Uit de
Geschiedenis van Schiedam
Dr. K. HEERINGA
door
Rijksarchivaris en oud-archivaris van Schiedam.
Verwijdering tussehen de burgemeester sieving en
en de branders. De branders de leiders der pa
triotten. De rol van Jacobus Nolet.
1795, na de komst der Franschen, de Pro
14
Door van den vroegeren regel af ie wij
ken om de voornaamste branders in de
vroedschap op te nemen, kwam het zoo
ver, dat die vroedschapsleden, die tot het
gilde behoorden en zulke waren er
altoos daarin niet de eerste plaats be
kleedden, en hiervan was weer oen ge
volg, dat de hoofdlieden bij hunne voor
drachten op den duur steeds meer buiten
de vroedschap gingen. In 17S1 was voor
het eerst geen vroedschapslid onder de
hoofdlieden; en nu begrijpt men, dat bet
voor 't meerendeel voorname branders zijn
geweest, die in de patriotsche beweging
te Schiedam vooraan hebben gestaan12.
Al de personen, die tusschen 1787 en
1795 in de vroedschap opgenomen zijn,
behoorden, behoudens een enkelen make
laar, tot de branders, maar waarschijnlijk
niet tot de krachtigste elementen, omdat
juist deze zich als patriotten gedragen had
den. Zijl bezetten eerst wel de plaatsen
der hoofdlieden, maar droegen al in 1789
voor het meerendeel candidaten buiten de
vroedschap voor, en in 179; en volgende
jaren, een bloeienden tijd voor do nijver
heid blijkens de oprichting van twee nieu
we molens, zat geen vroedschapslid in liet
bestuur van bet gilde. De mannen, die er
wel in zaten, en velen van de genomineer
den, kwamen in 1795 of iets later op liet
kussen.
Het opnemen in den Stedelijken Raad
van de mannen, die in het maatschappe
lijke leven de eerste plaats innamen, mocht
een eisch des tijds heeten. Of het in 't al
gemeen wenschelijk genoemd mocht wor
den, is een andere vraag; immers een later
geslacht, dat midden in de arbeidersbewe
ging staat, kan niet blind zijn Yoor de
eenzij'digheid, die het bestuur der patroons
heeft gekenmerkt. Mocht nog in 1718 een
besluit van do vroedschap die toen nog
niet voor het meerendeel uit branders be
stond den nachtarbeid in de fabrieken
afkeuren en verbieden, in de negentiende
eeuw legden de hoeren op dat punt aan
hunne gemoedsbezwaren bet zwijgen op.
Dut de omwentelingsmannen van 1795
geene democratie in de tegenwoordige be-
teekenis van het woord hebben willen in
voeren, is op grond ran hetgeen ons van
elders bekend is, moer dan waarschijnlijk.
Ik vermoed, dat onze vaderlandscbe revo-
lulionnai an door de volksbeweging op het
kussen hebben willen komen om dan op
de van ouds inhaemsclie manier de zaken
in besloten vergadering af te doen.
Men mag in 1795 het gevoel gehad heb
ben, dat het gemeentebestuur osne ver
jonging onderging, de blijdschap heeft niet
lang geduurd. Da aanwezigheid van een
in verhouding zeer groot aantal Fransche
soldalen met den nasleep van assignaten,
12) Zie: Sctileürm In den patriottentijd, door Dr K
Heeringa. (Bijdragen voor Vad. Gescli. an Oudüeid-
Jiun e, 4e iteks, III, blz. 370). Men tte ook op de
merkwaardige namen van de Vrijheid en later op-
gerichte molens.
inkwartiering en requisites heeft de ge
moederen der zuinige Schiedammers ont
stemd, maar dit was een zaak van tijde-
lijken aard. Van duurzame beteekenis, im
mers de gelioele volgende eeuw merkbaar,
was de omstandigheid, dat de burgerij, die
de macht in handen kreeg, van den be
ginne af in twee groepen verdeeld is ge
weest.
Da oorzaak van de scheuring is reeds
aangegeven. Roomsch en Onroomsch zou
den zonder twijfel te eeniger tijd in strijd
gekomen zijn, maar dat de zaken in 1795
zoo geloopen zijn als het geval is geweest,
is de schuld of verdienste van Jacobus
Nolet.
De overlevering wil, dat de Nolet's uit
het Zuiden gekomen zijn en eens Gerefor
meerd zijn geweest. Ik heb er niet tegen,
maar het is dan toch lang geleden, want
in 't midden der 17de eeuw treft men den
naam vele malen aan in het Roomsch Kn-
tholieke doopregister. Welk middel van be
staan de familie toen bad, kan ik niet zeg
gen ,maar reeds in 1G91 kocht Jan Nolet
zich in het brandersgikle, dus kort na de
oprichting er van, en men kan zeggen, dat
het geslacht met en door de typische Sohie-
damsche nijverheid opgekomen is. Aan het
einde der achttiende eeuw waren de No
let's vermogend, wellicht de rijksten in
Schiedam. Als rijke en oude Schiedammers
waren zij nochtans van hunne stand- en
stadgenooten gescheiden, en met de groote
hoop der arbeiders en immigranten ver
bonden door hunne kerkelijke belijdenis.
