LEERT BRIDGEN „U hebt gelijk dokter, als het ©enigszins kan, dan mo©t 't maar, als het er niet is, de zaken gaan slecht dokter". De stem van den man trilde. De dokter stond op. 7 Freddie liep naar huis uit school. In zijn eene hand hield hij ©en toffie. Hij had zijn wollen handschoen maar niet aan getrokken aan die hand, want dan kwa len er haren aan de toffie. En hijf vond ïiet ook maar veiliger om hem niet in zijn jaszak te doen, want in die jaszak zat van alles Naast hem liep Willie, klein vijf-jarig entje van de bewaarschool. Zonder toffie. ie wist heelemaal niets van de toffie. Dut mocht ook niet. Ze liepen vlug door, want het was koud. Aan den anderen kant, laan de hand met wel een wollen hand schoen bengelde Freddie's schooltasch. Toen ze er waren, IiYip hij regelrecht den winkel, door, met ee.\ „dag Pap" aan vader, die bij de etalage stond, en do warme huiskamer in naar de ruststoel in den hoek, waar Moekie lag. „Dug Moek". „Dug Freddie, waar is Willie?" „In den winkel hier is een toffie, bewaard voor U". „Voor mij? Heerlijk! Dank je wel hoor". „Opeten", zei Fred. „Ja, vast hoor". 1 NV>, nou, nou opeten". Moehie stak gehoorzaam het kleverig stuk toffie in haar mond, kauwde plichtmatig. Fred volgde iedere kauwbeweging, toen met warme belangstelling keek hij in Moe- kie's bruine oogen. „Is ie fijn? Waar smaakt ie naar?" „Naar esn heerlijke toffie!" „Ja hè. Van Wim Pronk gehad, dio was jarig. Ik had er maar één". „Haar één, heb je zelf dan niets ge had?" „Niks erg", knikte Fred, geeft niks. Hij was lekker hé?" „Nou wat Iicerlijk. Toe kleed je uit ventje. Tmus komt zoo brood snijden en' roep Willie ook binnen". „Niks aan Willie zeggen hoor!" „Nee hoor". Even daarna zaten ze zwijgend aan tafel, Vader en Willie en Freddie en Truus. Vader, een zwijgende man, at met groot© happen zijn brood, met zijn andere band hield hij de krant vast. Hij las. „Ik wou, dat het sneeuwen ging", zei Fred. „Fijn sneeuw, en dan glijden". „Ik zou je bedanken", zei Truus liard- grondig. In den hoek hoestte moeder. Haar bord met havermout-, wat ze vasthield, half op In ar schoot, schudde mee. „Zal ik hot maar wegdoen?" „Warm het maar even op", zei vader Van achter zijn krant Vandaan". „Het hoeft niet", weerde moeder af, maar Truus had haar bord al. „Wel neen, mensch, kouwe pap, dat is niets gedaan". Glimlachend berustte moeder. Toen de jongens naar school waren, kwam vader bij haar zitten. Zijn bruine ruige hand op haar witte handje. „Hoa is het nou?" „0, het gaat wel". „Het gaat bij jou altijd wel", zei hij dof glimlachend. „Waarom ook niet? Het gaat heusch wel. Je moet niet zoo moedeloos zijn vont". Zij streek met liaar hand over zijn hand. „Heb je wat verkocht?" vroeg ze. „Niet veel. Die koffer weet je wel, met die nikkelen knoppen". Och", zei ze verrast, „dus toch' „Ja, die is weg en nog een kleinigheid, maar wat beteekent dat. n bet seizoen, het is een liarde tijd". „Het zal nog wel komen, het is slecht weer vandaag". Dien middag uit school, wist Freddie, wat hij aan Sinterklaas zou vragen. Een spoortrein*'met rails, een locomotief en een kolenwagen en ©en „gewouie" wagen en een goederen-wagon. „En wat jij Wil?" „Ik een kleurboek", ze Wil gedecideerd. „Een kleurboek? Wat beb je daar nou aan, ©en kleurboek?" „Nou, dat is wat fijn! Dat doen wij op school ook en met een hoeleboel kleu ren". „Net meissies speelgoed", vond Fred. „Dat is niettes, dat 's wat fijn, weet jij niks van". Half huilend, half kwaad rukt© hij zich los, liep vooruit. „Hierblijven", riep Fred gebiedend, „je mag niet alleen!" Wat heb je nou aan eon kleurboek, peinsde lnj nog na, ik vind een spoor veel echter daar kan je m©o rijden. Stil liepen zo nu naast elkaar voort Wil nog een beetje onwillig, was 't nog niet vergeten van dat „meissieswerk". Een kleurboek was wat mooi, je kon een paard kleuren en een koe en ©en mam, on van. allesen dan kon je dat afkijken. „En als ik dan een spoor heb, dan mag