Filmglinster. beOsche verhaal zich moet hebben af go. speeld1. Op do heenreis waren wij er reeds voorbijgekomenverder hadden wij op don langen, mijlen-verren weg niets levends aanschouwd dan een vrachtauto, die ergens diep in het dal stilhield; Ara. bisebe arbeiders waren er bezig don land. weg te repareeren. Lang, voordat wij op don terugweg deze borberg bereikten, was do Ford in elkaar gozakt, juist in de strcok, waar de, uit don Bijbel bekende reiziger door roovers over vallen werd; voorwaar, oen bizonder opwekkend voorteeken! Reeds tevoren had er een uitwisseling van passagiers plaats gevonden. Eenmaal, toen de Fori was blijven stilstaan, stap ten wij allemaal uit; liet was laai gewor den, de Ford kwam niet vorder en wij be sloten, dat, zoovele als er maar geborgen konden worden, over moesten stappen in de andere auto en terug rijden. Wij, an deren, zouden dan, zoo snol als maar mo gelijk was, met het Fordje nakomen. Na tuurlijk gingen de dames vóór; de Buiok vulde zich snel en reed ijlings weg, terwijl de inzittenden ons vroolijk toewuifden En daar stonden wij dus nu, Anton Ilans, sen, de architect en ik, want de archeoloog, die de Fotrd-auto op zijn geweten laid, was natuurlijk op weg naar Jerusalem! Nog een stukje sleepte de auto zich vooruit, onder piepen en knarsen; af en toe kwam er een luchtsprong; de motor kookt» en de chauffeur kookte, terwijl hij staande reed, zich buigend over den motor, met ééne hand achter hot stuur, met de andere een of andere lek in de machine dichthoudend. Ten slotto echter stiet de wagen zijn laatsten adem uit, zonder ex. plosie, gaf-nog even een gas.da.mpje van zich af. het laatste; toen was alles voor. bij. I Er ïs een soort van menschen, die ga wend zijn met oude auto's te rijden, ba wonderswaardige wezens! Onze chauffeur, ©en koperkleurig individu, die ons niet ver stand, noch wij hem, ging er niet bij zit), ten, om huilend 's hemels hulp in te roa pen, doch hij spreidde zijn gereedschap op den berm van den weg uit, een heele ver. bandkist, en begon met de reparatie. Ilem helpen konden wij niet; wij stonden erbij1 en wij huiverden. Tenslotte waren wij het erover eens, dat wij maar vast op stap zouden gaan; vastberaden stieten wij met onze stokken tegen den grond en begaven ons op weg. Nadat wij een half uur geloopen hadden, werd het ons duidelijk, dat wij op deze wijze Jerusalem niet zouden bereiken. Wij waren over één pas geklommen en op nieuw in een dol gedaald; onze auto was niet meer te zien, er was niets don ver laten terrein aan beide zijden van den weg; alles was van een zéldzaam-onwaar- schijnlijke werkelijkheid; akelig, werkelijk was slechts het feit, dat wij het waren, die hier voorwaarts sjokten, mei mijlen nog vóór ons, midden tusschen de kale bergen van Judea, die op eindelooze, ver. vallen ruïnen geleken. De duisternis be. gon te vallen, uit de ravijnen sloegen koude Inchtgolven ons tegen; de omgeving heette zeer onveilig; men kon zich voorstellen, hoe reizigers hier door roovers ove [vallen konden wonden. Ook was het denkbeeld, hier in Palestina's bitter.kouden nacht, zon der bescherming en zonder voldoende ba dekking te moeten overnachten, verre van aanlokkelijk. Wij keken naar de auto uit of die misschien komende was, maar zij kwam niet. Eenmaal echter, toen wij opnieuw ach. terom keken, zagen wij inderdaad een auto, maar een andere: een groeten wagen! Op- 20 gewonden plaatsten wij ons alle drie mid den op den weg met omhoog-gelieven stok ken, om hem aan te houden. Mot sneltrein, vaart gleed hij naderbij, bijna gcruiscliloos, een lange, gesloten glazen kast, fonkel nieuw, een reusachtige, Amerikaansolie luxe-wagen. Toen hij zoover genaderd was, dat hij ons kon zien, vermeerderde hij blijk baar nog extra zijn vaart, zoodat hij als oen illusie voorbij schoot en het volgende oogenblik meteen uit bet gezicht was ver dwenen. lu de ééne seconde van het ptas- seeren, hadden wij gezien, dat or één co. kelo passagier zich in den geenpitouoer- den wagen bevond. Hadden wij hem aan het schrikken gemaakt? Meende hij, dat wij roovers waren? Neen liet was de Ha viet, die den gewonden reiziger aan den weg liet liggen, zooals er geschreven staat! Gedmkler dan tevoren stonden wij op nieuw daar, op don landweg. Hot was de laatste der vele toerislonaulo's geweest, die, als wij, den toer naar de Roode Zee had den gemaakt; deze had zich verlaat en iocg nu terug; andere auto's zouden slel'. u niet meer komen opdagen. Wij stieten opnieuw met onze stokken legen den grond en zetten onze hopelooze marsch weer voort; iets anders bleef ons niet over... iWat was dat? Hoorden wij daar niet nög eens weer een wagen achter ons? Hot was intusschon te donker geworden om iets te zien, doch naar