Schiedamsche Courant PUCKJE EN I E SPIEGEL rt Een moeilijke keus. humor un;1 het buitenland. s© TWEEDE BLAD Mijmeringen: VAN DE - gH SCHIEDAMSCHE COURANT In wonderland ZATERDAG, 19 Aug. 1933. No, 20118. Do uitersten. Wb hadden in de week1, dat we dit schreven, den warmsteu dag van hot ge heel® jaar. Do schepping zuchtte ander de hitte, Zolfs den mensahen, die niets! te doen hadden was het te erg,.te veel. Dan zoggen we wel: 't Is zomer en we heb 1:on naar den zomer verlangd, maar het is zeer de vraag of oen rncnseh, wanneer hij naar don zomertijd! verlangt daarin, welbewust, ook bevat dagen van negentig graden ruim in de schaduw en een eindje Over' de honderd in de zon. Wij weten: heel goed, 't is nuttig en noodig, dat ook zulke dagen van hitte golven er zijn en, m duren nooit lang. Do ommekoer staat dan voor de deur. Zoo is het ook nu ge gaan. De avond van don laatsteh hitte- dag bracht geen verüissching maar de hacht bracht do verandering. Nu stroomt do regen in piasbuien neer; nu is het Irisscli'ce geworden dan hot in zomertijd dient ie wezen. Maar do mensch her ademt en de verdroogde velden drinken, gretig den regen in. Ilot slof wordt afge- wassolicn van planten en hoornen en ze hebben weer een fnssche tint. Zoo bracht het éóno uilersio hot evenwicht, dat hot andere uiterste had verstoord. En zoö blijkt, dat het goed is, dat er uitersten! zijn. Do slinger van do klok kan niet in rust juist in liet midden blijven haingdn, II moot van het eono uiterste naar hot andere, om zijn work te doen, good func- tionwoerencll Nu ligt in bijna alles wat bui ten ons gebeurt oen spiegel of een les vain wat rondom ons menschenwcreklje ge beurt; van wat in eigen leven mogelijk is of zich voltrekt. Zoo oak wat de uiter sten in het leven van do nabuur ons! loeren. Reeds oen wijsgeer uit don ouden tijd. Iiooft dat begrepen. Ilij zei de: Slechts wio weiet te toornen, woet ook lief te hebben. Ligt daarin niet opgesloten, dat ook de uitersten in ons innerlijk leven noodig en nuttig zijn? Do liefde weerhoudt don toorn van wroode hardheid; de toorn weerhoudt de liefde voor 'n insluimeren in boloa- benisloozo weekhartigheid. Zoo blijft het levende en niet 't doode ovenwicht be waard. Want oen evenwicht kan zoowel Auteur: „Mijn -'"k -->en nall nut cm—en begonnen^ wil Je erg stil naar binnen gaan Vriend „Wat, slapen de menschen al (Humorist) Smits (die Juist ls voorgesteld aan een beroemde gedachtenlezeres)„Ik hoop dat u me niet kwalijk neemt; ik meende niet werkelijk, wat ik zoo net van u dacht." (Passing Show). Ongevoelige .knaap, tot het jongetje: „O, zijn dat je ^ader en je moeder Nee maar. nnn. jy bent ook geen jvvees hoor 1" (Humorist). Tante: „Mag Ik Je even storen? Bobble gaat wat garnalen vangen voor aan de koffie zou Je hem ook willen zeggen wat voor aas hij moet gebruiken 1" (Happy Mag.) dood als levend wezen. Het levende heb ben we noodig om het leven te bewaren, liet dood© zal het leven in ons dooien. De uitersten zijn de beide slimulantes, welke ons lieven in geregel den galng -houden, als de slinger de klok. We zien dat ook in het staatkundige le ven. Do ervaring leert, dat de partijen af- splinteren, naar rechts en naar links. Zco komen de uilersten. Als er geen alsplin tering was, zou er geen beweging meer wezen. Was er geen beweging dan was de dood ingetreden, waarin is de rust van het verlerende kerkhof, Zoo hebl>en we -ook op dit gebied de uitersten noo dig, met al do bezwaren daar zoo vaak aan verbonden, omdat zo openbaringen zijn van leven. Van het loven ook, i'dat zichzelf voort durend corrigeert, doordat 't tusschen de uiersten zich beweegt. Zonder do uiter sten zou er geen correctie wezen, omdat we ook aangetoond, hoe de uitersten cor- rigeerend, genezend! werken op het lichaam. Maar dan moet men de uitersten hun werk laten doen. Dat werk, 't welk hun eigen: is, juist, omdat ae uitersten zijn. En men moet niet