„Misschien u*el", mms liet antwoord.
„Dan zal Jan Lam M'ol zie. a, moeder, riojsi Gijlsjc,
up. Wit oogonfiik. knarste de voordeur" 't Was
Jan, die terugkwam. Bleck-blanw en. ril'ende vn,n
koude, liep 3i|ij dadelijk naar liet kacheltje on
'ibeaou toen niet een droef stemmetje: „Niemand
-wilde een mandje koopen, moeder..."Iedereen
lir|> even h ml voorbijl..... En ik bon niet langer
buiten blijven'kBen al zoo kisad en zoo nat'"
„Heb j'ij Sinterklaas dan ook niet gezien Jam#
vroeg Gijbje.
„Ja. broer, ik zag 'm", was bot antwoord.
„O1, en waar dan?" riep weer de jongste. En
vroeg je bom toen niet: „Wilt u een mandje van
imji koopen, alsjeblieft?"
„Welnee, broer, de Sint is toch geen gevc-oa
nwm-eh, Hij is toch een Bis-ehop uit Spanje', legde
Jan hem uit. .Maar ik heb wol mot don Sint ge
sproken hoor".
„Mat? Heb je met St. Nicolaas gesproken?"
vroeg nu moeder.
„Ja, moeder", antwoordde Jan. ,,lk s'oaid op
liet plein voor de kerk, waar nogal voel me menen
voorbijkwamen. Toen zag ik op eens 00:1 ouden
mijnheer aankomen met oen langen, witten baard.
Hij was uit een auto gestapt, en heel veel mem
sdien groetten hem erg beleefd.
.Toen dacht ik: „Dat kan best Sinterklaas zijn
ook al draagt lifj geen tabbaard en geen mijter....i."
Nou, en dat het de Sint was, geloof ik beslist.
Bat boorde ik al dadelijk aan zijn vriendelijke
stem, waarmee Mi ml) vroeg: „Wel. ventje, heb
je vandaag al veel mandjes verkocht?" Ik durfde
hem toen bijna niet vertellen, dat ik nog niets had
verkocht. Maar loeh deed ik het.
Heel zacliL zei ik: „Nog geen mandje verkocht ik
mijnheer Sinterklaas, want de menschen loopen
allemaal zoo- hard
Toen ik dit had geZegd, ]>egon Sinterklaas te
•lachen, en hij vroeg weer: „En waar woon je,
beste jongen?"
Dc vertelde toon war, dat wij! nog maar heel
kort in deze buurt woonden, en dat hij ons huisje
wel niet zou kunnen vinden, omdat alle huisjes
daarop elkander geleken.
En ook, dat liet steegje veel te nauw was. „Dat
loopt dood' zei ik. „Daar kan geen auto door.
mijnheer Sinterklaas
Maar hij schroef todh den naam van ons steegje
op, en Gok onzen naam en het huisnummer",
ging Jan voort. „Zou de Sint misschien toch oven
in onze buurt komen, moeder?"
„O. neen, denk dat niet, jongen", Zuchtte de
moeder. „Noen, dit jaar komt hüj niet. En ook al
bezoekt Wij do buren, ons huisje zal Uujt wel
voorbij gaanllij zal het zelfs niet opmer
ken..
„Zet u dan het olielampje voor het venster,
moeder", Zei Gij-je. „En jij bent niet erg slim
geweest Jan, Je hadt moeten vragen: „Wilt u als
jeblieft een mandje koopen
„Moeder hadt u zoo iets aan St. Nicolaas dur
ven vragen?" begon Jan tot zSju moeder.
„Neen, dat zeer zeker niet", antwoordde juf
frouw Smit.
„En ais de Sint hier toch eens kwam van
avond. Wat zoudt u dan doen, moeder?" hernam
de oudste jongen.
„Stel je daarvan toch niets voor, Jan", zuchtte
de moeder.
