LEERT
BRIDGEN
„U hebt gelijk dokter, als het ©enigszins
kan, dan mo©t 't maar, als het er niet
is, de zaken gaan slecht dokter". De stem
van den man trilde. De dokter stond op.
7
Freddie liep naar huis uit school. In
zijn eene hand hield hij ©en toffie. Hij
had zijn wollen handschoen maar niet aan
getrokken aan die hand, want dan kwa
len er haren aan de toffie. En hijf vond
ïiet ook maar veiliger om hem niet in
zijn jaszak te doen, want in die jaszak
zat van alles
Naast hem liep Willie, klein vijf-jarig
entje van de bewaarschool. Zonder toffie.
ie wist heelemaal niets van de toffie.
Dut mocht ook niet. Ze liepen vlug door,
want het was koud. Aan den anderen kant,
laan de hand met wel een wollen hand
schoen bengelde Freddie's schooltasch.
Toen ze er waren, IiYip hij regelrecht
den winkel, door, met ee.\ „dag Pap" aan
vader, die bij de etalage stond, en do
warme huiskamer in naar de ruststoel
in den hoek, waar Moekie lag.
„Dug Moek".
„Dug Freddie, waar is Willie?"
„In den winkel hier is een toffie,
bewaard voor U".
„Voor mij? Heerlijk! Dank je wel hoor".
„Opeten", zei Fred.
„Ja, vast hoor". 1
NV>, nou, nou opeten".
Moehie stak gehoorzaam het kleverig stuk
toffie in haar mond, kauwde plichtmatig.
Fred volgde iedere kauwbeweging, toen
met warme belangstelling keek hij in Moe-
kie's bruine oogen. „Is ie fijn? Waar
smaakt ie naar?"
„Naar esn heerlijke toffie!"
„Ja hè. Van Wim Pronk gehad, dio was
jarig. Ik had er maar één".
„Haar één, heb je zelf dan niets ge
had?"
„Niks erg", knikte Fred, geeft niks. Hij
was lekker hé?"
„Nou wat Iicerlijk. Toe kleed je uit
ventje. Tmus komt zoo brood snijden en'
roep Willie ook binnen".
„Niks aan Willie zeggen hoor!"
„Nee hoor".
Even daarna zaten ze zwijgend aan tafel,
Vader en Willie en Freddie en Truus.
Vader, een zwijgende man, at met groot©
happen zijn brood, met zijn andere band
hield hij de krant vast. Hij las.
„Ik wou, dat het sneeuwen ging", zei
Fred. „Fijn sneeuw, en dan glijden".
„Ik zou je bedanken", zei Truus liard-
grondig.
In den hoek hoestte moeder. Haar bord
met havermout-, wat ze vasthield, half
op In ar schoot, schudde mee.
„Zal ik hot maar wegdoen?"
„Warm het maar even op", zei vader
Van achter zijn krant Vandaan".
„Het hoeft niet", weerde moeder af,
maar Truus had haar bord al.
„Wel neen, mensch, kouwe pap, dat
is niets gedaan".
Glimlachend berustte moeder.
Toen de jongens naar school waren,
kwam vader bij haar zitten. Zijn bruine
ruige hand op haar witte handje. „Hoa
is het nou?"
„0, het gaat wel".
„Het gaat bij jou altijd wel", zei hij
dof glimlachend.
„Waarom ook niet? Het gaat heusch wel.
Je moet niet zoo moedeloos zijn vont".
Zij streek met liaar hand over zijn hand.
„Heb je wat verkocht?" vroeg ze.
„Niet veel. Die koffer weet je wel, met
die nikkelen knoppen".
Och", zei ze verrast, „dus toch'
„Ja, die is weg en nog een kleinigheid,
maar wat beteekent dat. n bet seizoen,
het is een liarde tijd".
„Het zal nog wel komen, het is slecht
weer vandaag".
Dien middag uit school, wist Freddie,
wat hij aan Sinterklaas zou vragen. Een
spoortrein*'met rails, een locomotief en
een kolenwagen en ©en „gewouie" wagen
en een goederen-wagon.
„En wat jij Wil?"
„Ik een kleurboek", ze Wil gedecideerd.
„Een kleurboek? Wat beb je daar nou
aan, ©en kleurboek?"
„Nou, dat is wat fijn! Dat doen wij
op school ook en met een hoeleboel kleu
ren".
„Net meissies speelgoed", vond Fred.
„Dat is niettes, dat 's wat fijn, weet jij
niks van". Half huilend, half kwaad rukt©
hij zich los, liep vooruit.
„Hierblijven", riep Fred gebiedend, „je
mag niet alleen!"
Wat heb je nou aan eon kleurboek,
peinsde lnj nog na, ik vind een spoor
veel echter daar kan je m©o rijden.
Stil liepen zo nu naast elkaar voort
Wil nog een beetje onwillig, was 't nog
niet vergeten van dat „meissieswerk". Een
kleurboek was wat mooi, je kon een paard
kleuren en een koe en ©en mam, on van.
allesen dan kon je dat afkijken.
