(Een Kerstvertelling;
I
'Aan den overkant van ecïi groote, prach
tige villa, die door den ui tgestrekten, met
allerloi fijne en zeldzame bloemen beplan
ten tuin, bijna een sprookjespaleis geteekj,
stond een gebouw, dat niet alleen vuól klei
ner, maai bovendien zoo bouwvallig en
bijna verveloos was, dat deuren en raam
kozijnen dezelfde groezelige kleur hadden,
als de thans groen-uitgeslagen, grauwe
buitenmuren. Ailcen het kunstige snijwerk-
dat in- en boven de groote, broedse voor
deur was aangebracht, getuigde nog van
TOoegeren rijkdom.
Doch dat deze reeds lang vervlogen was,
bemorkto men zelfs aan oen paar oude
eiken op het grasveld aan den rechterkant
van het oude huis, die daar standent, alsof
zlij toet hun knoestige, gekromde takkei^,
den grauwen zijmuur tegen omvallen mocs-
teu beschermen
Eens waren dezo eiken, met nog heel
veel andere prachtige hoornen, planten en
bloemen, het grootste sieraad an don toen
aeer uitgestrekten tuin, diïï 'reeds langt heel
lang geleden was verkocht aan een graon-
ienkweoker. En waar eens de keung ge-
kleode kinderen der rijke, adellijke bewo
ners met hun ouderwetsche speken zich
vermaakten, daar speelden thans, in hun
verschoten jurkjes en gelapte broekjes, de
zes vroolijke kinderen dei tegenwoordige
bewoners. Dit kon ook do groote zandhoop
vertellen, die tegen het huis aan lag
Van uit het zijvenster der huiskamer
konden de zes aardige kleuters don zand
hoop, hun liefste speelplaats!, altijd zien.
Behalve hun zandhoop zagen zsj 'dun ook
een groot gedeelte van cle.ii uitgestrekten
tuin,die bij de prachtige villa aan den
overkant behoorde.
In dien tuin wandelde iederen dag een
meisje van ongeveer acht jaar met een
groeten hond en een nog jonge <lamo. Do
kinderen uit het oude huis hadden altijd
gedacht: „Die is zeker dp moe lor vau het
kleine meisje". Ze vonden het daarom wat
vreemd, toen ze èp oen dag haarden;, dat
het niet de moeder, doch wel een Engelscihe
gouvernante was, die Tonnyt 'zoo heette het
meisje, onderwijs gaf in alle vakkeu, welke
de drie oudsten vau hen op school leerden.
v,Zij behoeft natuurlijk lang met zooveel
te leeren als wij", dacht dan ook dit dxiei-
tal, als zij het altijd zoo keurig gcidcede
meisje zagen wandelen, of vooiby draven
op een mooi, klein paardj, en achter haar
een. knecht ia eau blauwe jas mot ver
gulde knoopen.
Doch Tonny scheen nimmer een der over
buren to zien. Alsof deze er niet waren,
liep zdj hen voorbij. .'tWas als zag ziji niet
de verbaasde gezichtje^, noch de groot©
vraagoogen, als deze;, door de roestige spij
len van het tuinhek, haar vol naievo bewon
dering aanstaarden.
Maar 's avonds, als Miss Maud), de gou
vernante, cli? haar altijd naar bed' bracht,
het licht had uitgeknipt, keek Tonny naar
het oude huis aan den overkant, en nau
welijks had Miss de slaapkamer verlaten,
otf Tonny sprong uit bed, liep naar bet
venster, schoof de chkke pluche gordijnen
vaneen en staarde naar de verlidite ven
sters van het huis aan den overkant. Door
de dunne vitrage zag ze d'an alles, wat iede-
ren. avond op ditzelfde nor in de huis
kamer gebeurde.
Neen daar bracht geen gouvernante on
zelfs geen dienstmeisje, één kind naar bpd}.
Maar wél was daar een moeder, diet zies
kinderen naar boven biaclit. £m ook was er
'li vader, die>, met op iederen schouder een
kleuter, lachende de trap beklom. Op twee
der bovenkamers werd het daarna licht,
zoodat Tonny nu ook weer door het dünne
venstergordijn zag, hoe de vader en de
moeder hun zes één voor één, onder do
dekens stopte en eon nachtkus gavn. Ook
zeidon zij iets tot de kleuters. Wat zij zei
den, kon Tonny natuurlijk niet verstaan.
Maar iets vriendelijks en aardigs moest het
zeker wel zijn; ze /ag dii aan de vroolijk
Lachende snuitjes, wanneer soms eon paar
blonde kopjes héél even boven dc dekens
kwamen om nog iets te zeggen. Zoo ge
beurde hot iederen avond', als Tonny naar
bet huis der overburen keek.
„Wat ging het daar toch vroolijk toe",
dacht zij dan
Het gebeurde ook meermalen dat Tonny
droomde, dat zij ook in het huis bij_ at die
kinderen woonde. Eens droomde zij zelfs,
dat Miss Maud óók een klein meisje
was, en zijt Tonny, gleed met Miss
langs do trapleuning Daar ving vader haar
op, on moeder bracht haar even tater naar
bed, want Miss was zelf nog zoo klein en
werd óók door moeder mar bod gebracht
Toen 'lonny den volgenden morgen wak-
kei' werd, moest zij nog om dien grappigcin
droom Lachen. Aan hot ontbijt dat zij al
tijd alleen met Miss Maud gebruikte, om
dat moeder heel lang sliep, eri vader op zijn
studeerkamer ontbeet, vertelde zij Miss
haar droom en vroeg daarna: ,kAls die moe
der van al die kinderen nog slaapt en de
vader is ook niet aan het ontbijt, wie snijdt
dan de boterhammen, Miss?"
