Brieven uit Palestina, Rabbijn S. Ph. DE VRIES Mzn. n. KNAP GESCHREVEN door Van Jaïfa naar Jerusalem. vanen heel© slierten van kameelen. ïïcele verhuizingen, kleine scheepsladingen op hun ruggen. Als een sleep van ldeina scheepjes op het water. Voorop de hoofd geleider, liggend duttend of slapend op een ezel. En naast enkele der kameelen een drijver. Of er bovenop. En dan dei nend zoodanig, dat ge enkel van het zien al zeeziek zoudt kunnen worden. Als droo- mend «n met breede stappen schrijdt do kameel, wel statig maar verveeld, daar henen, aam den langen nek, in gebogen lijn gehouden, den smallan schaapskop vooruitdragend. Hij schijnt te philoso- plieeren. Hebt ge wel eens een kameel hard zien loopen? Of een troep dravende kameelen aanschouwd? Zelden, maar het kan u tebeurt vallen, als een kudde uw auto achter zich speurt en den weg voor u moet vrij maken. Onze philosoof kan. wel hard loopen, maar hij doet het zel den. Hij, of zijn broeder de drommodaris, kan ook een rendier zijn. Dat leert u de Bijbel immers. Sla maar eens de Rol van Esther op (Hoofdst. 8 vrs. 10 en 14). Zijn hoele houding, zijn gaan en zijn Hagen! illustreert u de Bijbel. Als zijn geleider hem zaclitkens dwingt tot liggen, ten einde hem te beladen of le ontladen, dan ziet ge, hoe Abrahams biecht de kamee len bij do bron van Charnn doet „no,ler- kniel en" (1 Moz. 24 vrs. 11). En het zadel van den kameel, waarop zijn zware vrachten worden neergevleid, is eem groot© dikke matras of bestaat uit twee zulke matrassen met een holte er tusschen. liet Ilébreeuwsche woord voor zadel en voor kussen is hetzelfde. En Rachel stopte de Teraphiem, die zij haren vader Laban had ontstolen, onder het „zadelkussen" waarop zij ging zitten (1 Moz. 31 vrs. 34). 18 Da heer Schwarz, mija gids, die mg uit Jerusalem naar Jaffa is tegemoet gezon den, onderhandelt met den koetsier van een Arabisch wagentje, dat met oen paar pittige Arabische paardjes is bespannen. 'iin naam zegt u, dat hij geen oer- Palestijn van geboorte is. Hij beeft mij in het Hebreeuwsch begroet. Niet enkel met Schalom, d.i. „Vrede" of „welkom" of „goeden dag!" Dat zou niets zeggen. Daar staat ieders long naar. Maar hij spreekt, spreekt gewoonweg Hebreeuwsch. lij zou u ook in het Duïtsch te woord kunnen staan. Of in het Jiddisch. Of evengoed in bet Hongaursch. En nu han delt hij met den Arabischan voerman -ver den prijs in het Arabisch. Dio an del gaat niet erg glad en niet heel stil. Doch hij komt tot stand. En we rijden tusschen de kameelen en de ezeltjes en. de auto's door. Niet ver. Wie zou er thans nog op een ezeltje naar Jerusalem rijden? 01 op den rug van een kameel dien laa ger. weg afleggen? En welk rechtgeaard toerist zou daarvoor een Arabisch wa gentje nemen, indien zelfs door vurige Arabische rossen getrokken? We moeten een auto hebben, zegt mij meneer Schwarz. Maar die nemen we> bier niet. Die laten we komen uit Tol-Aviv, do nieuwe Hebreeuwse!)© stad, die noord waarts leunt aan Jaffa. Bestellen wo aanstonds telefonisch. Dit wagentje is maar noodhulp tot het café, waar we intusschen aangekomen zijn. En nu vra gen we telefonisch een auto, We is ean bekende meervoudsvorm, en hier in- plaats van den derden persoon enkelvoud. Hij, mijn gids, doet het natuurlijk. Hij doet het in het Hebreeuwsch. De telefoon juffrouw verstaat hem. De garage antwoord hem in het Hebreeuwsch. De auto komt in een kwartier. Met een nummer in bet Hebreeuwsch, Eu met een Hebreeuwschen chanteur. iWe hebben niet een bede auto besteld. Slechts twee plaatsen in een auto. Die zijn te krijgen. Want er zijn zoo goed als altijd verschillende reizigers, die ook maar één of meer plaatsen willen hebban. En over Jen prijs behoeft men niet te han delen. Die is zoo ongeveer vast: 15 a 20 Piaster per plaats. Een Piaster is twaalf cent, het honderdste, van oen Pond, ook van een Palestijnsch Pond. Go moet dat alles maar weten. Wieest echter gerust, dat leert ge haast in hetzelfde, en in ieder geval in het volgende moment, nadat g© voet aan wal hebt gezet. En met een beetje bereisdheid en oplettendheid hoeft ge niet eerst door schade en schande wijs te worden. En als ge geen Hebreeuwsch kent, of lals go het niet kunt spreken, of als go het niet kimt verstaan, zult ge u ook wel redden. Kennen, spreken en verstaan zijn drie verschillende stadia