Sinterklaas aan tiet woord.
„We komen gewapend
Hoog bezoek op St. Nicolaasavond.
11
In Waalhaven wren we met een K.E.M.-
eendekkertje opgestegen en denzelfden
avond nog de techniek gaat vér
daalden we neer in de buurt van Madrid.
Daar scheen men ons verwacht te heb
ben. Of: ons... dat is wellicht een beetje
pedant. Laat ik zeggen: men bad er op
gerekend dat er voor Sinterklaas vanwege
de pers veel belangstelling zou zijn. Zoo
waren er bij het station en in de straten
van de Spaansche hoofdstad vele wegwij
zers neergezet: „Sinterklaas, 5.3
stond er op. We namen een taxi (die van
wege de jongste omwentelingen zijn gele
bandje in een roode had moeten veran
deren) en kwamen spoedig op het plein
waar de goede Sint woont.
Piet, die ons open deed, grijnsde. Hij
zag er lang zoo fantastisch niet uit als
wij van hem gewoon wa
ren. Hij droeg een héél
onromantisch huisjasje,
net zooals de huisjongens
van onze Vaderlandsche
tandartsen dat plegen ta
dragen.
„De heeren zijn vroeg",
zei bij in zuiver Neder-
landsch. En nogmaals be
wonderden wo zijn talen
kennis.
De Sint zat in een luie
stoel. Weer boelden we
een teleurstelling. Zijn
schoone, statige klee-
dij had hij niet aan. Hij
was daarentegen gekleed
in een lange jas met roo
de tressen. Zijn zilveren
baard golfde er indruk
wekkend overheen.
„De heeren komen uit
Holland?" sprak de Sint,
opgeruimd. „Komaan, dat
is nu nog eens aardig. Uw
belangstelling ontroert
beslist. Ja, ja, ik mag in
deze tijden van malaise
zoo heet het toch niet
waar? blij zijn als
de menscheu nog
een beetje aandacht voor mij hebben. Want
ik wil u wel zeggen en uit beleefdheid
behoeft u me niet tegen te spreken de
tegenwoordige mcnsclien hebben geen aan
dacht meer voor iemand, die de eenige
verdienste heeft, dat hij cadeautjes weg
geeft op zijn verjaardag. Alleen de men-
schen, die een oplossing voor het pro
bleem weten, zijn in tel. En ik zal u zeg
gen ik heb er een heel jaar over gepie
kerd, maar werkelijk... ik weet niets... ik
weet niets... 't Is heel beroerd, maar ik
zou werkelijk geen oplossing kunnen ge-
ven. Wilt u gelooven dat ik grijs hen ge
worden van het nadenken?"
Wij glimlachten.
„Als ik me goéd herinner", sprak ik
schuchter, „was u vorig jaar toch al zoo'n
beetje peper en zout..."
De Sint keek even op.
„Hoor eens meneer", sprak hij, u heeft
misschien wat in uw oogen gehad verle
den jaar. Ik ben heelemaal nog niet oud.
■Waarom zou ik oud zijn? Memschen met
geld en dat heb ik behoeven in het
geheel niet te verouderen. Ik zal u zeg
gen, dat ik dagelijks circulaires krijg van
internationale inrichtingen. Ze makon me
voor een slordige duizend peseta's zoo
jong als een II B.S.-er. Maar ik wil niet."
„Milt u niet?"
Keen", zei de Sint. „Ik wil niet. Kijk,
dm zit zoo: als ik me laat verjongen, don
moet mijn baard eraf. En mijn baard...'t
„Is uw trots", meenden wij.
De Sint werd korzelig.
„Vult u me alstublieft niet aan, want
dat doet u toch verkeerd. Ik wilde heele-
maal niet zeggen, dat„ mijn baard mijn
trots is. Ik wilde alleen beweren dat ik
geen smaak heb."
Wij vraagteekenden.