'tWas kort voor Kerstmis, toen Tonny
dezie v raag deed, en de gouvernante reeds
gelukkig met het vooruitzicht de Kerstdar
gen bij haar familie in Engeland te kunnen
doorbrengen, antwoiordde vroolijker dan g&-
wo mil ijk „Wel Tonny, je begrijpt toch
wol, dat de moeder van zooveel kinderen
altijd heel vroeg opstaat om zelf de boter
hammen vooi haar zes kleuters te snij
den? Want zes gezonde kinderen, kun
nen heel wat boterhammen op. 'tZal wel
jutet gaan als bij ons thuis, toen wij alie
zeven nog zoo klein warenDat weet ik
nog best, als oudste van het zevental. Jaj,
ik v erlang heel erg naar het Kerstfeest,
Tonny. Dim zij we "alle zeven weer thuis
en vieren mei vador ©n moeder het heer
lijke feest". „Ja, Miss". 'tWas alles, wat
Tonny zeide. Ze wist wel, dat Miss met
Kerstmis haar vacantia nam, om bij haar
ouders het groote feest te vieren. „Zouden
vader en moeder dit jaar nu thuisblijven
en mot haar, Tonny, Kerstmis vit ren? En
zou er dan een Kerstboom in huis komen
met gekleurde kaarsjes en*allerlei lékkers
en moois aan de takken?" vroeg 2» zich at
Zoo dacht Tonny ook op Kerstavond.
Miss "Maud was reeds twee dagen geleden
naar Engeland. vertrokken,
,bZou er in het huis van de ouders van
Miss óók een Kerstboom zijn?" stelde zij
zichzelf toen weer de vraag. y,of zou alles
ook diiar in huis worden gebracht, keurig
verpakt, zooals hier in huis voor haar door
het Kerstkindje word gezonden? Ja, dat
lieve Kerstkindje stuurde haar toch altijd
ieder jaar zulke prachtige geschenken. De
mooiste boeken, het zeldzaamste speelgoed,
en de fijnste bonbons. Andere kantenen
.vonden dit .altijd onder den. Korstbopm, had
Annie, het Buitsthe dienstmeisje!, haar ver
teld. Maar in Tonny's huis werd het door
het Kerstkindje gebiacht. Dat kwam in
den nacht met een gouden sleetje, waarep
alle geschenken lagen opgestapeld..,
'tWas op Kerstavond, toen Tonny weer
over dit alles nadacht. Nu Miss er niet
was, had Bertha iiet kamermeisje baar
naar bed gebracht Vader en moeder w.uen
daarna nog even gekomen, hadden haar
een nachtkus gegeven, en vader had ge
zegd: x,Als je morgen wakker wordt, ga
dan ens gauw naar de leeskamer ©n lijk
wat het Kerstkindje voor je heelt gezon
den
Tonny had toen vol bewondering geke
ken naar moedors prachtigen avondman
tel en de daaronderuit hangende schitte
rende zalmkleurige baljapon, en toen ge
vraagd: „Waar gaat u vanavond heen,
moeder?"
4,Naar een Kerstbal, kindje", was het ant
woord.
Vader was daarna met moeder heenge
gaan en weldra hoorde Tonny de auto weg- v
tuffen. Ook Bertha had al gauw de slaap
kamer verlaten om met de ander© dienst
boden den Kerstavond te vieren en naar
Tonny keek ze niet meer om.
Vol en rond scheen op dieu Kerstavond
de maau in Tonny's kamer. Al maar kij
kend naar het schoons, witte licht, dacht
ze op eens weer aan de zas kinderen iu het
huis aan den. overkant „Zouden die óók
in hun bedjes liggen?" Ka waien hun. vader
en moeder óók naar een Keistbal? En oen
Kerstboom zou er in dat huis zeer zeker
niet zijn. Wacht, ze zou eens uit bed ko
men. Als ze voor het venster zat, kou ze
toch altijd zoo duidelijk alles zien, wat al'
die kinderen deden.
.Met óén sprong stond ze op de dikke
vatiht vóór het becL Brrrwat was het
boud. Toch wel vervelend, da.t zij niet aan
den radiator mocht komen, en riep ze
Bertha, dan meest ze weer haar bed in
^0, ik weet al wat. Eten deken", riep z© bij
na luid.
Gewikkeld in een zijden, met dons gevul
de deken, zat toen weldra Tonny voor het
venster.
^Wat is nu all es mooi in den turn"
fluisterde Tonny.
„',0, en ik zie een mooi rood licht schij
nen door de vensters van het huis aan den
overkant Neen, een gewoon licht is liet
zéker niet En 'tis in'de kamer beneden,
want 't schijnt door het venster aan den
kant, waar die groote zandhoop ligt
Wat zon dat mooie, vreemde licht toch
zijn?
en de kinderen zijn ook nog niet naar
bed; 'bzag er juist één vlak voor hot ven
ster. En diiar zie ik een jongen. Hij draagt
een rood lichtje in zijn hand. Zou 't een
rood lampje zijn of een Kerstboomkaarsje?
'tMjoet wel een, Lampje zijn, want eea
rl I
I I