„Kom, warm je maar eerst, en help me daarna,
met vlechten
Hoewel .Tan dien dag gmen enkel mandje had
verkocht, behoefden hij on G ijsje ojpi St. Nicodaas-
avoiul geen honger-te lijden. Opfc zalen zij dien
avond met moeder rond do tafel, en vlochten
mandjes bij liet kleine olielampje. Vod licht gaf dit
l.unpje niet. Maar toch was het gezellig in bet ar
moedig gemeubelde kamertje, want moeder ver-
lelde van Sl. Nicolaas, die in de Sphanscli-o stad
l'atère was geboren, en die reeds als kind Zijn
groote goedheid loonde door vciel van wat bSj zélf
graag h;ul, weg te geven aan allen, die tot hem
kwamen.
„Toen heel veel jaren later, St. Nic-o'aas Bis
schop van Mvlira was geworden, kende zfjn mild
heid geen grenzenWant vooral Zij1, die arm en
ongelukkig waren
Plotseling hield ze met haar vertelling op; ze
meende buiten ids vreemds to Wooren. Éven luis
terde Zij
„Moeder, waarom komt Sinterklaas toch altijd
op 5 December in de stad?" vroeg G'ijsje.
.„Omdat de Sint dan jarig is, G'ijs", zei juf
frouw Smit, nog steeds met haar oogen naar do
deur gericht.
„En krijgt Sinterklaas dan veel, als Wijl jarig is,
moeder?" hield G ijs je aan. „Wat krijgt hij dan?"
„Hij krijgt niets ventje", was Wat antwoord.
„IDoch liij geeft heel voel op dezen dag
„Dut is toch eigenlijk niet zoeals hot moöfj,
moeder", viel Jan in. „Waarom krijgt do Sint,
die zooveel aan de menschen geeft, o<P dien da»
zelf niet»
„Omdat niemand daaraan denkt, Janmaar
wees eens stil. 'tls juist alsof../..#
„O, cr klopt iemand qp de deur, moeder, riep
G'ijsje.
„Dan hoorde ik toch wel good", zei juffrouw
Smit. Het zal de oude vrouw Bos ZijnDie
stumpert!ia, jlc kom al, moeder Bos", riep ze
toen er weer werd geklopt.
Vlug ontsloot zij do deur, maar niet voor moe
der Bos. Want Wij-, die voor haar stond, was
St. Nicolaas.
Gevolgd door Pioter, dio oen groote mand droog,
stapte de Sint, gekleed in zijn Bisschoppelijk ge
waad en den ouden my tor op z'ijn witte Waren, ;o-p
juffrouw Smit loe en begon vriendelijk: ,Ik be
merk reeds aan de mandjes op uw tafel, dat jk
hier terecht ben bij do moeder van Jan Smit, dien
ik vandaag op hot Kerkplein lieb -ontmeet".
„Ja... ja, mijnheer... SL Nicolaas...", stamelde
juffrouw Smit. Doch Ze scheen zoo ontdaan door
het onverwachte bezoek, dat Zij opeens began
te schreien.
„Maar waarom Kuilt u toch zo-a?" vroeg St.
Nicolaas met Zijn vriendelijke stem. „Heb jl; u
door mijn komst verschrikt? D-at zou mij vreoselijk
sp'ijtenEn heeft uw zoontje u dan niet ver
teld, dat ik hem sprak......?"
Juffrouw Smit knikte en voegde met haar schart
de tranen weg.
Terwijl de Sint mot hun moeder dit gesprek!
voerde, stonden Jan en Gijsje hom met groote,
verbaasde oogen aan te staren. Do-odstil waren bei
den; geen slap durfden Zijl naderbij komen. Jan
trok telkens zenuwachtig zijn blouse af -en Gijsje
SiOple van verlegenheid twee vingers in Zijn mond,
't Duurde ook niet lang, of do Sint begon te
vragen: „Hoe kom jij nu zoo verlegen, Jan? Dit
was -je toch heelemaal niet, toen ik 'je op bef
Kerkplein zagI
„U bent nu ook zo-a prachtig gekleed mijnheer