Raadselhoekje.
<H zag, ja nest, waar eikels al
V|Oior hem lagen bewaard.
Maar p'jots'eling wat loven, oh,
Het sluisde door do lu,üht,
IE,en grooto vogel kwam er aan,
Jan-eekh0|Orn nam de vlucht
Sten arend .of een gier
tlji was het al, Daar Viel (lijf. B.ons.
1 O, oh, waar hen ld tbjLörl
Hiep Jantje-arend. 'tl.iefs'te nog
Wds: ik gewoon maar Jan,
Die rustig n zlijln bedje lag
i 1 En miooders kleine man.
ÉR| wreef zich ;ons de oogten uit,
Lag inot eigen bod.
Mjpes stond ervoor, keek
i Waaijo inhad moesi zop'n pret?
Ons Jantje deed nu vlug 't verhaal,
l, 1 lll.jj' zei Het liefste, moes,
Beu ik uw Jau, nooit word ik' weer
Een hond, en zelfs' goen poes.
Geen eekhoorn en geen arend ootS|
Ik ben nu moeders! Jan,
(En m'oes' zei: .Afgesproken, hoor,
Jij 'blijft miijin kleine man.
(Nadruk verboden).
Oplossingen der Raadsels uit het
vorige nummer
I VOOR GROOTEREN.
1. PeLrograd. Pad,' popd!, goed, pcjojt, raar, Egei|,
droge. i
2. Eon s'qhol (sdffltt).
3. Kaneel, kameel.
4. Toen ik van de erndtigo ziekte hciorde, dactit
■ik dadelijk: „waT ONGelukkig treft dat".-
(tong).
Moeder b'raciht vioior mijn broertje BoB, LEkl-
Seis uit de stad mee. (blei).
Waren Oma en Tano Vies' bier en Weeft de
]aatS|TE| U Iiozcn gegeven? (sbeur).
Je krijgt de liELFP van de rozen moe.
(elft).
f VOOR KLEINEREN.
u
2. Vin ger (rit); vinger.
3. Eind goed 'al goed.
Het b'esite paard struikelt wel eens
'Alle begin is! moeilijk.
4. i KAT iLEON.
b e k e t
s t a a 1
li a m e r
a rend
lelie
steel
p 1 o e g
V e n 1
Om op te lossen.
VOOR GROOTEREN.
1. Mijn erste is oen lichaamsdeel, mijn tweede
♦wordt met de beenen gemaakt en mijn go-
lieel is een and,et woord voor begin.
2. Kiuisraadsel.
iOp de bejde kruisjeslijnen komt de naam
van een voorjaarsbloem.
X.
.x.
-X.
xxxx XXX> X
-X-
-X'
•X-
le rij een medeklinker.
■2e rij bot tegenov©rge^jeldi2| van dik.
3e lij een kleur.
'4c rij een hopten spelling.
5e rij 't gevraagde woord.
Ge rij een provincie in ,ons land.
7é rij een ollandsidh zeeheld
Se rij schrijfgereedschap-
3e rij een 'medeklinker. s
3. Begraven plaatsen in het bui'enland
Zij zal Tante Co morgenmiddag een bezoek
brengen.
Jan kan maar niet bedenken, waarom ©ani-
ge vrienden niets mieer van zich laten
liooreru
Laat Bob er niots van merken alsjeblieft
Ik daeht niet, dat oorni Jaap er Üi.oe gedron
ken bad
4. Welke rivier in Pruisen wordt, als men de
laatste letter veranderd, iets wat men mocst-
ad op een opgemaakt bed vindt?
j VO R kleineren.
1. Met K word ik door don metselaar gebruikt,
met Z ben ik een plaats ia Overijsd, met
V een 1'OjOiIViOgel on met B Van bont of ijzer.
2. C»p de zigzag-kruisjes] ij n 'komt, van Wolven
naar benoden gelezen, do naam van een
voorwerp, dat aan de band' gedragen wordt.
1 le rijl tuinmans'goreedscliap.
2e ïijl een rivier, welke gedaelLe-
X:. lijk doior ons! land stroomt
X3e tij een deel van je gezicht
X4o rij een metaal.
X 5e ilijl een ander woord voor
i Xslimme streek.
- X Ge rij een ander woord voor
XL nadeel.
X 7e rij een huisdier.
XSe rij een vaartuig.
X 1 3e rijl jen iro>afvoge
10e rij eeu hemellichaam.
3. Vul de rijmwoorden jn. i b
Kleine p'aars'e bloetópjss
Vormen saam de bei,
Als die bloeit en ziotn sdhijlnt, t
Zijn wlijl allenI
I
i fE vo'ge/was Wijj liever todjj: i
■4 r
R
K
R
0
E
K
E
I
X