„En als ik dan een spoor heb, dan mag
jij o-ok mee spelen, en dan ben ik do
conducteur, en dan ben jij reiziger en dam
moet je naar Maastricht naar tante Lucio
en dan roep ik „instappen" en dam moot
je heel hard opschieten, want anders gaat
hij al.
Met z'n jekkertje nog aan liep hij thuis
regelrecht naar de kalender ging tellen
hoeveel dagen nog.
Er stond een groote 23 op 't blaadje.
Hij moest tot de 5, dat wist hij. Dan was
't Sinterklaas. Een, twee, drie, met zijn
andere kouwe, rooie handje hield liij de
omhoog geheven blaadjes vast, nog tien,
elf, twaalf dagen. .Wil! nog twaalf keer
opstaan, nog twaalf keerhij verzon
verder, wat nog meer, nog twaalf koer
„Dag Freddie". „Dag Moekie". Hij liep
op haar toe. „Nog twaalf dagen Moek,
dan is 't Sinterklaas!"
„En wat wou m'n kleine rent wel graag
van Sinterklaas hebben?" Een spoor, ©on
heele mooie, ©en heel groot spoor, zoo
©en als Jan Wiegerinck; een locomotief
en ©en kolenwagen en nog een hoop wa
gens".
„Of maar dat is zoo duur", schrok
moeder.
Het modespel, maar tevens een spel
dat Loeit en steeds meer gaat boeien,
naarmate men er meer in thuis raakt.
Hoe?
De Schiedamsche Courant geeft
wekelijks theorie en practijk wenken
en problemen, voor beginnenden en
meer gevorderden, samengesteld door
een der eersten in den lande op dit
gebied.
ABONNEERT U NOG HEDEN 1
f 2.per 3 maanden, f 0.15 per week
Bureau: Lange Haven 141, telefoon
68103, 68617, 68923.
„Ja maar, Sinterklaas is toch rijk! dait
goeft niks", wist hij wijs.
„Ja maar alle kindertjes moeten wat
hebben en als alle kindertjes nu ©ens ©em
spoor vroegen, zoo'n duur ding, dpn wordt
Sinterklaas vast arm!"
„Dut doen ze niet", zei Frod sbeBfg.
„WH vraagt ©en kleurboek. Is ©en kleur
boek duur?"
„Nee, niet zoo duur als ©en spoor".
„Hoe duur is dan ©en spoor, Moek?.H
„O, oen heeleboel guldens!"
„Heel veel guldens?"
„Ja, heel veel".
„Wel tien, of twintig?"
„Ja misschien wel".
„Maar ik zou toch wel erg graag eea
spoor willen hebben...."
Toen ze dien middag thuiskwamen, -was
de dokter er. Ze visten wat ze doen
moesten, zeiden: „Dag dokter" ©n liepen
meteen door naar de keuken, naar Truus.
„Mevrouwtje, ik zou het U niet raden,
als ik niet absoluut zeker was, dat 't
heel, heel goed voor U zou zijn".
In de gang klonk kinder-getrappel.
„Moekie, mag ik komen?"
„Nog niet Freddie, nog ©ventjes". v
Freddie bleef staan op het matje voor
de deur.
„Ja, 't is natuurlijk wel hard om voor
©en poosje van Uw kindertjes weg tel
moeten en 't is voor meneer ook niet
erg aangenaammaar als U Uw ge
zondheid er moe terug wint. Kijkt U eens,
in een sanatorium is alles op dergelijke
patiënten ingericht, frissche lucht, gezon
de ligging, rust, contrple, heusch ik xaad
Iiet U sterk aan".
„Maar hot kost geld, dokter!"
„Ja, maar als U nu Uw gezondheid
er mee terug wint, als ik U nu zeg, dat
dit de kortste en beste manier is naar
volledig herstel".
Volledig herstel, wat is volledig horstel,
wat is dat? luisterde Freddie op 't rooie
mafje op do gang. Er viel ©ven oeai stilte.
„Wat zegt U meneer?"
U denkt er nog maar eens over. Ik
zeg niet dat het anders niet goJd zou
gaan, U moet me goed begrijpen.
Ik wil U don moed niet ontnemen, abso
luut niet, daar is geen enkele reden toe,
maar 't zou toch zoo veel beter zijn. 't Beste
hcor, mevrouwtje, ik kom nog eens gauw
kijken, denkt U er nog maar eens over".
Hij ging.
Hij liep door den winkel zonder klanten,
de winkel van „Lederwaren en diverse ar
tikelen", en er lag een zorgelijke uitdruk
king in zijn oogen. Arme menschen, kon hij
maar helpen, hij zou eens zien, wat hij
doen kon.
„Moekie, mag ik binnen komen?"-
„Ja Freddie."
„Moekie wat is dat „volledig herstel?"
„Dat is, als je heelemaal beter wordt."
„0! En waar wil de dokter U naar toe
hebben, wat is dat, een sana... en mogen
wij dan niet mee?"
0 wat hebben kleine potjes toch een
groote ooren.
„Ik ga nergens naar toe hoor, dat gaat
toch niet."
„Waarom gaat dat toch niet?"