BIJ DEN SCHOENMAKER
VOOR KLEINEREN.
1. Ik koerdo laatst oen insect om en kroeg om
knaagdier. IIoo k'an dat?
2. Verborgen bloemen.
Moot Jan Itako leien uitdeelon v idang?
Laat moedor maar begaan. Jo raadt nc|(
wat zij van plan is.
De kast was to ruw afgewerkt, vond ik.
Hoeveel el? Iets meer dan duo.
3. Welke jongen wordt oen roiofvcgel or blijft
toch een jongen, als liij zijn. lipoid ver
liest
4. Ik noem een kleinen graver.
Drie letters ben ik maar.
Als jo mij in den tuin bobt,
j Ben jo z'oioi gauw niet klaar,
'k'i >oi alles onderstboven.
Een tuinman ben ik wiet. t
Ik werk met vlijt, hoewel jo
'Mij slechts boel zielden ziet.
Jo kunt nu toch wel zeggen,
Hoc. |0f ik oig'Jijk lioot.
'k'Geloei, dat ied're lozer,
Mijn naam nu stellig woet.
(Nadruk verboden).
G'n dag, maneer do schoenmaker,
Heef u het druk vandaag?
Misschien dat u mo helpen kunt,
Ik wilde liet z'ooi graag.
'k Heb hiej; do schoentjes van m'n plop,
Dio ztijln zoo erg kalppt,
Dat z'er niet moer moe uit kan gaan.
Zo loclpt ermee voior spot
Ilot bovenleer is los en in
De zolen zit een gat;
En als hot nu weer rceg'nen ga,at,
Zijn popje's vcelen nat.
Zoo, zoo', mevrouw, geef maa,r eens bier
Wat siijlt dio kleine meid. 1
Ik maak zo ma,ar metoen vqor u;
'klleb nu net even lijd.
KSjll bier, >en prachtig stukje loer,
Wat spijkers ga,an er in.
Hot bovenleer weer dichtgenaaid
Is 'tz'oo niet naar uw zin?
Ja, schoenmaker, ik dank u wei.
't Is keurig neljes, hootr.
Met dczio zolen kan m'n kind
De ergste buien door.
1>
'knal zie metoen betalen, hè?
Wat zlcgt u va,n die drop?
Daarvoor, mevrouwtje, z'ot Bk graag
Neg licndord zolen op1.
RO FRANKFORT,
(Nadruk verboden). 1
i
I 1
I