wfméti
Sommige mannen dragen een 1,. G, 6, 7, 'èl
5, 2, 3, is lekker warm.
Een 3, 6, 6, 7, 4, wordt aan don voet ge
dragen:
'4.' Mijn eers'te is eon weegtoestel,
'Mijn tweede 'n lichaamsdeel,
*t Geheel is altijd een persooi
Dio durft wat al te wel.
VOOR KLEINEREN.
1. Met V ben ik een lichaamsdeel, met R
altijd zwart on mot Z nooit zu.ur.
2. Verborgen plaatsen in ons land'.
v Als kinderen verkonden zijn, moet men
ze onder de wol stoppen. (2)
jK'eeft moeder at weer meloenen ge
koeld.? (3)
De lrorder schoorde zijln sdhapen.
peb je tante Maiie gezien?.Ja, ze is twee
minuten; geleden weggagaan. (2).
3. Ik ben eon groene springer,
Je hoort "miji 's winters niet.
Op menig zomeravond',
ik mijd hoogste lied,
Ik zit heel vaak in slooten,
Maar ook rvel in hot riet.
4. W'clk|a groene plant wordt, als je de letters
omzet, iets dat menige duistere ruimte
verlicht?
(Nadruk verboden).
•*t Was winter on in Dierenland
Was het nu volop feest.
Nog nooit was 'tijs zoo mooi en glad'
.Of zelfs zoo sterk geweest
Twee jonge hondjesHek en Juun,
Die zwierden, 'tWas een lust,
Ze r.eden heel' goed' sdhaatsien, maax.
1 Toch was Moes ongerust.
Want hier en daar zag men een wak.
Daar was 't gevaarlijk, nau,
■En Moeder blafte: Opgepast.
Een ong'Mb hel? je gauw.
Maar Hek en Juun, vol overmoed)
Die kenden geen gov aar.
(Relaas. En wie zo beidon zag.
Zei: Wat oen aardig paar.
I
Tot plotselingdaar was oen wak,
Juun zag 'tnog net op tijd.
(Maar Hektor reed pardoes er- in
Blafte van schrik on spijt.
Gelukkig, daar kwam vriendje Spits, 1
(Hf) beat Hek üi een oo
En rok den drenkeling op 't ijs,
Nog niet te laat was 'thoor. 1
1
Hek dankte Spits wel' honderdmaal 1 i
En zei: Waf, waf, waf, walf.
Ik blijf voortaan van zoo'n naar wak
Geloof me 'n heel eind af.
i
En 's avonds met oen grooten doek
1 Zat Hektor bf don haard',
>Iiiij' blafte in do hondentaal
Zoo'n vriendschap is wat waaxdl i
Ben jij', Spil's, later in gevaar,
Dan rod' ik jou, dat svast
Maar moedor zei: 'tls heter nog',
Dat icdor goed' oppast.
CAR LA BOOG.
(Nadruk verboden).
i 1
I