Wat Miep aan Sint Nico laas vroeg. t Was En 't begin van December. Over ©on paar dagen zou St. Nicolaas komen. „Nou, die zal 't ook wel koud hebben", dachtetn de kiinderon, die uit school kwa men. Een snerpeiuf-koude wind woei hun tegemoet en ze waren nog niet hun huis genaderd, ai de wind verhief zich tot oen storm, waar ae bijna niet tegen op konden Toch liepen allen we'gemoed voort, druk babbelend' over Sinterklaas. Dienzelfden avond', terwijl nog steeds de storm loeide au raasde, werd' er reeds in vele huizen het welbekende „Zie de maan schijnt door de boomen" gezangen, hoewel er geen spoor van deze veel bezongen maan aan d'en nacht-donkeren, sterloozen hemel te bespeuren was. Maar daar, waar vroolrjke kinderstem men dit liedje zengen, trok men zich van bet weer niet veel aam. Daar, in d'e "heer lijk-wanne kamers, dacht men meer aam den groeten feestdag, die weldra komen zon, dam aan den. steeds heviger loeienden stormt Druk en woelig waren op dien avond vele kinderen. Véél drukker dan gewoonlijk waren vooral Jan, Nans, Tom en Miep Ravenberg, die in een der mooie, groot© buizen aan den Buitensingel woonden. Ze waren dien avond zelfs zóó rumoerig, dat vader klaagde, dat ze hem de ooren doof schreeuwden, waarop moeder lachend voorspelde: „Wacht maar! Als Pieter mor genavond komt luisteren en daarna strooien, zullen ze wel een toontje lager zingen. Woest nu alle vier niet zoo druk. 't Is bijna bedtijd'; komt dus neg een kwartiertje rustig bij me zitten". „Vertelt u ons dan een sprookje, moe der?" vroeg Miep. „Hè, neen, geen sprookje, moeder; ver telt u ons liever iets, d'at echt is gebeurd, toen u nog klein was...", zei Nans. „Maar ik zoni zoo graag wat over Sin terklaas hoeren", viel Tom in. „Ja, ik ook, moeder", vleide Miep, |,llè ja, vertel u maar wat over Sinterklaas „En jij, Jan? Waarover hoor jij graag vertellen?" vroeg mevrouw Ravenberg, toen hot viertal rustig om haar heen zat. „Wat u ons vertelt, is altijd1 mooi, moe der", antwoordde de oudste van het vier tal. „En als Miep zoo graag over St. Nico laas hoort vertellen, vinden wij dit ook best". Heel stil en gonoegelijk zat toen wefd'ra het straks nog zoo drukke viertal te luis teren naar moeders vertelling over de jeugd van St. Nicolaas. „Reeds als kleine knaap gaf hij zijn mooiste speelgoed', waarmee hij zelf zoo graag speelde, aan arme kinderen", ver telde zij. „En op een dag, toen hij iets had gekregen, dat hij zelf zoo hoel lekker vond en maar zelden kon krijgen, omdat het zoo héél duur was, ontmoette hij een kleinen hongerigon knaap, die om brood vroeg. Maar St. Nicolaas, die, ver van zijn huis, over een plein liep, had geen brood'. Kdj bedacht zich echter niet lang en gaf bet gebak, dat hij juist zelf wilde opeten, aan het arme bodtel-ventje Nog meer vertelde dien avond mevrouw Ravenberg over het loven van den Sint, en zij eindigde haar vertelling met te zeggen: „En daaiom volgen wij nu nog het goede voorbeeld1, dat eens St. Nicolaas ons gaf en nog steeds geeft op 5 DecemberEven als eens de Sint dit deed, geven wij, die niet arm zijn, dien dag zoo graag wat aan arme menschen, die St. Nicolaas, door een of ander toeval, vergat iets te brengen. Wij geven dan aan deze armen uit zrjn naam lekkers of Moeren of iets anders, dat zij