Humor uit het Buitenland
„te m I
Een belager van onze dijken.
- -LV/tSsr
Mijmeringen.
Nederlandsch visschersvaartuig
vergaan.
V
V
Werkzaamheden in den volkstuin.
¥k
f'L.^rl§2
De bisamrat nadert. Gevaar dreigt uit het
Oosten en uit het Zuiden.
Waakzaamheid vereischt.
<Semeng-?J «Miettws
"Welk tempo?
Een van oiue dichters hoeft gezon-
goii„IV dagen, de Irogtsi, zij willen
met gaan en lang duren de uren dor
rwclUea",
Wal ging voor hein de %>;d traag oor-
hij. 't Was of do klok niet opschoot
of de seconden minuten, en de uren da
gen waien.
We dichter stond niet alleen. Heel ve
len kennen die jeimletooze dagen; die
lange doorwaakte nachten, waaraan het
morgenkrieken maar geen einde scheen te
kunnen maken.
Wie kent ze niet? Alleen die niet weet
wat v,achten en zorgen; wat hopen én
strijden is.
Hoe weinigen zijn zoo hier op aarde,
waar een kruis met rozen der measchen
lot is. Wiens weg was altijd in het licht?
Wiens leven zonder zorg en zonder strijd?
Het zullen er niet velen wezen, die dezo
vragen ontkennend zullen beantwoorden
Voor velen gaat het leven te traag.
Vooral voor de jeugdigen van jaren. Wat
zit het „vooruit" lum in liet bloei. Geen
wonder, zij hebben hun idealen, zij bou
wen hun toekonisthuis op het fundament
van Iran plannen. Plannen zijn er voor
hen om verwezenlijkt te worden ma r
wal duurt dal lang. Zij willen die plan
nen verwezenlijken. Maar nat duurt dat
lang eer zij de hand aan den ploeg kn-> mm»
slaan. Al die lange schooljaren met hun
trage dagen! Wat duurt voor hen de tijd
lang. Z.ij meenen, dat de gonle kansen
hun gaan ontglippen Het lijkt wel of
zij stil staan instede van vooruit te gaan
Maar wie ouder werden zien den gang
van den tijd heel anders.
Wij leven nu in de laatste dagen van
het oude jaar. Het blok van onze scheur
kalenders, dat er zoo welgedaan uitzag,
is bij den dag afgevallen en nu gansch
vermagerd. lederen dag maar heel wei
nig. Maar al die wcinigjes bereikten het
resultaat, dat wij nn zien.
En de ouderen zeggen: waar is de tijd
gebleven?
Hoe vlug is ook dit jaar weer voor
brjgegann. Het lijkt wel of het ieder jair
vlugger gaat.
Inderdaad: wie ouder worlt voor hem
gaat do tijd snel; veel te snel.
Zoo gaat de tijd voor jongeren te lang
zaam; voor ouderen te vlug.
Het zal in alle dingen goed wezen,
wanneer wij oas leeren aanpassen aan
den tijd.
Een jaar is tenslotte 365 dagen en
een dag 24 uur. En de tn'd gaat den éónen.
dag niet vlugger of langzamer dan den
andere. Hot is maar heelemaai de vraag,
hoe wij tegenover den loop van den tijg
slaan.
Laten wij beginnen op den bodem van
do werkelijkheid te staan en ie leren dag
dus gansch den tijd te aanvaarden
zooals die ons wordt gegeven.
Inderdaad wanneer er in ons leven
of in de wereld kort na elkaar veel ge
beurt, wat schokt of wat aandacht vraagt
dan lijkt het wel of de tiji sneller gaat
aan anders. Als de oudejaarsavond dich
ter en dichter in het gezicht komt, dan
schijnt het of December voortsnelt.
Wat iets schijnt dat is het niet.
De tijd is de tijd.
Beter is bet dien tijd zóó te besleden
als goed en noodig is dan over zijn ver
loop te mediteeren.
Ieder heeft den tijd gekregen om zijn
taak hier op aarde te volbrengen. Wer
ken zoolang het dag is omdat een
nacht komt, waarin niemand werken kan.
Des mensclien tijd loopt uit in den dood.
Der wereld tijd loopt uit in de eeuwig
heid- dat is tijd, die niet meer gemeten
wordt naar heden, verleden en toekomst;
die alleen maar het „nu" kent.
Levende in den tijd denkende aan hot
„uit den tijd zrjn", zich voorbereidende
op de eeuwigheid dat is de taak voor
een ieder wie dan ook en waar dan ook.