mate hij nader bij kwam, deed hij den heelen landweg trillen. In liooge mate opgewonden en zonder tevo ren gepleegd overleg, vormden wij een ket ting dwars over den weg en zwaaide met armen en stokken door de lucht. Het was de vrachtauto, die wij' onder in het dal na- hij de wegwerkers gezien hadden en die nu, na beëindigde dagtaak, op weg naax Jerusalem was, de chauffeur stopte en nam ons op. Dit was de Barmhartige, Samaritaan! iWaren wij toevallig gewond' geweest en had men olie op onze wonden willen drup pelen, dan was hieraan geen gebrek ga weest; de heele wagen droop ervan. Wij balanceerden den boegen wagen in, die veel van een kiezelmijn had'. Daar zaten, met den rug tegen' de chauffeur's plaats aan, de gekleurde werklui, met, tusschen hen in een praatgragen neger, dien wij met een sigaret tot onzen vriend' maakten. D© auto werkte zich een zig-zag weg op, knar send' en inspannend, want de weg was als een ladder zoo steil en onze vriend, de neger, verbelde ons, stralend, van een an deren vracht-auto, hoe deze korlgcledeni van den berg was omgekanteld: „zóó...*5 deed hij met aanschouwelijk gebaar, „alle inzittenden kapot..." In triomf reden wij Jerusalem binnen. De lichten, het warme hotel, het goeie eten en de gele, versterkende wijn, die ean monsch als met inwendige zomerwarmte doortintelt, dit alles was een triomf! Tegen iniddemaeht verscheen een kol. perHourig individu, dat bescheiden in de deur bleef staan met moede, bolle oogen. Het was de chauffeur van het Fordje, die zijn loon kwam halen. Inderdaad, hij had! het wèl verdiend I In Palestina gebeuren heden ten dage nog wonderenhij had de auto opnieuwi op gang gebrachtl I Nemen tvat je graag tvilt hebben. 2 December. Mijn ouders, mijn vier oudere zusters en twee oudere broers, mijn ontelbare ooms en tantes, mijn recht schapen neven en nichten en verder al degenen, die in mijn onderlijk h'ms „over den vloer kwamen" en mce-doklerden aan mijn opvoeding, hebben mij in de jaren van mijn ontwakende bewustwording in geprent, dat „men" bescheiden rnoest zijn. Het conglomeraat van lieden, dat dit op zijn geweten heeft, heeft eer van zijn werk. Nog heden ten dage heb ik, op visite zijnde, de ziekelijke neiging, alwaar ik dol op ben met een zoetsappig ge zicht aan mij te laten voorbijgaan en of het gebakjes zijn, dan wel kippen- of eendenboutjes, of een assortimentskist si garen als een volleerd huichelaar uit te zoeken wat mij het minste aantrekt. Toen ik zeventien jaar was, beleefde il een paedagogische openbaring, waar bij mijn zeventienjarig hart bijkans stil stond. Ik was op bezcek bij een vriendin van mijn leeftijd. Er werd' een bord met gebroken stukken chocola gepresenteerd. 'Ook het 5-jarig zusje van ipijn vriendin mocht zelf kiezen. Ze aarzelde even en toen ho-orde ik mijn vriendin tegen het kind zeggen: „Als je dat groote brok wilt hebben, waarom neem je het dan niet?" Ik schrok me dood. Zoo iets leek mij' ver schrikkelijke paedagogische ketterij. Klei nigheden kunnen in onze jeugd' een on- uitwischbaren indruk op ons maken en ik heb het incident dan ook nooit ver geten. Het leek mij, dat dit kleine kind tot een „vamp" moest opgroeien. Némen wat je graag wou?? Goal, er zat iets ongeloofelijk eerlijks in, maar moest je niet, aan don anderen kant, „beschei den" zijn, „je verlangens onderdrukken"? U zult het niet gelooven: mijn heele men taliteit van not opgevoed jongetje kwam tegen deze nieuwlichterij van mijn vriendin in opstand. En wat het rare is, vandaag weet ik nóg niet wie gelijk had: het conglome raat dat mij opvoedde, of het vriendin netje, dat do hachelijke woorden sprak. Ik ben er weer over aan 't piekeren ge raakt, door de vermakelijke gebeurtenis in de Limburgsche gemeente Stamproy, een dorp var 1650 inwoners net oen gemeenteraad van 7 personen. Stamproy moest een nieuwen gemeente-secretaris hebben, tegen een bezoldiging van f1700 tot f2000, en toen de stembriefjes werden geopend, bleek, dat elk der vroede vade ren zóó verlekkerd was op het baantje, dat elk op zijn eigen persoontje had1 ge stemd. Het zou overdreven zijn, te zeg gen dat deze simpelen van geest op grond van bun diepe kennis van de gemeente administratie, zichzelf inderdaad de meest geschikte persoon achtten voor hot ambt. Hun drijfveer was blijkbaar die van het meisje van 5 jaar: „Als je dat groote brok wilt hebben, waarom neemt je bet dan niet?" Een kind opvoeden is zoo eenvoudig niet. Het is geloof ik gemakkelijker, een zesdaagsche te rijden. En als je bedenkt, at je kind het nog eens tot raadslid van Stamproy zou kunnen Jfrengcn, dan dui zel je van de verantwoordelijkheid, die bet noodlot op je schouders beeft gelegd. VIJL

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 36