Kreeg hfj nu nag een pluimpje? Een pluimpje terwijl hij een geweldig standje verwacht en verdiend had. Dat viel geducht mee. „K3jk eens hier" ,ging de burgemeester voort. „Je hadt dat natuurlijk niet moeten daan". IHee, meneer" /.el de jongen. De burgemeester (had gelijk. „Jammer", dacht Hans, „dat ik dat niet eerder bedacht heb". ,',Maar vertel me t^u. eens, waarom je hbt cleedt?" i ^Eigenlijk nergens om, meneer". „Alleen uit baldadigheid dus". ,,Ja, meneer", gai' Hans beschaamd toe. „Dat zal 't wel geweest ziijn", ,,1-Ieb je er veel plezier van gehad?" ..Nee, meneer, niets dan narigheid", ,,'Zoo. En denk je, dat boer Japiks er plezier Van gehad heeft?" j,Nee, natuurlijk niet, meneer". Jiïet js nog buitengewoon goed afgeloopen"„ ging de burgemeester voort- „We mogen van geluk spreken, dat een boer, die een heel eind verder woont, de koe opgevangen en dan veldwachter gewaarschuwd heeft. Heb je er wel over nage dacht, wat ex gebeurd zou zSjln, a's de koe niet op gevangen was?" ^Niet veel, meneer", bekende Hans! eerlijk. „Nu, clan zullen we ons daar samen eens in verdiepen. Haar eerst wil ik je nog vertellen, dat boer Japiks het heelema'al niet breed heeft: oen klein stukje land om te bebouwen en een klein weitje met één koe. Het Wad natuurlijk heel goed kunnen geburen, dat de koe op haar vlucht onder een auto ,o£ trein gekomen en bijgevolg verongelukt was. Denk je eens even in het groote geldelijke verlies, dat de b'oer dan en dat geheel door jouw schuld geleden zou hebben, om van de gehechtheid Van tot arme boertje aan Zijn eenige kcie nog niet eens te spreken. Zooals ik zei, het ziou een enorme schadepost voor hem betee- kenen en hit, ziijn vrouw en zijn kinderen hebben heusch niet Veel te verliezen. Ze bezitten toch al niet meer dan liet hoognoodige". ,;M-maar daar heb' ik heelemaul niet aan ge dacht" ,riep Hans ontsteld uit. „Neen, dat geloof ik wel", Zei de burgemeester. „Je hebt aan dit alles natuurlijk niet gedacht, maar daarom bestond die kans toch! zeer zeker. Ik geloof, dat je nu niet meer zoo ondoordacht Zou zijn. is het wel?" „Nee, meneer", antwoordde Hans en hij keek den burgemeester lieel open aan. ,yGoed. Maar je begrijpt toch Zeker wel, dat ik boo iets niet .ongestraft mag laten ,jN-nee, meneer", klonk liet weer. Hans voelde, dat hij Zijn straf wat die dan ook zijn mocht. verdiend had en zag in gedachten den inhpud van ziijn spaarpot reeds! als boete Verdwijnen „jEn nu 'heb ik er eens ernstig oiver nagedacht, wat die straf ziijn zal", ging de burgemeester voort. Vol spanning keek Hans hem aan, berid elk offer, dat van hem gevraagd werd, te brengen, „Ik ben dan tot de overtuiging gekomen", klonk het uit den mond van den burgemeester, „dat er iemand aangesteld moet worden om te Zorgen, dat baldadige jongens niet weer het hek van boer JaplikS open Zetten". Hans .knikte. Wat Zou er volgen en wat zou nu Zijn straf -zijn? „En nu had ik gedacht......" jjDsaar komt (bet' j zei Hans in zichzelf. ,',dat ik jou, Hans Verhuist, met dit baantje belasten moest". Even keek H,ans den burgemeester tegenover hem onderzoekend aan. Hield hij hem voor den mal? Maar neen, zijn gezicht sfond heel ernstig. Hij meende bet dus werkelijk. De burgemeester, die wel begreep', wat er op dit ogenblik in den jongen omging, gaf hem raven tijd om aan dit onverwachte denkbeeld to wonnen en vroeg na eenige oogenhlikk'en ,jNu Hans, wil je je daarfoie verbinden en laten we zieggengedurende een jaar al het molge^ike in (het werk stellen om te voorkomen, dat het hek door ondeugende jongens! opengezet wordt?" I „'Ja, mener, heel graag", antwoordde Hans uil den grond van Zijn hart. ,(Gc»ed, Dan mag je nu na,ar huis gaan. Hier, neem nog maar wat appelen mee. Een jongensmaag kan daiar wel tegen". En hij gaf hem zoovel appelen, als hij' maar in zijn zakken bergen kon. Bii- dat alles zoo goed afliep!, bedankte Hans den burgemeester hartelijk Voor Zijn gulheid, hem stellig belovend, zich heel ijverig Van Zijn taak te kwijten. Vader, moeder, de broertjes! ien da vriendjes toonden zich niet wejnig verbaasd, toiem Zijl hot verslag van Hans' bez'aeik aan den burgemeester hoorden. De jongens waren het er geheel over eetus, dat de nieuwe burgemeester een „reuzie>-burgein,eesteil'1' was. Hans bewaakte van af dit «ogenblik hlet hek Van boer Japiks met trouw en toewijding. Het was wel niet naast de deur, maar Zijn fiets en Zijn benen brachten hem er menigmaal heen. Natuurlijk duurde het niet lang, of alle jongens wisten, welk gewichtig ambt Hans bekleedde en de enkele belhamel, die het wagen zjoua aan het 'hek te komen, kreeg met Hans en Zijn vrienden het waren er heel wat te doen. Henk en Jaap benoemden Zichzelf tot adjudan ten en losten hun vriend gaamra eens af, als hij veel huiswerk had en geen inspectie-tocht naar het hek van b'oer Japiks ondernemen kon. Toen er een jaar verloop en was <en Hans en Zijn vriendjes naar de H. B. S. in de naburige stad gingen, was er geen jongen in het dorpi, die het. in ziijn b'ol kreeg (hiet hok van boer Japiks!, dat ze in de wandeling ook wel „het hek van Haais" noemden, open te zetten. 'tWas of Zijl allen vrij willig een verbond hadden om het te bewaken. De nieuwe burgemeester kreeg niet één klacht. (Nadruk verboden). HE1E^ Wat lag je stil in zonnegloed, Verspreide je ©en geuren zoet. En dan je tinten, wondermooi, 1 Oneind'ge hei in Zomertooi. Wat Voelen wij ons goed en warm, Wij tiit de stad Zijn o, zoo arm. Wij kennen Zomerweelde niet. Voor, hei, men jou in d' oogen ziet. Wat ava ren we als kindors' blijl Met zoo een enkel bosje liiei, Dat meegevoerd werd uit het oord, 'tWelk ziet je weel den .ongestoord. i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 9