal ik in eön kleerkast Aan iemand welkom zlijn. dqar C. E-. DE LILLE HOG ER WAARD. HJB De wind jaagt met ©én vaartje De wolken langs do lutobf. Blij: zwiept ze -voort, steeds harder, Zij ijlen zich geducht. Nu eons z'ijn hot net bergen, •Geheel bedekt met sneeuw, Dan weer zijn 't lange manen, Een kop juist van een I-eeuw. Soms ook een heel oud .vrouwtje, In omslagdoek gehuld, ,0f zélfs cea groote mand, dj-' Mot bloemen is goyuld. Waar gaan toch' al die wolkan^ Die wolken wel naar toe? En zlijn van 't harde loidpon Die wolken da® nooit moe? Zoo denkt ecin Hein© jongen, I Wiens bed voor' t venster staat En züjn voiboefding telkens Op.iieuw weer werken laat. Maar cind'ïijfc wordt lilij slaalp'rig, Zijla oogjes va Ion dicht, En 'tduiurt niet lang, of 't ventje Dat sluimert. Zijl gezicht' I Kijkt ia den droom glimlachend Naar al die wolkenpiacht, - JferwüJl hot zil'vren maantje 1 1 i Steeds ihoiudt getrouw d© wacht', li 'I Slaap lekker, aardig baasje^ - I Zoo f-uistert zacht de maan, En Wijf maar in jo droom o® Do wolken gadeslaan. i 1 I Zij widen steeds veralnd'reni i j En löcpcin haastig weg, j Maar ik Wijf Mjf je, -vindt je i Dat niet h'odl prettig, 2)eg? 1i ii De kleine, kleine jongen 1 1 Knikt 't maantje dankbaar toe En in het land der drojomen, Is blij nipt langer moe. (Nadruk verbóden). VAN DE HSP No. 19 BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 9 MEI 1931 door i C. E. DE LILLE IIOGERWAARD. 10) HOOFDSTUK IX. Zwart j as is weg. i Torw'ijl „de groeten" bijna dagelijks met de jeugdige bewoners van On.s Zonnehuis „Indiaantje" speelden «n daarbij uitgedost naren in dp klou- rigste veeren-pakken, welke door bun hand-go moe ders van oude lappen on do door Kees verzamelde kippon-veoren in elkaar gezet waren, zochten „de kleintjes" het meer iirr de nabijheid van mooier. Zij speelden veel in den turn of voor in (het bc-sch err waren de besto maatjes met Zwartjes, die met haar aardige, aamhahgo poesen maniertjes steeds hun gezo'scihap zocht. ,,'t Lijkt wol een hemdje, zoo trouw is Zwartjas", ivond moeder. ,,'i Is een snoesje", zeiden Bert en Blesje. Dikwijs drukte Bert do poes stijf togen zich aan en vertelde haar allerlei- van Flapje, die do reis a's „stekeltje" in dein koffer meegemaakt had, van het hobbelpaard, dat to greet gcwocst was voor do Woéigo Stal en nog voel moer. En a's Bert cindel'ijl'c niets moer he 'vertellen wist, riep Lïesjo eensklaps uit: „Zwartjas heeft dorst". Poes knipoogde eens tegen bot Hein© vrouwtje, dat onmiddellijk opsprong om bij' moedor wat melk ndau poesesehlo-lol to gaan llralon. (Zwartjas had het best hij do tijdétijlko bewoners Van do Woelige Stal. Z'ij had licolemaal niet te klagen override verandering. Maar op con morgen, was Zwartjas weg. Da kin deren zochten haar dp allo mogelijk© en on- mogo'iijko plaatsan, dotalii hoo ij'verig ze ook in alle hoekjes en gaatjes keken, nergens konden z'ij oen spoor Van haar ontdokken. En don vorigen avond lmd Jij toch inog zoo lekker haar schoteltje indik leeggedronken. „Zou zo weggolaopcn ziijn, moedor?" vroeg Bert en rijn onderlip tnld© - verraderlijk. „Honger kan zo niot gehad hobheu", zei Dof en or was niomand, di© bom togonSpirak. „Eu we z'ijn a'tijd lief voor haar geweest", voeg de Tiny er aan too. „Gaan jullie m'u maar doen, wat jo van plan was", zei moeder eindelijk. ,jklleb zoo'n voorge voel, dat ik Zwartjas ergons dp oen verborgen ([lekje ontdokken zal, als het Sreoi' stil in huisds". Nu, dien raad zouden zo dan maar öpvo'gon. Do vier groolen gingen naar do van dar Doosjes om indiaantje te solden on d ©kloinijcs gingen, in don tuin. Na een half uurtje kwam Bert ©ctns jhool behoed zaam Binnen. Zqu moeder Zwartjes gevonden hebben? Bert kon moeder nergens ontdokken; rij was iniot in do zitkamer, niet in de bouifoon ©m Ét [geen enkel© slaapkamer. Ook -met in do badkamer. Maar waar was moeder dan wol? Eindcrijk riep Bert onder aan do zoldertrap: i „Moeder, Mio© dor". In liet Volgend oogonblik zag bij moeders hoofd bo-ven zich on hoordo 'hij tiaar zoggen: „Als jo beloioift hoal zadhijes te doen, mag ja even konnon küjk'on". I Nu, dat wilde Bert natuurlijk wd beloven. 1 Op zlijn teonen hop lilij do trap op. Bij y*te fob- vensle trede stond moeder tan al op te vachten, nam hem Mj oan hand on leidde hnom mar ©en donker hoekje. Bert's cogon mocsibn oe-st ©vcm am d© duister nis wennen, maar toon blij boter zien kon, ont snapte hem bijna oon kroot van vreugde. Menders waarschuwende vinger dood h-em echter zlijn hp- pen srij'f op elkaar klemmen, want daar in iocn mandje lag Zwartjas motoan paar kleintjes. „Er rijn er drie", fluisterde moeder. ,/Twoei zwartjes als do moedor ©a ©an grijsjo, net een tijgertje." i liet duurde niet lang, of Bert zag ze alle drie. „Wat een smoesjes, hé moeder" Henk liet bo iwanderetnd, „Zouden ze ons -ook zien?" „Neo, jonge poesjes zlijn 'evenals jonge hondjes do eerste dagen v-aa li'um loven blind", antwcioirdd© moeder. Bert keok ©ven bedrukt, maar moeder vera©- korde hem, dat het li-eusdi niets org was. „Wat zal Zwartjas blij rijn met Inaar kindertjes", kon Bert niot nalaten to zoggen. „Dat gelocif ik ook", zol mooter. .(Jknoir lilaar eens spinmein. J© mag Liosjo wol ©van halen dm haar do kleine poesjes t© laten z|©a". Even later kwamen Bart on Liasj© hand aan hand on Op ilium loenon toopand, do zoldertrap ic|p. Ook Liosjo was in do wolkon over do klein© poesjes ©n zou zo ©vona's Bert het liefst even opgenomen en geknuffeld bobben. Maar dat mocht natuurlijk niet. Zo waren nog zoo teer. „En nu gaan jullie woor zioot buiten spoten'1 zei moeder. „Zwartjas ia het liefst met haar kin dertjes a'leen", V Toon „do groeten" tegen twaalf uur thuis kwa- «nieai, stonden Bert en Biesje al dp don uitkijk. 10, wat verlangden züj er naar hun broertjes en zusjes het prettige nieuws moe ite ttoo'on. DER ««■■■■■■■■BEMaK ui i^—ua» -SSSS i KI NDER-BLAD

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5