Sinterklaas Kapoentje, gooi Wal in mijn Schoentje
8
„Dat Losf te' veel, Jongen.^
OEn als U dan weg gaat, zou U dan.
heeiemaaj beier worden Moekie?"
„Ja jongen, misschien wel."-
„Zal U dan weer kunnen wandelen en.
„gewoon" doen?"
„Ja Fred, maar ga nu wat spelen, "Waar
is .Willy T''
„Bij Trans. En ais U Her blijft, wordt U
dan niet meer beter?"-
„Je moet niet zooveel vragen Fred, dat
kunnen Meine jongetjes nog niet begrij
pen."
„De dokter, zeï toch, dat U dan niet meer
beter kon worden, Moekie, of wel?"
„Waar is je blokkendoos Fred?"
;,Ik ga niet met mijn blokkendoos spe
len."
„Ga dan cijfertjes maken op je lei hè.''
Freddie pakte zijn. lei, zocht een griffel
met een mooie punt.
„Ik ga een huis teekenen, hebben wjj
op school ook gedaan. Moekie, Moekie?"
„Waarom huilt U?"
„Ik huil niet Fred".
„U huilt wel!". Woest sprang hij op. „U
mag niet huilen."
Zijn rood vuistje kneep haar witte hand.
„Ik, als ik groot ben, ga ik een heele-
boel guldens verdienen en dan kan U naar
dat huis en dan komt U terug en dan
bent U beter.
„Dat is goed, m'n kleine boy. Laat eens
kijken, heb je al eön huis?"
„Ik moet nog heelemaal beginnen." Hij
teekende lusteloos, maar zija hersentjes
werkten gespannen. Als Moekie weg was,
dan moesten ze bij Trims en dan mochten,
ze niks en dan was Pappie vast ook ver
drietig. En dan kregen ze geen nacht
zoen en dan kwam Moeide niet meer
's avonds laat kijken naar ze en ze toe
stoppen, als ze echt naar bed ging en dan
was alles wel heel naar en..., maar dan
werd Moekie beter en dan was alles weer
heerlijk, als ze dan tliuis kwam, dan ver
sierde hij haar stoelen dan kon Moekie
wandelen, dan kon ze alles weer.
„Moekie!"
„Ja Fred."
„Kost dat een heele hoop geld?"
„Wat Fred?"
„'Als TT weg gaat, naar dat dmg?'!
„Ja Fred, een heele hoop, maar praat
nu maar over wat anders. Is je huis al
klaar?"
„Hoe een heele hoop, Moek? W.el hon
derd gulden?" i
„Nog meer Fred."- 1
O, dat is veel, dacht Fred. Toen tee
kende hij zijn huis af. Hij teekende echte
pannen en een schoorsteen en echte rook.
Daarna kibbelde hij met Willy en 's avonds
in bed hadden ze het samen over het spoor
en dan met rails jö, dat is zoo fijn, die
van Jan. gaat zoo echt, dan leg je hem
uit op den grond of op de tafel. Maar
dat zal wel niet mogen. Maar dan vraag
ik, of we er mee in de gang mogen, fijn
hè?
„Ja", zei Wil. „Zal ik ook een trein'
vragen ?"-
„Nee,, vraag jij nou maar een kleurboek,
dat is te dnur, Moekie zegt, als alle kin
deren een trein vragen, dan wordt Sin
terklaas arm."- I
Er viel een stilte. Willie's oogjes violen
al dicht, open... dan weer dicht, toen weer
eventjes open en dan weer dicht.
Fred peinsde, over Sinterklaas, over een
spoor en toen over Moekie. Dat die geen
guldens genoeg had, om weg te gaan, naar
dat huis. En ze had toch een heele porte-
monnaïe vol, maar dat was zeker niet ge-
nceg, dat zou wel heerlijk zijn, als Moekie
beter was. Als zie fijn met hein aan tafel
spelletjes kon doen en wandelen, allemaal
zoo heerlijk, als toen Moekie nog niet
ziek was. Het was wel naar als Moekie
weg was, mochten ze maar mee, maar dat
ging zeker niet, dat was zeker alleen maar
voor zieke menschen en zij moesten
naar school. Hij zou vast erg hard huilen
en Willie ook. Nee, hij zou niet huilen, hij
wou niet huilen, want het was toch maar
voor eventjes, net als toen hij naar zie
kenhuis moest, omdat hij zrjn beentje had
gebroken. Dat was ook heel naar. Maar
toen ie terug kwam, was het wat fijn. Toen
kon ie weer loopen, ja liet was zeker ook
net zoo iets. Het zou heerlijk zijn, als
Meelde dan beter was. Hè, had hij maar
genoeg geld, dan gaf hrj het allemaal aan
Moekie, als, als SinferHaaas het eens gaf.
Er gïng opee'nS een schok door zijn lijfje,
bij die plotselinge gedachte, dan kon het.
Hij zat opnieuw recht op ia zijn bedje,
als Moekie het eens vroeg aan Sinter
klaas? Moekie mocht toch ook aan Sinter
klaas vragen, zou het niet?
liet was wei duurder dan ©en spoor
trein, maar Moekie was een groot mensch
en noodt stout. Naast om klonk de rustige
ademhaling van Willie, die sliep. De ka
mer was donker. Beneden lag Moekie in
liaar ruststoel, had om uitkomst, gezond
te mogen worden om haar kindertjes en
om haar man.
Boven in do donkere kamer peinsde een
klein jongetje, om uitkomst. En hij had
het gevonden. Hij zou Moekie zeggen, dat
zij het aan Sinterklaas moest vragen. Dan
was het in orde. Toen lei hij zijn kopje
met een zucht van yferlichting op hefl
kussen en sliep.
„Moek?"
„Ja, Fred".
Het was tien voor negen en hij stond
al met zijn schooltasch in zijn hand.
Geeft Sinterklaas aan groote menschen.
ook cadeaux?"
„Nee, Fred".
„Waarom niet?" In zijn stemmetje klonk
teleurstelling.
„Groo-te menschen geven aan elkaar wat
en kleine kinderen krijgen het van Sinter
klaas. .Waarom Fred?"
„0, niks". Hij wou het niet zeggen waar
om, wou daar niet over praten, dan ging
Moeide huilen, en dat was zoo naar.
Langzaam liep hij met Willie naar schooL
Sinterklaas gaf niks aan groote menschen,
dat deed hij niet. Hij kon wol huilen op
school. liet was zoo naar. Hij had schrij
ven, maar het ging niet. Hij kon de woord
jes niet mooi krijgen. Toen was het zingen.
Een Sinterklaasliedje.
Kom Fred, meezingen!"
goeie man, maar hij deed het niet graag,
goeie man ,maar hij deed het niet graag.
Ilet was net of hij een beetje hekel had
aan Sinterklaas.
(Wordt vervolgd in een der eerstvol
gende nummers van de Schied. Crt.)