Mij fie »i rug-3i u
ver
klopt
I:
I;
w.
p
S nt=Nicolaas.
l
n
vw
W
ft I
m
B
wondered Ze warm er nog moe bozig,
toen er weer iets bezorgd word.
„Juffrouw Landstra?"- vroeg de iongen,
die bet bracht
„Voor Truusje", zed Maud verbaasd.
Met een Hour nam deze bet pakje in
ontvangst en begon liet open to maken.
Haar vingers trilden. Ze voelde, hoe de
aogen der anderen op baar gericht waren.
Haar hart bonsde met een vreemde
zwaarte en ze dwong oen glimlach om
baar lippen.
Eindelijk h-ald ze het papier er af en ze
hield een Hein, vierkant doosje in haar
hamdein. Daaruit kwam een pakje, dat in
vloeipapier gewikkeld was. Voorzichtig en
op een vreemd-kalme manier wikkelde zè
het epen.
„Nee maar, dat is een mooi ding", zei
Mand oprecht bewonderend. Cissy en Wics-
je knikten instemmend, hl Truusje's ge
opende hatnid lag eein klein, fijnbewerkt
poederdoosje, zwart en-goud.
Het meisje keek eerst naar het glanzen
de kleinood, daarna ging haar blik naar
haiar collega's en er lag een fier glim
lachje om haar mond.
„Jij bent een mooie", verweet Wiesja
baar. „Zou je ons nu niet eens vertellen
wie je zoo goted bedacht heeft? Wij zijn
niet zoo geWefmzïnïiïg met ónze flïrtpartfj-
tjes. Kom, steek eens van wa
„Ik geloof niet, dat het jullie iets aan
gaat", zei de ander en bet was weer de.
oude, vijandige toon. van altijd.
Maud haalde de schouders op.
Er kwamen klamten en ze spraken niet
meer met elkaar. Omdat het stil was moch
ten ze dien avond om 6 uur naar huis
gaan.
„Ik mag wel haast eton verhuiswagen!
laten komen", dood Maud grappig, met
haar Sinterkkmsgeschenken ondor de ar
men. „Nou, jullie amuseeren je maar van
avond. Dag, kinderen, dag Tnrasje, Hemel,
kind, wat kijk je zuur ein dat mot zoo'n dot
van een poederdoosje.-.l liet is aan jou
niet besteed, hoori"
iffï lil
Haastig, Wat piekten wegduWdn'ct otader
haar hoed, liep Truusje Landstra om zes
uur de stad door. Schuw even, om zich.
heen ziend, stapte ze een bijouterieën-zaak
in.
„Er is vanmiddag telefonisch eein poe
derdoosje bij u besteld", zei ze met een
vreemde, droge stem. „Dat kom ik even
betalen." En haar trillendo hand zocht in
het taschie naiar haar poxtemonnaietje.
St. Hicolaas, niet waarO, wel hem die dat feest
Hog altijd meeviert met hinderlijken geest.
Bé GteöitesfeE ïfeteft voter htet 'Opgroeiende
geslacht als dichter vrijwel afgedaan. Oude
ren Onder ons mogen zich herinneren, dat
deze dichter in bepaalde kringen geliefd
en gevierd was. Het beste bewijs daarvoor
zouden we willen noemen, dat niemand
minder dan Br of. 0. B. Thiele een inleiding
tot de Genestefcs gedichten heeft geschre
ven. De taal vain dezen dichter moge dan
verouderd zijn en zijn ddchtwijz© niet meer
,van Onzen tijd zoo menig gedicht doet
toch duidelijk zien, dat hij met beide voe
ten gestaan beeft midden in de werkelrjk-
heid van bet leven. Ook met het groote
gedicht: Üe Sint Nicolaasaivomd bewijst hij
dat
In den grond der zaak is deze avond
uit het jaar 1849, die hier bezongen wordt
niet ahders dan die uit ons jaar 1932. Om
dat deze avond in zich bergt zulke edit
men schei ijke factoren. Hier is 't niet alleen
't Idhd, dat met vriendelijkheid wordt be
dacht door de ouders of vader en moeder,
die van hun kroost iets ontvangen, waar
van het kind weet, dat zo zich daarover
zullen verblijden. Ook de ouderen denken
aan de ouderen. Het is een dag, waarop
de gedachte aan anderen op den voorgrond
komt te staan. En dit is de waarde van
dezen onvergankelijken dag: niet het „Ik"
staat op den voorgrond.
