Vogeltjes in den winter
laten (laid, deed zij oom Leo verslag van z'ja be
doek. Daarop begaf Zij zich naai de ziekenkamer,
ging rustig voor Lel bed van den jougdiapn patiënt
ziitten en nam nu en dan züjia 'hand in da Jt.iro.
Het trof haar daarbij', dat Jaap' rus'igar werd.
zioodra- h'ij 8iaar band-voelde, tot Lij plotseling'
verschrikt overeind, kwam en uitriep:
„Ik ben geen lafaard, moeder".
Tante Rita begreep, dat Jaap in zfjij: boorlk-
visioenen meende zijn eigen moeder aan z'jn bed
to zien en daar dit denkbeeld hem wellicht tot
kalmte brengen zou, liet zij' hem in dien waan. Zij
antwoordde dan ook onmiddellijk:
„Nee, m'n jongen, dat voet ik wel".
Haar Jaap scheen liaar niet to verstaan, want
opnieuw riep bijl uit
„Ik ben geen lafaard, moeder. Zegt u toch aan
Paula, dat ik geen lafaard ben".
„Ik zal het doen, m'n jongen", klonk hot gerust
stellend. Ook dit schoen Jaap niet to verstaan,
want hij riep voor de derde maal uit:
„Ik ben geen lafaard, mooier".
„Je bent een held, Jaap. Je hebt een arm poosje
het leven gered", zei tante Rita nu.
Maar op Jaap, die onder normale omstandig
heden zeker niet ongevoelig geweest zou zijn voor
dit woord, scheen die lof geen vat te hebben.
Tante had hem weer onder dp dekens gelegd
en h ij'scheen in to dommelen.
Plotseling veerde hij' echter opnieuw op en riep
verschrikt uit: „Het schrift. O, liet sdhrift. Ut* 1 gt
niet in hot water. Het is weg, Het is heelemaa!
weg".
„Het schrift is gevonden, Jaap", haastte "tante
Rita te zeggen, doch haar woorden schenen niet
tot den armen jongen door te dringen.
„Ik ik heb net niet, O, wat is het water
koud. Het schrift ligt er-niet in".
Nadat tante Rita hem opnieuw onder do dekens
gelegd had en eon kond voorwerp- tegen zijn voor
hoofd hield, scheen de jongen wat kalmer te
worden.
Op dit oogenblik kwam oom Leo eens naar
den patiënt kijken en na op fluisterenden, loon ceni-
ge woorden met tante Rita gewisseld te hebben
ging hij heen om ij's te halen.
Gelukkig kon hij dit spoedig bemachtigen en
toen tante Rita eau Zakje met ijs op liet voorhoofd
vim den patiënt gelegd had, werd hij werkelijk
rustiger eu viel hij' zelfs in slaap.
Toch week tante Rita gaen oogenblik van zijn
bed en woerd iiaar dien middag liet eten door oom
Leo en Pim boven gebracht.
Pim ischrikte '-erg toen hljjl 'boorde, hoe ziek
zijn neefje was en fluisterde Zijn moeder in
het oor:
„Vertelt u hem, als hij' wakker wordt, vooral
moeder, dat Paula het schrift gevonden heeft".
„Ja, jongen, ik hoop, dat liij liet begrijpen zal",
antwoordde mevrouw van Gangelen ernstig en in
gedachte voegde Zij er aan toe:
„En dat hij niet heengaat zonder bet begrepen
te hebben".
Toen dokter Rozen dien avond kwam, was
Mj echter tevreden en ging tante Rita met meer
hoelp den nacht in, dan Zij in de laatste uren ge
koesterd had.
Oom Leo had echter al zijn overredingskracht
noodig om haar te bewegen een paar uren rust te
nemen. Hij zou haar aan het ziekbed vervangen en
met de belofte, dat hij haar bij de mins'e veran
dering Zou waarschuwen, besloot Zij eindelijk ©en
paar uren te gaan rusten.
HOOFDSTUK XI.
Biet erslchap'.
Nauwelijks had mevrouw van Gangelen'oen paar
uur te bed gelegen slapen kon Z.j niet toon
'er plotseling een rauwe kreet aait de ziekenkamer
k>t Ju ar doordrong.
Haastig een ochtonjas aanschietend, snelda ziïj!
naar den patiënt. Zij zag onmiddellijk, dat Jaaip ïnet
wijd opengesperde oegen rechtop in bad zat en
zijn oom heel veeel moeite had met den tongeren
jongen, die "plotseling over ongekende krachten
scheen te beschikken, in bod to ho-uden.
Daar begon Jaap weer te roepen. Tergend hard
klonk liet in de doolscho stilte van den nacht:
„Moeder, n moeder, kom toch torug. Waar bent
u'? Ik ben niet laf. Zeg hot toch' aan Paula en abe-
inaal. Het sommenschrift is terecht. Itc heb het
uit het water gehaald".
Zacht nam tante Hi'a oen hand van den armen
zieke in de hare. Vanaf dit oogenblik werd do
patiënt onmiddellijk kalmer en het Zich gowllig
onder de dekens leggen.
Tante Rita was aiet te bewogen opnieuw te
gaan rusten en zo-o bleef Zij' met oom Loot bijl
aap's bed zitten.
„Dag moeder",- fluisterde de jongen plotseling
nauw hoorbaar en or kwamen tranen in do oogen
van mevrouw van Gangelen. Zij bodwang zich ech
ter en knikte don zieke glimlachend toe. Hoe voel
rustiger ziag liffj er nu uit dan op hot oogenblik,
waarin Zij do kamer binnenkwam.
Nog jkceds hield ztij Zij'n hand vast en tot haar
groote verlichting viel do jongen eindelijk :n oen
rastigen slaap-. Vragend keken Z.jh oom on tinto
elkander aan. Ieder hoep© in de oogaft van dc an
der liet antwoord te lezen op do vraag:
„Zou dit het keerpunt in den toestand van den
patiënt Zijn?"
Uren zaten zij zoo bij Jaap's bod en 't was reeds
morgen, toen de jongen eindelijk de oogen open
deed en verwonderd vroeg
„Goeien morgen tante -en aam. lleb ik mij"
verslapen?"
„Neen jongen, het is nog vroeg", haastte Tante
Rita zich te zeggen. ,,.T-e was vannacht een beetje
ziek en daarom hebben oom en ik je gezels'shap'
gehouden". i
„En ben ik nu weer beter?" vroeg Jaap-
„Dat zal do thermometer uitwijzen", antwoordde
oom Leo, terwijl bij hot bewuste voorwerp ter
hand nam en den patiënt aanlegde.
Na tien minuten constateerde oom Leo met
groote vreugde, dat de koorts geheel verdwenen
was.
Het gezicht van tante Rita straalde.
„Dsan mag ik zeker opstaan?" vroog Jaap, als
was dit do meest natuurlijke zaak der wereld.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE 1JLLE, HOGEIIWAARB.
Pie-tepie4e-pi>enU>piet.
.Kind'ren, heer je Tsjilpen niet?
Van Ie vogels in den tuin?
KV het kopje 'n beetje schuin.
s lijd.)