Wat de Manestralen zien s
Raadselhoekje,
etelkonl. 't Zal ook wel een bopm oif struik
rijn, malarwat voor oon?"
„Laten wo maar dadelijk gaan kijken", stelde
biesje v,0|C«' en diet viertal begaf siidli opnieuw
dopr „do Piojotrt" naar „Ros'dhlust". ZIJ waren zioo
goluitóküg, pok ditmaal niet dpor Elly tovervallen te
Wiorden, al Mta rij nu en dan ook puderzioiakend
om zSioW hoen, Ze wisten immers! nc% niet, dat Ifum
buurmeisje huisarrest liad.
„Ie Begrijp niet. dat wet daar vipeger zoo djik-
wfijls geweest rijin zender pok maar iels van
de gelhiaimo brievenbus en den scdial. antctófct to
hebben", ztoi Hans onderweg.
Noert, dat konden de anderen ridhl evenmin
Aroprs tellen en leal! was liet zioiot
vlug liepen rij nu weer naar den krommen
beak en het kostte Jaap niet veel maait©, den
klas tan jeba|oim, dio met een K wasi aangegeven, te
ontdekken. Nu moesten zie nog maiar uitvinden,
wat J/E luss'chen d©Ze beide boamon in betee-
kemd© enrij wisten de plok, waar de geheim©
^sdhial verborgen lag. Dat „BosoblusL" zleiifs zoo
iets ïiicicirlïj'kls bevatten kon. 'tWas bijna te mopi
om waar te zfijn.
Na do enkele beamen, Avelke tussehen den
krommen berk en den kastanje in, stonden, beke
ken to bobben, riep Hans, wiens bopmeinkiemnis
nu good to pas kwam, vorfieugd uit:
„Ik weet hot. Ik weet bet".
„'Wat wat js 'liet dan?" vroegen do anderen
nieuwsgierig.
,„Een jonge eik", /Jei Hans| terwijl lifd pp een
eik wees, die nu niet meer zlop libel klein was,
maa.r in don tijd, toen de brief geschreven wead,
stellig jong geweest zjou zijd.
„Hlier is 'tdus'", ztei Liesje en baar stem klonk
min of meer plechtig.
„Aan welken kant van den eik zlotu 't rijm?"
vroeg Bep.
Weer raadpleegde Jaap den. achterkant van den
brief en tiaar liet kruisje onder J/Ej stdndl, wees
lij do vermoedelijk© plaats met (de woprden
„Kijk bier: in de richting van den kastanje".
Éven waren do vier Mndeibn stil. Op dit pü ikj©
Av]as biet dusl, dat wie weet, boe lang gel oden
een scfliat begraven Avasj, een scïiat, die zjoiodrgi
hSJ opgegraven was, aan den bewoner van „BpScli-
Iust" 'ter band gesteld moest wordien.
„Dat wordt moeilijk", meende Jaap.
„Waarom?! vroeg Liesje.
Omdat meneer van der Linde de tcgenwopidige
bewoner is, maar- hel tpdh wel de bedoeling z!al
rijnden sobal aan, meneer teln Boistóh te geven.
En we weten zJijln adres niet ©ons".
„Maar dat zial Wouts vader Lofdhl wel weten",
meende Liesje.
„Ocih, natuurlijlk"', stemde Jaap in. („Maar dat
is opk eigenlijk van later zlorg. Eersli moeten we
den schat in banden ziian te krijlgen. Wb weten nu
do plaats, waar blij verbprgen ig en we hebben
dus niets anders te 'doen dan hem ep te graven".
„'Als we dat maar Kannen doen, zlonider dat
iemand 't merkt", Zei Liesje.
„0, maar daarvóór moeteen wb natuurlijk zpr-
gen. Alle aardigheid zlou er af rijn, als 't gemerkt
werd", vond Jaap en da anderen waren bet daar
over geheel mot. hem' eens.
(Nadruk verboden).
(Wordi! vervolgd).
i i 1 i
1 doer
C. E'. DE LILLE IfOGERW'AARJD.
1 Manestralen rijd. nieuwsgierig,
Glijden met ©cn vaari omlaag,
Want wat er gebeurt beneden,
Zien de manestralen graag.
Uier zien ziij ©cn kleuter slapen,
Met zlijn boerlje in den arm.
Toegedekt door 'n lieve meddler,
Rustig, zoet en ldkkcr worm.
Daar zien zij ©en kleinen bengel,
Dio zjicb boos in dbopgen wrijft t
En door builen, mopp'ren zieuren
Sleods ma!ar helder wakker blijft.
Als do manestralen eindTijlk
Weer teruggaan naar de Maan, |'r
Zeggen zij'; Zou Mopper weten,
Dut rijn 'kuren loelijfc slaan? -
ZadhSjes gaan rij' Aveer naai d'aarde,
Krieb'lcn Mopper langs zJijln neusi,
Die dan inslaapt, Avant db bengel f
Hoeft nu doch geen and'rd keus,
Manestralen gluren ov'ral, f
1 Komen pok bij jullie bed.
En pis rij' tevreden kijken
Ileeft de maan vanzelf polk pref.
Zag jo 'tmaantje avoI eens lachen?
Ja? Dan AVeet je nu: waarom
Stellig vindt bet helder majantje
Stoute binders vrees'lijlk! dpim.
(Nadruk verboden).
Antwoord Foutenzoekplaatje.
De negen fouten rijn
1. Fietsen met een t.
2. HondenhjPk zonder ingaing.
3. Gevel met één dalklïjst
4. Raam met één luik.
5. Fiets zionder zadel.
G. Fiets zonder pedalen,
ff. Hond mot drie pooben.
S. Lantaarn zonder lamp.
9. lantaarnpaal ztonder dwarslailje (Pm laldder
tegen te Zetten). - js
(Nadruk verboden). i
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige 'nummer,
VOOR' GROO,TEREN
1. W,as jij nog nooit IN Noprd-Brabant ge
weest? 1 (Lu^)-
- Oom Jaap bomt je li'aLEN, Annie, vacht
dus op hem. (Len,a;
Wat z'itlen er dit jaar vaE|L BEssen pan de
struiken in onzan tain. (Elbe)
Heeft tante DO U ROOBEl Rozen gebracht?
(Qojuroi en Oder).
Moeder had een zlWART En een spierwit
poesje, toen zij klein was1. (Worle).
2. Piiet Hein. Thee, pit, tin, toen.
3. Een masker.