noodig hebbon en zelf niet kunnen kno pen j „Maaï als nu d'e arme menschen aan Sinterklaas oein briefje schrijven, zooals wij altijd' doen, moeder, dan zal Sinterklaas die menschen toch zeker ook wel wat brengen hè?" vroeg Miep, die pas vijf jaar was. Want krijgt Sinterklaas jo brief, dan kan hij je niet vergeten Allen lachten om Micps woord'en, want zelf een briefje schrijven, kon ze natuur- lijk nog niet. Daarom droeg ze dit werkje dan ook altijd arun Nans of Jan op. „En nu naar bed', kinders", sprak moe der. Jan, Nalns en Tom sliepen dien avond even vlug im als op andere avonden. Al léén kleine Miep, d'ie lag te luisteren, of zij niets in den schoorsteen hoorde, kon niet zoo gauw inslapen. Want, al luisterende, d'acht ze aain de ar me menschen, die wel eens door St. Nicolaas werden vergoten. „Waarom schrijven zij d'ain ook geen brief je, zooals wij?" mompelde zij met oen slar perig stemmetje. „En als 'k eein arm memsch zie, zal ik zeggen. Wat Miep zooi zeggen was onverstaan baar, omdat ze juist insliep. Alsof ze aan 'niets, over wat moeder dm vorigen avond' had verteld, meer dacht, huppelde Miep dien morgen met haar pop pen door de gang, waar Greet, de werk vrouw, die op drukke dagen het dienst meisje kwam helpen, bezig was dan vloer te boenen. „Niet door het nat loopön, liefje!" waar schuwde zij Miep. ,,'k Zal aan den kant, waar geen water ligt, loepen, Groet", beloofde het kiind. „Zeg Groet, ben jij ook niet erg blij, dat het morgen Sinterklaas is?" „Ikke blij, kind1?" klonk Greets stem heel verbaasd'. „Welnooa, ik ben niet blijWaarom zou ik blij zijn? Ja, toen ik nog zoo jong was als jij, kind, toen was ik ook wel big, als Sinterklaas eens wat in mijn klomp had' gelegd. Maar bij oude 1 menschen komt d'e Sint nietNeen, nooit meer. „0 Greet, dat is heelemaal niet wam riep Miep. „Want mijn oma en opa. zijn al héél oud, hoor. En toch brengt Sinteiklaas hun altijd wat. Verleden jaar bracht hij opa oen mooien wandelstok, en oer heelo kist vol sigaren. En aan oma bracht hij con groote flesch vol eau de cologne en een groote doos met lekkere bonbons en een groote mand met zulke heerlijke vruch tenNou en die /.Dat komt omdat Sinterklaas weet. waar jo oma en opa wonen", viel de vrouw in. j,Maar mij, die bij vreemde menschen op een klein kamertje woont, kan lui toch heelemaal niet vinden". Daar dacht op eens Miep weer aan het schrijven van een briefje aan St. Nicolaas. ,j.Greet, ik weet al wat", riep ze uit „Jo moet straks een briefje aan Sinterklaas schrijven; je moe1 hem daarin vertellen, waar je woont. Nou, en dan komt hij ook morgenavond wel bij je, hoor". *1 een brief schrijven aan Sinter klaas?" vroeg de vrouw. „Moet ik een brief schrijven met mijn „.rimmetieke" vingers, kind? Ach, lieve help), die kunnen niet eens een potlood vasthouden Even keek kleine Miep naar Greets door rheumaüek gekromde vingers Daarna zei ze: „Als moeder me helpt, kan ik het brief, aan Sinterklaas wel voor je schrij ven Greet Als jij maar zeglj, hoe de straat heet, vaarin je woonlt, en óók wat je graag v It hebben. En dan brengt Sinterklaas je dit morgenavond echt, hoor" Groei, die reeds zoo heel veel jaren door Sint Nicolaas was vergeten en er dus ook WSC.JV' v.:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 12