zelf van het eene uiterste in het andere vallen. Dwingt men, op wolk gebied dan ook, dan komt het onnatuur lijke, het geforceerde, dat tot schade van hel natuurlijke komt. Zoo hebben op meer dan één gebied do uitersten hun groote waarde. Juist, om dat het uitersten zijn van het leven. In do uitersten moge dam liggen de onge breidelde kracht van het leven; zooals de hittegolf; een zwaar on weder, een koude golf openbaringen zijn van ongebreideld® natuurkracht. Maar hebben ook de/o niet bun waarde?'Al was het maar alleen, om dat ze ons hot normale doen waardeerein?, J. Nagel. GEMENGD NIEUWS. zij ons de fouten aanwijzen, waarin we geneigd zijn to vervallen. Een oud spreekwoord zegt, dat de na tuur zichzelf geneest. Inderdaad ligt daar in oen grond van waarheid. Op nachten van slapeloosheid volgen die, waaruit het ontwaken moeilijk is. Op een tijd van ge brek aan eetlust volgt weer de behoefte aan ruime voeding. Meer voorbeelden wa ren te noemen, "die de zichzelf genezen de kracht der natuur aantoonen. Hier zien Ecu bewonderaar van pyramides. Wilde er zeven jaar lang iemand iiti opsluiten. Er zijn altijd en overal menschdn ge weest, die buitónnissigo bouwwerken ont wierpen en zelfs uitvoerden, maar een der meest excentrieke was toch wel „Ui© gekke Jack Fuller", een Emgclsche mil- lionair, die onlangs gestorven is. Op zijU! wcnsch werd hij bijgezet in eon pyramid®- vciumig mausoleum, dat hij reeds als jongeman had laten bouwen. Deze pywi rnido, welko doet denken aan de Egyp- tischo koningsgraven in het klein, is ge bouwd van zeer zware sternen plate® en. aan de binnenkant versierd met vreemde mozaïeken an met een groot aantal inscrip ties uit de werken van Fuller's lievelings schrijvers. In het midden staat een blok steen, waarop volgens Men wOnsch va® den overledene zijn lijkkist weid geplaatst. De zware deur van de pyramid® werd' daar na afgesloten met oen massieven, vreamd- soortigen gevoimden sleutel, die onmid- dellhjk werd vernietigd. Jack Fuller heeft nog een andere pyra- mide laten bouwen, waarvan do geschie denis nog vreemder is. Ilij was van plan om hierin iemand gedurende zevcin jaar op to sluiten, die al dien tijd niets mocht doen, niemand, mocht spreken, zich niet mocht wasschen, enz. Dit experiment werd echter door do autoriteiten verboden, hoe wel er zich velen voor opgaven om de groote financieel© voordooien, dao FuUe® eraan had verbonden. Verhaaltje op rijm door C. E. DE, LALLE IIOGERWAARD. |{Uck(u van do buren Is en leuke hond. Vrooèjk trippelt Puckje Met zijlu baasje rond. Wie zijn baasje zlijln zou? Wol, do kleine Piet. Altijd zijln ze samen Of geloof je 'tniet? Zelfs voor Pielje's bedje, Op oen kleedje zacht, Slaapt dat lieve Puckje Den geheolen nacht. Mooi opzitten kan hij, Paatjes geeft hij giaag. 'ofjota jurtrBMioiotpS fijj ls nooit stout of traag. Maar op zeek'ren morgen Stond, iets op den grond, Dat daar heuscfjj niet hoioirde, Juist liep Puckje rond. En ontdekte 't vreemde. Nijdig bromde Puck. Ilij begon te blaffen, 0, wat ongeluk. Kijk, daar was een hondje, Net precies als hij Puck wou het verjagen, 't Was een heel karwei. Want het vreemde thondje W!as voor hem niet bang, Blafte even nijdig, 0, wat duurde 't tang, Vóór me tooh die rakker Uit den hoek verdween. Na een tijd ging Puckje j Eind'fijk brommend lieeni Blafte ïgen Pietje: 1 Geef hom op zijn kop.' Maar toen nam zijn baasje Puckje heel vlug op. "Kn zei; - Puidkje, Idijk eens Achter in den (hoek. Waar is nu het handje? Too dan Pudkje, zoekt 't Hondje was verdwenen. Maar daar was het weer. Steeds nog nijdig blaffend, Liep Pudk op en neer. iEind'lijk zei zSjn baasje: 'tls een spiegel, Puok. IleuSoh, er is geen (hondje. Maak je niet zoo druk. - Piet hing toen den spiegel, Veilig aan dm wand. Moedes kwam esn9 vragen W'at 'seraan de band? - Lachen moest ztij m ook Om dien dammen Puck. Dat de spiegel heel bleef, Vond moes een geluk. Voortaan stond er nooit meer 'n Spiegel op den gtjond En Zag Pudk daar nimmer Meer een and'ren hond. (Nadruk verboden). 