Zoekplaat] e -
3. Barend, Arend.
4. Eon mol.
Om op te lossen
VOOR GROOTEiREN.
1. Ktuisraatlsol.
Op do beide kruMcslijlnea komt de naam van
een n u z'i el; i 11 s t ra men. t
X
X.
.x.
.x.
X v - X XX
X
X-
'X'
X
1e rij een medeklinker.
2o i'i/ een jong viervoetig dier.
3o rijt een klem.
4e rij oen provincie in ans land.
5e r'jj 't gevraagde woord.
Ge i'i} oen plank over oen sloot.
7o rij coin deel van ocin etmaal.
Se rij schrijfgereedschap.
Ge rij een medefclinker.
2. Als mi,in cersto heel koud en mijn tweede
geen watei is, welk groot eiland is dan
ni'ifn geheel
3. Mijn gthoel wordt met 22 lettors geschre
ven m n enil een bekend spreekwoord.
X 5, 3, 4, is een kleur.
Een 7, 17, IS, 22, kan nooit een meisje
zijn.
1( 17, 18, 19, 20 is een moei dorp in
de provincie Utrecht.
Eon 9. 8, 1, 2, 15, heeft een donkere go
laatsk'lenr.
De 10, 11, 12/ is een hemellichaam.
13, 14, 21, 1, wordt zluowel door do huis
vrouw als den bakker gebruikt.
4. Mijn broertje liet een grootten steen aai stuk
ken vallen in een afgrond. Daar voadi oen
ander zie, voegde ze weer samen en kroeg
oen h'oiom. Iloc kan duit?
VOOR KLEINEREN.
1. Verborgen j,ongens- en meisjesnamein.
11c dncli], dal een verscli ei nog in de
kast lag.
Oom kwam in aille onmogelijke heekjes
zoeken, maar vond Rotes niet. (2)
Neen. We gaan niet zee gauw verhuizen.
Ga je mee? Ja., nu dadelijk.
2. Wiji dansen en wij springen,
W|| 'Joopen met een vaart.
Wij' hebben kop noch beenen,
Cl een armen en geen staart.
Ziijn w' eenmaal weggeloopen,
Dan kunnen we onze plaats
llcnsch nimmer meer bereiken.
Al hébben w'ij veel praats.
'Hoe of wij er wel uitzien'?
Soms gncion soms bruin, rood, geel.
Je vindt ons oiolc dit najaar,
Als ieder jaar, weer voel.
3. Ik noem een jongensnaam. Neemt mem mijn
staart weg dan slaan wij op het land. Als
we nu nog omlhoiofd worden, vindt je oins
in hel kippenhok.
4. Wie slaapt niet rustig in zlijln bed
En kan oidk nimmer droionien?
W ie kan nicl liggen zlitlem, st,aun,
Moet Jo.opon sleeds of s.rooinon?*
(Nadruk verboden).
Waar is j ickey?
(Nadruk verboden).