Het is niet de vraag in hoogste in
stantie: wat het tempo van den tijd is
maaT wat wij deden in den tij 1 en
wat die tijd voor ons was.
Het gaat niet om het tempo, maar om
den inhoud.
Het snoeten van heesters.
Het snoeien van onze heesterachtige
houtgewassen vereischt ©enige soortenk,.a-
nis, verder hebben we iuj dit werk nauw
keurig op te letten. Zoo honden we re
kening met de hoedanigheid van de hees-
tere, n.l. of hetbloem-sierblad- of dek-
heesters zijn, alsook met de wijze, waarop
de bloernbeestcrs bloeien, en tenslot'e de
plaats, waar de te behandelen heesters zijn
geplant. Veel bloemheeslers blomen op het
jonge hout, dat in den Joop van den voor-
afgaanden zomer is gevormd. Dit is o.a.
het geval met: sneeuwbal of Viburnum,
sierappel of Malus, boerenjasmijn of Phi-
ladelphussering of Syringa, gouden regen
of Laburnum, Chineesch klokje o! For
sythia, brem of Cytisus, Weigelia of Dier-
villea, Dautzia, sommige Siracasoorten en
Tninarix fetrandra.
Deze kunnen recite in den zomer, na den
bloei, worden gesnoeid, maar waar dit ver
zuimd is, kan het ook nu gebeuren. We
bepalen ons dun tot het uitdunnen van
te dichte struiken, waarbij enkele oud
2ij„Waar deug Je eigenlijk voor? Je trant niet
koken, je kunt niet naaien, en een schoonheid ben je
ook niet bepaald i' (Judge).
VcKSiaggever: En is u zes maal getrouwd geweest, juffrouw
Fanfare, of was het zeven keer?
F ilm-ster Vraagt U dat mijn secretaresse; zij houdt ei
boek van- (Humorist)
„Als vadei ons mei
nog te laat op schooi."
iauw som' „n somen we
Umsuge tioiner Ztg.),
.-sVVtePl/ 1 CXi
..31 ijl jij nier staan en zorg dat hij niet weg loopt.
Dan ga ik intussche# mijn geweer halen."
(Der lustige Saehse).
takken zeer laag worden weggenomen.
We zorgen, dat voldoende Krachtig jon»
hout orerbhjft, opdat we van een behoor
lijken bloei verzekerd zijn.
Verschillende bloeinheostors bloeien op
het jongo hout, dat in den komenden zo
nier zal worden gevormd. Deze bloeien
dan ook pas in den nazomer of herfat.
Nu zijn in veel geval'en de bloomrcsten
nog aan de uiteinden der twijgen aanwezig,
zoodat »e deze soorten gemakkelijk kun
nen herkennon. Dit is oa. het geval lij
Buddley, ArneriL sering of Cheanelhn-j
orfbrdn of Genista tincloria, inil.gPatruik
of Indigefern, hertsheel of Hypericum, gan
zerik of Potenfilla, w-atersfruik of Hydran
gea, Sorbaria, sommige Spiraeasoorten, Ta-
tnari.x pentandra c a
Nadat we deze, voor zoover noodig,
hebben uitgedund, knippen wc ook het
jonge hout terug tot op een paar krach
tige o ogen.
Sieibladheesters behandelen we op de
zelfde wijze. Als zoodanig gebruiken we
o.a. bontbladerige vliereoorien of Fambu-
cu-s, bontbladerige eschdooi,.soorten of
Acnr, bruinhladerige pruim of Prunus cc-
rasifera Pissant! i, fluweel bloem of Ithn-,
bontbladerige kemeelje of Corn us en bont
bladerige Ligustnnsoorten.
Dekheesters dunnen we alleen n„ar be
hocfle uit. Hiervoor gebruiken we steck-
groeiende houtgewassen, die zelfs op min
der gunstige plaatsen nog goed groeien.
A. G.
(Van onzen specialen redacteur).
Er zijn knaagdieren en knaagdieren, ook
als men ze beschouwt van het stand
punt van den pelshandel. De gewone vos
bijvoorbeeld heeft een pels, waar weinig
mensehen wat om geven. Daarentegen heeft
de zilvervos een haren kleed, dat hoog
in aanzien staat en voor goed geld ver
kocht wordt. Onder de pelsdieTm, wier
huid een zekere handelswaarde heeft,
neemt de muskusrat, of bisamrat (zooals
hij naar de Duïtsche benaming veelal ge
noemd wordt) een voorname plaais in.