jij o-ok mee spelen, en dan ben ik do conducteur, en dan ben jij reiziger en dam moet je naar Maastricht naar tante Lucio en dan roep ik „instappen" en dam moot je heel hard opschieten, want anders gaat hij al. Met z'n jekkertje nog aan liep hij thuis regelrecht naar de kalender ging tellen hoeveel dagen nog. Er stond een groote 23 op 't blaadje. Hij moest tot de 5, dat wist hij. Dan was 't Sinterklaas. Een, twee, drie, met zijn andere kouwe, rooie handje hield liij de omhoog geheven blaadjes vast, nog tien, elf, twaalf dagen. .Wil! nog twaalf keer opstaan, nog twaalf keerhij verzon verder, wat nog meer, nog twaalf koer „Dag Freddie". „Dag Moekie". Hij liep op haar toe. „Nog twaalf dagen Moek, dan is 't Sinterklaas!" „En wat wou m'n kleine rent wel graag van Sinterklaas hebben?" Een spoor, ©on heele mooie, ©en heel groot spoor, zoo ©en als Jan Wiegerinck; een locomotief en ©en kolenwagen en nog een hoop wa gens". „Of maar dat is zoo duur", schrok moeder. Het modespel, maar tevens een spel dat Loeit en steeds meer gaat boeien, naarmate men er meer in thuis raakt. Hoe? De Schiedamsche Courant geeft wekelijks theorie en practijk wenken en problemen, voor beginnenden en meer gevorderden, samengesteld door een der eersten in den lande op dit gebied. ABONNEERT U NOG HEDEN 1 f 2.per 3 maanden, f 0.15 per week Bureau: Lange Haven 141, telefoon 68103, 68617, 68923. „Ja maar, Sinterklaas is toch rijk! dait goeft niks", wist hij wijs. „Ja maar alle kindertjes moeten wat hebben en als alle kindertjes nu ©ens ©em spoor vroegen, zoo'n duur ding, dpn wordt Sinterklaas vast arm!" „Dut doen ze niet", zei Frod sbeBfg. „WH vraagt ©en kleurboek. Is ©en kleur boek duur?" „Nee, niet zoo duur als ©en spoor". „Hoe duur is dan ©en spoor, Moek?.H „O, oen heeleboel guldens!" „Heel veel guldens?" „Ja, heel veel". „Wel tien, of twintig?" „Ja misschien wel". „Maar ik zou toch wel erg graag eea spoor willen hebben...." Toen ze dien middag thuiskwamen, -was de dokter er. Ze visten wat ze doen moesten, zeiden: „Dag dokter" ©n liepen meteen door naar de keuken, naar Truus. „Mevrouwtje, ik zou het U niet raden, als ik niet absoluut zeker was, dat 't heel, heel goed voor U zou zijn". In de gang klonk kinder-getrappel. „Moekie, mag ik komen?" „Nog niet Freddie, nog ©ventjes". v Freddie bleef staan op het matje voor de deur. „Ja, 't is natuurlijk wel hard om voor ©en poosje van Uw kindertjes weg tel moeten en 't is voor meneer ook niet erg aangenaammaar als U Uw ge zondheid er moe terug wint. Kijkt U eens, in een sanatorium is alles op dergelijke patiënten ingericht, frissche lucht, gezon de ligging, rust, contrple, heusch ik xaad Iiet U sterk aan". „Maar hot kost geld, dokter!" „Ja, maar als U nu Uw gezondheid er mee terug wint, als ik U nu zeg, dat dit de kortste en beste manier is naar volledig herstel". Volledig herstel, wat is volledig horstel, wat is dat? luisterde Freddie op 't rooie mafje op do gang. Er viel ©ven oeai stilte. „Wat zegt U meneer?" U denkt er nog maar eens over. Ik zeg niet dat het anders niet goJd zou gaan, U moet me goed begrijpen. Ik wil U don moed niet ontnemen, abso luut niet, daar is geen enkele reden toe, maar 't zou toch zoo veel beter zijn. 't Beste hcor, mevrouwtje, ik kom nog eens gauw kijken, denkt U er nog maar eens over". Hij ging. Hij liep door den winkel zonder klanten, de winkel van „Lederwaren en diverse ar tikelen", en er lag een zorgelijke uitdruk king in zijn oogen. Arme menschen, kon hij maar helpen, hij zou eens zien, wat hij doen kon. „Moekie, mag ik binnen komen?"- „Ja Freddie." „Moekie wat is dat „volledig herstel?" „Dat is, als je heelemaal beter wordt." „0! En waar wil de dokter U naar toe hebben, wat is dat, een sana... en mogen wij dan niet mee?" 0 wat hebben kleine potjes toch een groote ooren. „Ik ga nergens naar toe hoor, dat gaat toch niet." „Waarom gaat dat toch niet?"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 22