De daden van Jacobus Nolet laten zich
geheel verklaren uit bet verlangen om don
Katholieken gelijkstelling met de Hervorm
den te verschaffen, waarbij persoonlijke
eerzucht eenig gewicht in de schaal gelegd
zal hebben. In hoeverre hij warm liep
voor de beginselen der partij, waarbij de
Katholieken zich aansloten, is de vraag.
Het is bekend, dat deze de patriotten en
u 1 tra-revolutionnairen hebben versterkt; wie
niet van harte met de beginselen dezer
menschen instemde, zag toch het taktiscbe
voerdeel van het samengaan in. In HS/
was Jacobus Nolet dus een ijverig patriot;
wat hij toen ondervonden, heeft, moet men
grootendeels gissen, maar waarschijnlijk
heeft hij' wel begrepen, dat ook zijn mede-
patrioüen de handhaving van het voorrecht,
althans van den feitelijken voorrang der
Hervormden begeerden. Wanneer in Januari
testantsche groot industrieeien de omwen
teling ter hand genomen hadden, was aan
de Nolet's vermoedelijk wel ©en bescheiden
plaatsje toegewezen. Maar nu heeft Schie
dam behoord tot die Ilollandsche steden,
waar men de komst der soldaten vooruit-
geloopen is.
IV.
Op 20 Januari 1795, twee dagen voor
den intocht der Fralnschen, bracht eeiu co
mité révolutionnajr den' steen aa'n het rol
len. B 'kijken wij de acht leden van dit co
mité mider, zooals wij ze kennen uit de be
schrijving der omwenteling door G. J.
Loncq. Daar zijn Jacobus Nolet en zijn broe
der Cornells, zijn zwager H. S. Mascheck,
en Dr. J. van Waterschoot, gehuwd met
eene dochter van zijn broeder Jan; vervol
gens de gebroeders Loncq, Gozewijn Jan'
en Jan Swixmas; eindelijk de beeren Lu
cas en Clarion. De laatste is een obscuur
man; L'oncq weet ia zijn verslag niet eens
den voornaam in te Vullen. Misschien was
hij iemand als Lucas, die bij mijn weten!
nooit iets in de staatkunde beeft verricht,
maar Aran wien bekend is, dat hij" op 30
Mei 17S5 den eersten steen heeft helpen
leggen Aran den molen de Vrijheid, en dat
hij op 30 Mei 1848, toen hij alleen nog
in Ie Aren was van de bij" die gebeurtenis
tegenwoordige personen, bet Arolk van den
met vlaggen versierden molen feestelijk
heeft onthaald, blijkbaar onder den indruk
der leuzen van liet jaar, die hem de bij de
grondvesting der Vrijheid gesproken Avoor-
den in de herinnering brachten; een braaf
man, die aan beginselen zal hebben ge
loofd. Gozewijn Jan Loncq Avas in de vol
gende jaren de toegejuichte redenaar b;j re-
volutiefeesten, maar hield zich in de ste
delijke partijschap opmerkelijk op den ach
tergrond; hij beeft ook aan het landsbe
stuur in Den Haag deelgenomen. Jan Svrin-
nas veroverde spoedig den post van stads
secretaris. De andere vier loden \ran het
comité zijn praktisch tot één te herleiden;
Cornells Nolet volgde trouw zijn broeder
Jacobus, maar hoeveel hij te beteekenen
had', als hij aan zich zelf overgelaten
werd', is niet duidelijk. Mascheck en Van
Waterschoot toonen ambitie als Jan Svin
nas Loncq; Van Waterschoot Avas iemand
met een groeten mond en zeer compromit
tant, omdat hij in 1787 ter wille van een
postje zich had voorgedaan als een hevig
Oranjeklant. Inderdaad zijn de moeilijkhe
den voor Jacobus Nolet groot geweest en
men mag eerbied hebben rreor de kracht,
Avaarmee bij ze bestreden heeft. Dat een
Katholiek Aroor de Katholieken opkomt,
lean niemand misprijzen; de gebruikte re
volutionaire middelen zijd. natuurlijk af-
keurensAvaardig, en het is geene veront
schuldiging, dat anderen ze ook wel eens
aangeAA'end hebben; maar 's mans ijver
moet bijzonder geweest zijn. De Katholie
ken waren minder in aantal dan de Her
vormden, en ook Avarcn A-elen hunner arm,
terwijl diegenen, die tot Avelstalnd geko^
men Avaren, niet aanstonds de bescheiden
houding durfden laten Afaren, die zij in
oen vorig tijdvak hadden moeten aanne
men, en waaroArer in de 19de eeuw in Ka
tholieke geschriften nog vele malen is ge
klaagd, totdat in onze dagen de schroom
schijnt afgelegd ie zijn.
(Wordt vervolgd).