Het dier is afkomstig uit Amerika, uit het
Noorden van de Vereenigdc Staten en
Canada, en liet wordt er om zijn pels
ijvc-rig gejaagd. Zooiets moesten we ook
hier in Europa hebben, vond indertijd een
zekere Bokeemsche prins. Do bever is
danig aan het -uitsterven en er mocht wel
eens een ander dier geïmporteerd wor
den, waarvan het bont eveneens waarde
heeft. Zoo ongeveer moet prins Mansfeld1
gedacht hebben, toen bij in 1905 in het
toenmalige Bohernen eenige exemplaren
van de bisamrat uit Alaska importeerde.
Het leek hem een prettig vooruitzicht om
er op te jagen en als hij de huiden te
Leip/ig op de pelsmarkt zou brengen,
kon er een goed zaakje \an worden ge-
Dat zaakje is wel wat anders uitgepakt,
dan de prins het zich had voorgesteld.
Del bont van de Europecsche bisamrat
heeft veel minder waarde dan dal van
de Amerika arische. En in n'a'its van een
voordeeltje is de bisamrat voor Europa
nu een bedreiging geworden, doordat liet
dier mei zijn holen de dijicm en oevers
ondergraaft en zoo de oor/.aak is van in
stortingen en overstroom ingen, die p'ot-
seling en zeer onverwachts zich voordoen.
Ook dit knaagdier plaat zich op bizon-
der snelle wijze voort en ondanks de
krachtdadige bestrijding Lreidt het gebied
van zijn bewoning zich over Europa steeds
verder uit, zoodat te ecnigcr tijd ook Ne
derland aan de beurt zat komen.
Dij de wet van 23 November 1930
(Stnatsbl. 443) is het in Nederland ver
boden levende bisamratten te houden, te
wecken, in te voeren of te vervoeren op
straife van een geldboete van tea hoogste
f 500. Men is hiermede do invasie van dit
schadelijke dier voor geweest en tot nu
toe heeft er zich nog geen enkel exem
plaar in vrijheid binnen onze landsgren
zen vertoond Dat wil echter niet zeggen,
dat niet to eeniger tijd dit schuwe nacht
dier hier zal worden aangetroffen wan
neer het ongemerkt do grens is gepas
seerd. Deskundigen meenen, dat het zeer
goed mogelijk is, dat de bisamiat hier te
lande al een paai- jaar leeft, voordat men
hem ontdekt, en dat dan het tegengaan
der uitbreiding, laat slaan de uitroeiing,
uiterst moeilijk zal blijken. We zijn daar
om eens op informatie uit geweest bij den
Plantenziektenkundigen dienst te Wage-rin
gen, waaronder deze materie ressorteert.
De directeur daarvan, ir. N. van Poeteren,
en zijn medewerker, dr. II. N. Kluyver,
hebben ons welwillend over don stand
van zaken ingelicht.
De bisamrat is een uitstekende zwem
mer en duiker. De „gestroomlijnde" vorm
van zijn lichaam duidt het al aan, dat hij
zich in het water thuis voelt. Z,ijn ooren
zijn klein en kunnen worden gesloten,
wanneer hij onder water duikt; met n
kleine schichtige kraaloogjes kijkt liij wan
trouwend in het rond. Tussciion de tee-
nen heeft hij kleine zwemvliezen cn de
snelheid van beweging in hot water zal
hij wel voornamelijk hereiken met zijn lan
gen gladden slaart, die rond uit liet li
chaam komt, doch verderop zijdelings is
afgeplat. Dat is een speciaal kenmerk van
dit dier, hetwelk hem gemakkelijk van
andeio soorten doet onderscheiden, De
vacht is zacht en glimmend en bes'aat
uit dicht aaneengesloten baren. De bo-
vonkrat van de vacht is bruinachtig, de
onderkant doorgaans grijs De onderlaag-
bestaat uit fijne korte grijsachtige wol
balen; daar stoken de deklmren boren uit,
die voor den handel worden afgescho
ren. De lengte van liet dier is ongeveer
30 centimeter, met den staart mee 45 cen
timeter.
Zijn levenswijze nu houdt cc'n bedrei
ging in voor dijken en oevers. Ili) graaft
namelijk des zomers ecu hol, dat onder
waler begint en langzaam oploopt lot eert
eindje boven den waterstand. Aan het
einde daarvan bouwt hij zijn nest en
werpt het wijfje de jongen. De voort
planting geschiedt zeer snel: drie maal
per jaar heeft er een blijde gebeurtenis
plaats in het bisamrat ten-gezin, waarbij
telkens acht tot tien kleine ratjes worden,
geboren. Het klimaat, dat in Europa mil
der is dan in de Amerikaaoselie streken,
bevordeü dat nog bovendien ©in het over
vloedige voedsel, dat liier voor de die
ren te vinden is, staat eein snelle uit
breiding van liet aantal geenszins in den
weg. Do dieren leven in kolonies, zoadat
de holen en gangen in do dijken dicht
opeen liggen. B;j hoog water of sterken
druk kan dan op zoo'n plaats plotse
ling de waterkeeTing bezwijken, zander
dat men bet heeft zien aankomen, door
dat de bisamratten zich zelden laten zien
en de holen geheel verborgen liggen.
