Raadselhoekje. Zoo'n bengel. N aregen komtzonneschïjn „Als "wc met de ongonsl in dat cljoirp s'ppletn, lioef je todbj geen levertraan to sii'küdetn", lacil^e) Hennie. „Want als we Wij vatlor on mbador zijn, dan doen ive weor gewoon hoor. Dan Dan jij weeir Bennie, en ik ben llennie „Mar clan lachen die jongens in djat dorp jou uit, omdat je een hondennaam Ihjab't", aaii Beimia „Ze mogen gerust om mljln naam ladhem, üi,oor", sprafd Hennie. „Maar we mooter: olijVen zoggen, dat jij Hennie heet ear jk Bonnie, (hlpotr. En Vergeet dat da,n nie|i, als? we in dat dorp met do jongens slptedesn", waar- sohuwde Hennie. „Neem ik ;al er echt al L'ijld good aan denken, dat ik! dan jij: hen or jij ikf', belqoifd'e Bennie, 'tls erg aardig van je, lioiosr Hon. En als 'ik weer flikjes fcrij'g van oima, oimdat ik' levertraan slik, 'Mfe j'j de heele does". „Ik zeg, dat ie geen levertraan hoeft tiö slife(de|n", lachte Hennie. „O, daar dacht Ik ei|h,'t niet aan", lachte ook B'ennie. „Nou, dan mag jij) all'e flikjes!, die jo van oma krijgt, opeten, hoor Hen". (Slot volgt). (Nadruk verboden). Verhaaltje op rijm door 1 C. E. DE LILLE HOGERWAARD. sMo,oi weer was 'ton Pietje's ouders iW'aren op eon middag uit, Pietje wilde graag naar 't bosch toe 't Zonnetje schoen door do ruif. Maar ziijn vader had vóór (t weggaan (Tegen hom gezegd: YVieet goed: Jij moet op je zusje passen; Speed mot haar en houdt haar zoet. (Eerst speelt Pietje mot zlijtn zusje, Doch dan valt (hem plots iets in: 't Is Vacantie. Naar de bosschen, Daarin heeft hij toch' zoo'n zin. (Maar zijn zusje kan niet meega,an, l 'tis te ver voor 'tkjeine ding. Als hij ihaar eens thuis Ijst en dan 1 Heel alleen hot boscih in ging. Neeti dat kan nijOt. Pietje denkt eens (En dan plotsh'iji weet nu raad. Mc zijn zusje staat do bengel (Even later in do straat. 1 Naar ,,'tbero" neemt hij' Ih'aar mede, Zegt daar togen een ageint: 'k Heb een klei no mei'd gevonden. i (Doet net, of h'ij haar niet kent). En m'ijh ouders zeggen altijd: Als je soms op' straat wat vindt, Moet je 'tnaar ,,'ibtero" toebrengen. Nou hier hpbt u dan oen kind. Pietje laat z'ij'n „Vondst" dus achter i lEm do „slimmerd" is nu vrij, Gaat aan 't zwerven door do bossohen, Doopt een .eind zelfs op d.e hei. '.regen vijven keert hij1 weder m.haalt dan ziijn zusje a|an. Nu mioot Mj Ifet wed bekennen. Heel gemakklijb zal 'tniet. gaan. Illij crijgt or van langs geweldig. Maaris zSja verdiende straf. Rind'öjk loopt hij mot zijn. zusje Dan naar huis toe op em draf. 1 Als hij alles aan zijn puders Vol berouw nu heeft bekend, Zegt zijn moedor: 'kVind, dat jij toch Een heel douüniö jongen bent. Een verloren voorvvorp breng je Naar 't bureau. Maiar weet jo niet Dat een kind geen ding kan wezen? Viat bon j'ij! e^n domoor, Piot. 1 i i 1 1 1 Pietje weet niet, wat te zeggen, Moet voor straf heel vroeg naai' bad, Dat js 't einde Van zlijin „slhuihjaid", Nu heeft dij1 niet langer pret. (Nadruk verboden). door C. E. DE. LILLE ROGERWAARD. Na een dag van niets dan regen iBreekt de zon soms plols'fing dpor. 'tls, ,of de natuur herademt, Instemt met liet v.oog'lenkojor. Roemen, bloemen, eerst zoo stoffig, Zijn nu weder heerlijk frisdt Alles ruikt dan ook' zoo lekker; 't Lijkt wel, of 'tveel mooier ïs. 'tOude spreekwoord zegt 'de waarhaid, AVant na regen komt de zon. Regen kan ,ons soms vervelen, Maar als 't niet meer reeg'nen kon. Zonden mensdh en dier versmachten, AlJes werd dan dor en droog En je keek vast heel nipt vriend'lijk Naar het zonnetje om!h,oc«g. Op zfijln tijd .-alt dus de regen; Op zlijla lijd ,ook schijnt de zon. Alt'ijld moet er water wezen In de groote regenton. Daarom, jongens en ook meisjes, Niet gemopperd op het weer. Of vertel m'ij nu, eens eerlijk: Hielp het wel eon cnk'len keer? (Nadruk verboden). Oplossingen der Raadsels uit het vorige nummer VOOR GROOTEREN. 1. Boekarest, Soest, bark, koe, b&% keet. staart. 1 1 i r i Sl

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2