p~I ~lH Kleinzeerig Miesje. SCHSEDAMSCHE COURANT VAN DE No. 26 BIJVOEGSEL VAN DE SCHJEDAMSCHE COURANT VAN 1 JULI 1933. Miesjo was verbazend kleinzeerig. Bij tie mm- sto of "geringst© aanleiding begon ze te> buiten. SLootte ze maar oven haar knie óogdn <le; tafel direct betrok haar gezichtje. Als 's morgens haar iharen geborsteld werden, liep het maar zelden zonder een üwilpar rijtje af. Haar vriendinnetjes wilden niet 'eens mkjor met baai' spelen. ,,Ze feilt toch' altijd", zeiden ze. Moeder Vond liet org vervelend cjn proboerdo 'van alles omi Miesje dio kkinzearighe'id af te loeren, maar het Stad tot nu toe niets geholpen. Op een keer had moeder (not erg druk. 's Middags zouden er gasten komen en moeder m'oust nog een heidobool klaarmaken. Ia d»j (keuken was het een rommel van poljc|S on pannetjes, verschrikkelijk. Miesjo wil'dn moeder graag helpen, maar moeder zei: „Ga1 oon Imeljo in dear tuin spelen, dan kan ik goed opschieten'. Weet jo wat je doet? Ga bellen blazcm". Hé ja. dat vond Miesje $$x, en dus trok ze mol een bakje zeepsop en ciön pkjp naar den tuin. Weldra dreven d,e prachtigste zeepbellen door de lucht, injeel de tuin. werd erin wetirspicgeluj ,ol, wat was dat mooi, 1 f Grooto en kleine zeepbellen blies Miesje, maar allo even mooi. De teerste klquren hadden ze en vol bewondering keek zij ze na. Waclit ,nu een 'l.reel grooto zeepbel blazen. (Mies blies en blies, t ot er een zeepbel kwam, zóó groot en mooi, als Mies nog nooit gezien had. Daar dred! -'ze weg van de pijp, Mies er achterna, .pmi zoo lang mogelijk de mooei bel to bewomdorcfn, die op het zomerwind j© \V(&gJreoff, liü'ntor dan eten yoertje. Bpm beetje op', een beetjjje néér ging de zeepbel, tot op eens pats, daar spatte hij' uit een op Mlesje's gezicht. Meteen was Miesje's plezier weg en begon ao liarcl te (hjuilen. (Maar wal was dat? Vlak bij1 haar klonk een vreemd geluid., 'tleek wel, of er iemand licicll zachtjes lachte. Mies hield van selhrikf even op met dch'r.sien en koek om zicli l'feen. Vlak voor haar oiogen stond oen teer ventje, zoo klein als Miesje's klc-insto bad popje, to dan sen inde lucht. Vol verbazing keeik' Mies Bet wezentje aan. „Jo zult vallen m jezelf pijh do©n", zei ze: ,,kom op het gras zitten. W'ie bon jo eigenlijk?" ,j,ïïa, ha, Ilia", la elite het 'kieinp dingj vallen en mezelf pijln doen, nee lioor, ik val' niet, ,en ik ben niet zoo kleinzeerig oofe. Ik bpa het zeop- bcllenvi'ouwije en ik zat in die gro-ofo zeepbel, I I i i 1 i :L i i i i die zcoeven uiteen gespal is op je gez.ichl. Om je te plagen, heb ik zoo !hp.rd gedanst in dio zoop- be\ tiat hij kapot ging en ik trof Hipt, dat bij' juist op je gezicht plofte". ,/.oo zei Mies boios, ,,,trof jij het? Maar ik trof het niet; tot deed pijn", Nu schaterde ih,et z eophell e n Vrouw Ij e. ,,0, a", riep het, jzoo'n klleinz.eeng kind iheb ik nog nooit gezien," te huilen als eon zeepbel imai' raakt, O', o," en Ihet bellenvrouwtje dans'p in de lucht van pret. i Mies stond een beetje beteuterd to kijken. Zoo'n 'Idem ding, dat haar uitlachte. Plotseling wepd het zeepbollenvrouwtjo ernstig. ,;.Zcg, Miesje", zei liet, ,dêed bet nu beiusclh pijln toen die zeepbel jo raakte?" ,|jNatuurlijk", zei Miesje, „anders zon ik toch niet gehuild hebben, ik voel de p'ijn nog". ,j,Oeh", zei Ih.et kleine vrouwtje meewarig, jon v\aar doet bet dan pijn?" jjllior", z.ci Mies en ze woes op haar wang, terwij'i ze zoowaar een beetje begon te liuilUn Maar nu plofte het bellenvrouwtje in tot gras en lachte, lac|Hte, tot do tranen aan do gias- hahnen gingen. i „Neen, maar", hijgde hot eindelijk, torn hbt wat tol bedaren kwam, pioen, maar, dat is wel het toppunt zooieüs h,eb ik' neg noioit beleefd" en weer schaterde zo liet uit. ,,\Yat dan?" zei Miesje ongeduldig, ,|doe loch niet zoo raar, jo doet niets dan mo ui'lachen". ,,Ja zie je", zei 't belienvroinvljo, pik kon me werkelijk! niet goed houden. Jo wees jo rcd'ier- wang aan on de zeepbel is óp jo linkerwang uit elkaar gespat. Ik zat or zelf in, dus ik weet het goed". Wat was Miesje beschaamd. Snel droogde zo kaar tranen en kook (liet zoebpollemvTomvljj ver legen aan. „Je moet me beloven", zoi hot vrouwtje, ,dat je biet meer zoo binderachlig zult zijn on. jezelf nie' meer zoo aanstelion zult. Hol staat verbazend flauw en ik denk .dat je moeder hol ook niet leuk vindt, is 'twcl?" Neen, dat moest Mies toegeven. Mo-eder bad etr verdriet genoeg over. Op mis nam zlij' eein flink besluit en zei„Ik beloof u dat rkJ voortaan, niet meer zoo kleinzeerig zijn zal". '„Mooi", zei het bellenvrouwtje, „ik weet dat je alfitjid doet, wat jo beloofd heb!, dus zal ik cr dan maar op vertrouwen. Maar bin as nu asjeblieft een nieuwe zeepbel voor me want ik voel' m'ct het beste thuis in zoo'n mooii. rond, glazen buisje. Ivan waar uit ik de wereld kan bekijken". Mies haastte zich!, om een mooie bel to bla zen, liet bel Ion vrouwtje sprong ffiii cm jpp^ daar dreef de zeepbel at weer weg. 1 Als Miesje zichzelf later eens bezecrde, <m KINDER-BL AD v*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 5