voor een vreemde, in een vreemde taal. Dat wist ge allang, niet waar? Voor bet Hebreeuwsch zoudt ge dat echter in Palestina nog eens extra kunnen ervaren. En ervaren in deze volg orde: kennen-spreken-verstaan. Evenwel: over het Hebreeuwsch in het Land zullen we het nog nader hebben. Ge redt er u ook best zonder. .Wam ge kunt er terecht met Engelsch. Ook een heel eind met Duitsch. En ge kunt het zelfs treffen, dat ge Hollandsch kunt converseeren. Want er zijn ook Joden uit Nederland in Palestina. En Palestina weet dat met genoegen. Ook Polen, Russen en Hongaren randen er hun vroegere landgenooten en hooren er hun taal. En de Italiaanscho vlag zag ik wap peren van een prachtig nieuw missiege bouw in Jerusalem. Er vallen nog meer vlaggen te aanschouwen. Op dm Har- ha-Zofiem, den berg Scopus, waar de Hehreeuwscho Universiteit prijkt en de Nationale Bibliotheek, daar kunt ge in de zuilengangen van een kerk, waar non- nen-carmclieten leven en werken, op de wanden het „Onze Vader" in zeventig talon aantreffen. Niet zeventig, maar we! Vele talen gaan er door elkander door Jerusalem. En door het Paiestijnsche land. En passeeren elkander zooals ik merk op den weg van Jaffa naar Jeru salem. Spraakverwarring Neen, dat niet. Een heid ook niet. Veelkleurig mozaiek. In het algemeen en ook nog in het Joodsche leven. Nog. En waarschijnlijk nog vele jaren lang. Maar het lijkt me niet bo venmatig optimistisch te verwachten, dat er onder de Joden in afzien baren lij J ten- minsle een sterke taaleenheid bereikt zal worden. En deze zal reeds intusschen en vervolgens verder het hare doen. Onze auto vliegt ov'er liet asphalt, waar voor een tiental jaren do kameelen en do ezels nog waadden door het mulle zand. Ik heb de plaats gekregen naast den chauffeur en kan de snelheid controlee- ren. De weg is prachtig en loopt een poos door het nog vrij vlakke land tamelijk rechtlijnig. Dra echter komen de bergen ons tegemoet. Want „Jerusalem: bergen omgeven het" (Ps. 125. 2). En dan klim men we en dalen we over het sorpertino- pad en nemen wo wel behoedzaam de bochten, en zie ik in die bochten dm weg zóó liggen, dat ik me soms moet afvragen, of we in het Oude Land der Vaderen reizen, af dat we ons soms op een wielerbaan bevinden. De chauffeur ver staat zijn vak. Ik kan het ook algemeen en in het meervoud zeggen. Want ik heb gelegenheid genoeg gehad, deze vakken nis op de aangenaamste wijze te onder vinden. Da weg is niet eenzaam. Het is er druk. Druk ook van de ezeltjes. Het lijkt wel, dat ginds liet ezeltje is, wat hier te lande do fiets beteekent. Maar zoo statig als do Arabier op zijn ezel zetelt, zoo zit er Dat moet Uw oordeel wel zijn, na lezing van bovenstaande ontboeze mingen. Rabbijn de Vries vervolgt zijn brieven nog ca. 2 maanden in de Schiedamso'ne Courant. ABONNEERT U NOG HEDEN i 2.per 3 maanden, f 0.15 per week. Bureau: Lange Ilaven 141, telefoon 08103, 08617, 68923. hier niemand op zijn fiets. Do Arabische vrouw ziet ge loopen. Zij loopt achter den beladen ezel, ook wanneer de man bij de vracht er op zit en zijn been-en op koddige wijze langs den buik van het dier tusschen de sierlijke pootjes iaat bengelen. Of hij richt er zich makkelijk! in, vleit er zich netjes op. En doet er zijn dutje. Al deze opmerkingen kunt ge reeds maken op den weg van Jaffa naar Jeru salem. Want het is er druk. En ge ziet er reeds de lieele bonte verseheidenhcii den kleurigen overblik van bet gansche groot© mozaiek, reeds bij het snorren over den gladdon weg. Wagentjes en ezeltjes, en zware vrachtauto's door elkander, vaal-zwarte geitenkudden, vuil-witfce scha pen, troepjes koeien, bronsgebran.de her ders en drijvers in hun schamele schil- derachtige kJeedij met den lichten hoofd doek, die zich als zonnescherm over den nek plooit en met een dik zwart koord om bet hoofd wordt vastgebonden. Heit algemeen© hoofddeksel van den Arabier. En terzijde van den weg vaart de kameel, Ook Rebekka ontbreekt niet op den weg. Db.ar komt ze aan. De sandalen of da bloot© voeten komen even van onder den broeden glimmend zwarten rok te voor schijn. Een kleurige doek over een met rood afgezet borststuk om haar schou ders. Een k»o op haar hoofd, of een groote mand opgetast met vruchten of marktwaren. Op haar hoofd, niet op

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 21