1 as- 'MM 8 No. 33 (I enoig en slotJ, De jongen begon. Hij had trek en vlug was zijn 'bord leeg. Toen vertelde hij vader van Zijn tuintje. ^'t Lijkt me wat laat om daar nu nog mee te beginnen", dacht vader Maar den volgenden dag veranderde vacktrs oordeel, want Ilan bracht de boodschap moei, al; ze alleen worteltjes en goudsbloemen zouden zaaien. Verder zouden ze bconen leggen en jonge planten uitzetten van andijvie, bieten tin kool. - „Moes, wat zullen we smullen van'mijn groen ten. hè?" glunderde Han Ilan werd jarig Hij kreeg oen schop cn oen hark, zelfs een gieter. Menner zou zeggen, wan neer ze naar het tuintje gingen cjn dat was! 's M n- clagsmiddags na vieren. Dit was do_ oenige imddag, dai: d e onderwijzer kotn, n ant hij moest er bij wezen om de jongens te helpen 1-loel ontdaan kwam Ilan thuis Els en Bots waren juist binnr- „Wat zet jij i gezicht van ouwe lappen moikte Bets weinig vriendelijk op. „Scheelt er wat aan", vroeg moeder. „Zoo tam, zoo ellendig, zco oer-vervelend begon de jongen en. smeet met een )0zen zwaai zgn mooie schootpet van ziijm liootfd. „Wat is er dan?" „Verbeeld u, nu moeten we' s Maandagsmiddags nu vieren in het tuintje werken, s Maandags- middags nota ber „En je vond 'tzoio fijn'", merkte Bets op. Ja; maar niet op Maandagmiddag". „Alle middager zijn toch net eender vond Els. Zoo. Vind je dat? Maar dat v®d ik met. 's Maandags komt Van Beest" ,0, is 'tin die tijd?" zei moeder. Jat dat js vél jammer. Twee pretjes op één middag. Nu zal je moeten iezer 'tWas voor Ilan een moeilijke kous. Hij zou söju pretje in dJe auto niet graag missen. Moat 'ttuintje dan? Wel, daar zou wel een ander voor te vinden zijn. Maar 'ttuingereedschap? Han zuchtte eons. t „Heb jij je plankje al Maar?" vroeg zijn buur man hem 's Zaterdagsmorgens tussdhen twee lessen. Han schudde van nean. Toen haalde. do jongen uit t&sfcfbj oen. "wit houten plankje, waarop mot -Tikt in dikke stond: J. v. W. Dat beteekende Jan van .Wulpen. Tegen de achterzijde was ©en latje gespijkerd', waarmc-e 't naambordje in don grond gestoken kon woorden. „Ik zal er voor jouw ook oen maken", beloofde Jan. i En dat naambordje met H. P. er ctpi gaf den; doorslag Han ging 's Maandags na vieren zijn ge reedschap linten en trok mee naar de tuintjes. Hij had er geen spijt van, want ih'ij vond hot een leiuk werk Toen hij terugkwam, reed juist de wasschierij1- auto voorbij. Van Beest woof tegen hem. Eiken Maandag moest hij naar zijn tuintje om 't onkruid te wieden, do worteltjes te dunnen of nieuwe boonen bij te leggen. Soms was hij daar mee zóó vroeg klaar, dat hij Hhuisüaamemte de auto van de wasscherij nog tooif. Dat was dau een' reuze-middag. Maar de heerlijkste middagen kwamen later, toen hij een mandje van moeder moest mee nemen en dat vol boontjes terugbracht met nog een bos mooie goudsbloemen er op. Wat was moeder blij. En wat smulden ze alle maal den volgenden dag. „Ta, Han vond wel, dat hij goe»; gekozen (had, J. H. BRINKGREVE ENTROP. door C. E. DE ULLE IIOGERWAARD. Daan en Hansje, hand aan llpnd, Gaan op reis naar Wionderland. Laten wij het land gaan zoeken Zegt klein Hansje, uit do boeten. Waar Kabouters wonen, Daan, En de Elfjes dansen gaan. Door de volden slappen zij i Op een lentedag, 'tis Mei. 1 Weldra zien ij mooie bloemen, Hooren zij de bijtjes zoemen, Vogels zingen blij hun lied, Heerlijk klinkt hun: pietepiet. Aan den rand van 't groote bosch Zitten zij op 't zachte moe. En als z'eind'lijk huiswaarts gaan, Zegt heel ernstig kleine Daan: Al zag 'kgeen Kabouters, Hans, En geen Elven-rondedans, Toch sfljn wij in Wonderland i- Saam geweest, hè? Gaand in h'aad. '(Nadruk verboden). i i KI N DER-BLAD BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 1; A(JG ig33

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 5