Raadselhoekje.
De groote beurt.
j&tnar...... bedenk' toch, dat da bloemen
1 Jn het boselh en in d,a \re|
"4 Kopje ïeffpn Regen maakt hen
i Heerlijk friseh ion o zoo Mijt.
Want de bloemen waren dorstig,
iL'eTckor is dia regen, fijn.
Strakjes bloeitem zo nog mooier.
strakjes in den zarmescbjji.
Bloemen bobben regen noodig, 1
Denk daaraan maiar, als het gat. t
3Eai zeg zelf:'dat ja eens thuis Kijft.
1 Is zoo vrees'lijk org heusqh nM.
Over 'n poosje spoel j© toch weer
Heerlijk in don zonneschijn,
Want die kan juist na den regen
Immers zoo verkwikkend zSjhC
(Nadruk verboden).
Moedor witjo on baar kleintjes.
(Moeder Wit ligt in liarr mandjo.
iWeet ja wol, wat poos daar doet?
Heel Voorzichtig likt ons Witjo
Haai' drie kleuters, zwart alp roet.
.0, die kindertjes van Witjo, i
Waren toeh zoo vrees'lijk stout.
Speelden samen in bet sefhhurtje,
Vol mot kolen an met hout.
t
En het drietal witte poesjes
Zag er fooi zoo pikzwart uit,
.Allen zaten sip to 'kijken
i Vuil was zelfs hun kleinte snuit.
1
Maar ons Witje likt haar kinders
lleelomaal weer schoon 'en blank.
Zacht miauwend brengt fet drietal
Aioeder Wit daarvoor zijn dank,
Duid'bjk zegt in 't poesentaaitje
Witje: Kinders, wpet nu go(xl;
Dat je nooit meer in het scfh,uurtje
Van de kolen kloman mpet,
i
'tDrietal knipoogt, antwoordt zachtjes:
Moeder, nooit dopn wijl het weer,
Vuil zijn is niet prettig, hauscjh! net,
En het blijft bij eenon keer,
ANNIE O.
(Nadruk verboden).
,1.0, moeder", zegt Greeitje, [o kijk toch eens"
Zef staan saampjes in ,een Handwerkwinkel, waar
mooier al haar aandacht besteedt aan hbt uitzoe
ken van strengetjes zlijüe, waarmede ze oen kus
sen, b'ewterken wil. 't Is bet begrijpen, dat Grootje
Zioh daarbij! ecibj een bootje verveelt. Ze kijkt
daarom don winkel eens rond on ontdekt plotseling
cejnh noaperig, witharig' hondje ,dat rusjig in ©an
hoekje to slapen ligt.
„0, kijk toch eens mam's", ,b}efhaalt zo, verrukt
,Hvat een beeldig hondje hè". Zo is or inmiddels
al naar toe geloopan en streelt kaohtjos over hfet
zijdeachtige, glapzionde iblaar. Biang is ze niet'. 0(
heetomaal niot hoor. Want thuis js immers Wol:
do groote zwarte bond van paps, waar ze in <lfen
tuin aJtlijd zoo lieeriijlk' moe ravotten kan
•la", zegt moed,or lachend, terwijl m even kifci
j.dat is eer: alleraardigst diertje hè, Groot. En
En wat ziet liet prachtig wit".
,,'Geen wonder, mevrouw", mengt d'e winkeljuf
frouw zich nu in ,hot gesprek, ,.hel is' ook nog
maar pas gowassohen. Hè Dolly", gaat ze dan
voort, als hot hondje, dat wakker is geworden,
vroioltijtk blaffend naar haar too 'kam:, spriugpn,
,jic Polly, jo hebt vanmorgen juist oen groota
beurt gehad Daarom ben je nu zcq praelhtig wit,
is het niot?"
.(Waf' zegt Polly, wat beteekenon moei: „zoo
is het, vrouw".
Als moedor met haar dodhtertjo huiswaarts
keert, komt Groefje nog eens even <o? hot -hondje
terug. „Wat was lief een snoezig diertje hè mams",
zegt ze verrukt, ,en zag u wel, alleen Zijn neusje 4.
was maar zwart".
,[,Ja", lacht mo'odcr, ,|dat bob ik ook gezien, j
Maar die witte houdjios zlijln anders bewerkelijk, j
hoor. Zo moeten zoo vaak gowassabon worden. Je
begrijpt wel, zulke Jange witte haren zien dadelijk
-weer groezelig en zwart".
Greetje knikt. Ja, dat begrijpt ze best. j
Thuis gekomen verdwijnt ze ooganblikkelijk in
den tuin. JMoeder vindt dat heeletmaal niet vreemd,
want bot is praedttig zomenv.eer -en za weet, hoe
graag haar kleine meid altijd buiten is".
W'at moeder .echter wel wat vreemd gaat vinrlan, I
is een kort, nijdig geblaf van Wolf, dat ze- plotseling
hoort. Een geblaf, waaraan nnar geen «inde komt.
„(Wat is er, Wulf Koest todh. Waarom g'a je zoo
te keer?" roept zie verbaasd en haastig loopt ze
naar den tuin.
Daar ziet ze Greet, die met ©en vuurrood go-
z'ichlje allo pogingen in het werk stelt om Wtolf
in bedwang te houden. En dat nog \vd met haar
ééne hand, want met da andere ilpndt ze eau
b'oender vast, dia ze uit bet sdbuunja Werft go-
liaald. -
W|olf gromt verwoed an prohoea-t op alle manie
ren1 zioli los te werken, maar bjijl Krijgt gen -
kans. Zijn 'kleine mleestoras beeft hem stovi(Ff
b'eot. 1 -
,',.W'at moet dat b'eteekemenvraagt moeder:
verbaasd. Ze kijkt onthutst van Wolf naar dan j
b'oender (en van den boender weer naar Wlolf. „Wat j
ga je beginnen, Greet?" i
En Greetjo bijlgit: „ik ga fh^enut wassdhon, mams
Ik geef luenu ook een groote beuxt, dan wordt J|j
nèt zoo wit als dat mooie, hondjo Man dia hand-
werlcmevrouw". 1
R. WINKEL.
(Nadruk verboden). -
Oplossingen der Raadsels uit he
vorige nummer
VOOR GROOTEREN.
1. Do jurk is niet He grooT, IIE EM? Sta;
/-
t i
i