Laten we nu eens heel eerlijk zijn, al is
de eerlijkheid tegenover zichzelf dan wel
de moeilijkste. Het denken en trachten en
doen van den menseh gaat niet uit boven
zichzelf. Van alle dingen is naar het
woord van een klassiek wijsgeer de
mensch zijn eigein maat. En de gelijkstel
ling vain de liefde voor zichzelf met die
voor den naaste druischt we! erg tegen ons
eigen denkan in. We zouden het ook zoo
kunnen zeggen: we willen wel iets geven
tób Kef ttóaeï mtóir wtei wffieln! nfet gjevte^ 5
onszelfdat is: wie kunnen niet geven zon
der bijbedoeling. Diat getuigt ervaring
ervaring, die we opdoem golf of andere»!
op loten doem.
En nu stamt die eene dag aan het einde
hajtna, van het jaar daar als een waan,
schuwing; als een haken in zee: denki
ook aan anderen, gelijk gij wilt, dat aaaj
II gedacht zal warden. Gelukkig, dat die
vermaning niet alleen wondt giehoomdif
maar ook opgevolgde Daarvan spreken ons
de dagen .vóór het feest; dia lichtende)
winkels met het vete dat geboden wordt;
de feesten, die bereid worden voor de
kinderen; de vreugde, die als 't ware over
de straten ligt uitgespreid; 't gaat het
feest warden van den ouden kindervriend;
.van den weldoener in wiens weldoen niets
lag van egoïsme,
rial men ten onzent in het crisisjaar)
nog Snit-., tcolaasavomd durven
vieren? We banen ons een weg door eeül
waud van zorgen, klachten noodem, soi
bore vooruitzichten. Inderdaad is het een
zwaar jaar. We staan aan het begin van
den winter, die met zorg wordt tegemoet
gezien. We tellen binnen onze grenzen
ruim driehotndterdduizend woikjoozen. G
teld volgens den officieelen maatstaf.
Inderdaad rijh het er meer. Er is nog
weinig vooruitzicht op betere tijden. Het
heeft den scliijin alsof een. wereld, waarin
we geloefd en gewerkt hebben, vooThij gaat
voor goed. We gedenken met weemoed
betere tij'den. Zullen we dan nog lust en
zin hebben om den Sint-Nicolaasavcnl le
vieren? Is het niet beter het geld te be
waren? Is er niet meer oorzaak voor
klagen dan voor juichen? Lijkt het niet
ijdelheid dor ijdolhoden om oen avond vel
van jolijt te hebben? En op al die vra
gen zeggen we volmondig: het moge zoo
schijnen, maar zoo is het niet. Natuurlijk
zal menigeen wat minder moeten doen.
Het kan moeilijk anders. Maar is hel niet
zoo, dat het hart, de bedoeling tens!olta
de waarde van een daad bepaalt? Een
beker koud water een dorstig land met
liefde gegeven blij Et niet onvergolden t n
dage des oordeels zoo ongeveer luidt
een oude spreuk. Juist in moeilijke tijden
hebben we de liefde meer dan noodig.
Zij kan stut en steun wezen, waar zoo
veel andere dingen, die het leven veraan
genamen, door den nood der tijden weg
gevallen zijn en zoo menigeen zichzelf
het naast heeft loeren zijn.
Het komt er maar op aan, dat we
een kinderlijken geest hebben, die dezen
avond aanvaardt zooals die is: de avond
vairï biet denken aan andoren. Maar nu
niet weer als to voren opgaan in do eigen
maat van alle dingen. Doch juist in de/en
zwaxen tijd verslaan cle les van den ouden,
heilige. Verstaan niot alleen, maar ook in
toepassing brengien: denk aan de andoren
in liefde.
J. NA,GEL,
Br*!
m>i
i'
"l!
it
W'
|gf
|e l
V
T
Éi
h
A,
"A'S i
Sf"
hj
MW