„Ja, dat zal ik u verklaren. Ik kan bij
voorbeeld geen dassen uitzoeken. Dat doet
Piet altijd voor me. AJIe dassen die u
voor uw Sinterklaas krijgt, heeft Piet uit
gezocht. Hij heeft wel smaak".
„Een eenigszins exotische smaak", meen
de ik en ik dacht aan de das die mijn
vrouw me vorig jaar gai en waarvoor ze
Sinterklaas liet opdraaien toen ik hem „wat
erg bent" vond.
„U moet niet vergeten, dat hij een Moor
is", zei de Sint. „Maar nu verder over
die smaak van mij. Ik kan Jus geen das
jes uitzoeken. En als ik zoo'n lange baard
heb, behoef ik eenvoudig geen dasje te
dragon. Voelt 11 nu, dat ik voor die ver
jongingskuren niet warm kan loopen?"
M ij voelden liet volkomen.
„Komt u van het jaar weer op den ge
wonen tijd bij ons?"
De Sint krabde zich achter het oor.
„Hoor eens jongen", sprak hg'. ik weet
het niet hoor. Ik word een dagje ouder
nietwaar en Piet... nou ja, *t ïS eein flinke'
ongen, maai' ik heb in die kranten van jul
lie gelezen dat het niet bepaald veilig is
in Kederland."
„Och, u moet niet alles gelooven wat
in de krant staat", poogden we het goed
te praten, maar de Sint sprak lachend:
„Dat doe ik ook niet, mijn waarde. Ik
weet b.v. zeker, dat jullie me in dat „in
terview met Sinterklaas" dingen laten zeg
gen, die ik nooit in mijn hand, laat staan
in mijn mond heb genomen. Maar Let
is toch een feit, dat zult ui niet kunnen
ontkennen, dat de nieuwe Nederlandsche
revolversport het overvallen van banken
is." I
Wo moesten het toegeven.
„Kijk eens aan, jullie begrijpt wel, dat ik
op reis altijd veel geld bij me heb. Kiet-
waar, die banketletters en
die suikeren harten hak
ken er leelijk in. Vooral
door die tarwe wet 1 van
jullie. Die heeft gemaakt
dat ik van de verlaagde
graanprijzen niet kan pro-
fileeren als ik fn Neder
land kom. Maar dat Is
bijzaak. Hoofdzaak is, dat
ik veel geld bij me heb
op reis. En dan is het
best mogelijk dat er, als
ik argeloos over de da
ken rij", plotseling een
paar kerels te voor
schijn schieten, die mé
een revolver onder mfjh
neus duwen. En dan? Al
les overgeven nietwaar?
En naar Spanje terug loo
pen Of steun gaan trek
ken? En de kindertjes
met bun leege schoentjes
laten wachten? Neenhee-.
ren, dat gaat niet."
„Maar u. wilt Nederland
toch niet overslaan?"
vroegen we verschrikt.
„Dat zou een ramp zijn.
Ieder rekent op uw
komst. In alle adverten
tiepagina's staat uw portret. De winkeliers
hebben hun uitstallingen zoo verlokkelijk
mogelijk gemaakt om u een goede keus te
geven. Werkelijk, als u niet komt, dan ver
groot u de malaise."-
De Sint stak peinzend een sigaar op.
„Dat is zoo,, jonge man", zei hij, ,,dat
is zoo. Maar ik voel er toch heel weinig
vcor om overvallen te worden."
Het was stil. I
„En de kinderen van de armen dan*5,
spraken wij gevoelig. Moeten die dan maar
zitten te wachten? Kom, uw verjaardag
is dikwijls de eenige feestdag van het
gelieele jaar voor hen."
De Sint knikte.
„Mijne heeren", sprak hij, plotseling op
staand, „mijn besluit is genomen. Ik zal
Nederland niet overslaan vain het jaar.
Piet en ik komen op den gewonen tijd.
Me komen gewapend."