Daar het een nachtdier- is en het zich1
overdag volkomen schuil houdt, kan men
er alleen op jagen ia maanlichte nachten
■m met de grootste omzichtigheid. Dat
doet men dan ook in Buitsehland, waar
de jacht door premies wordt aangemoe
digd en de bestrijding van rijkswege is
geoiganiseerd. Bij min of meer strenge win
ters is hun aanwezigheid beter te onder
kennen. Hun winternesten bestaan uil op-
gehoopte plaulondeclen, die boven hot wa
ter uitsteken on waai in zij een warm hol-
leljc vinden. Aan een winterslaap rioeui
zo niet; ze eten lum nest langzamerhand,
op cn beginnen in de lente weer hel he-
dlijviger leven in nieuwe holen. Zij' vne-j
den zich met do stengels van waterplan-i
ten, met de wortelstokken van riet en,
mot bie/on. In den zomer valt Juin, bestaan
dan ook af to leiden uit de de aanwezig*
licid van afgebeten stukken liet e ddiej
op het water drijven, want er is Imr geenj
ander dier, dal zich op deze wijze voedt,,
Sedert nu een dertigtal jaren geleden-
in Bohenien eenige paren van do bisani-j
rat zijn uitgezet, heeft hij- zich met grootej
snelheid verspreid. Het tegenwoordige j
Tsjecho Slowakije benevens Zuid-Duitsch-
land is er geheel meo bes-uel. Ondanks 1
do krachtdadige bestrijding heeft men do j
uitbreiding niet kunnen veilriaderen. Dol
ken jare komen er op do kaart in het mu-
seum van den Dlauteinziekk-kundigen1
dienst weer nieuwe vindplaatsen hij en
do ©rearing is, dat elke „infectie" een
haard vormt van nieuwe verspreiding. Zect
is de bisamrat nu al aangetroffen iu dö
omgeving van Hamburg en nabij 0sna|*
briick, op 93 k.m. van onze grens, br Ne
derland is de bisamrat nog niet gezien,
maar men dient hier wei degelijk1 op zij'n!
qui vivo te zijn. Alarrnoerende geruchten,
die eenigen tijd geleden do ronde hebben 1
gedaarf, zijn gelukkig niet bewaarheid.
Hot grootste gevaar schuilt editor thans
niet in Duitschland, maar in Belgie. fa'
de Kempen is de bisamrat onlangs over'
een groot gebied te voorschijn gekomen,
waar hij onmogelijk meer kim worden uit j
geroeid. Tot op 25 k.rn. is deze schade-;
lijke graver onze grens genaderd en mort!
verwacht, dat hij weldra ook hier Ie lande j
zijn ondermijnend werk zal gaan verrichten.
Do uiterste waakzaamheid' is dan ook go-
boden. Vermoedelijk zijn ze in België go-
komen van Frankrijk nil, waar ze inder
tijd eveneens zijn ingevoerd on wel dooï
denzclfden prins Mansfeld, die de Oen-'
trnal-Europecsche epidemie onwillens heeft
veroorzaakt. 1
In het. waterrijke Nederland is het doo-ïi
de bisamrat veroorzaakte gevaar natuur-,
lijk veel grooter dan in Tsjecho-Slowa-
kije en Zuid-Duitschland. Sommigen mee
nen, dat dit licht kan worden overschat,'
omdat de grootc dijken, die van dc aan
den binnenkant gelegen slooten voor het'
dier bereikbaar zijn, geen gevaar zouden!
loopen wegens de omstandigheid, dat '!o
dieren hun gangen nooit langer dan v.et!
meier plegen te maken. Do kleinere dijk
jes cn kuJen kunnen -er echfier "einak-
kclijk lief "slachtoffer van woelen en daar
door is de kuis van ovorstroomingon nVtj
denkbeeldig. Hoe do bisamrat zich hier f al
gedragen, slaat nog niet vaslwol zal zijhl
aanwezigheid belangrijk"* kosten voor dijk-'
toezicht cn reparatie aan kanaalocvcrs e'nl'
dergelijke met zich mee brengen.
De moeilijkheid bij het wcTen van dit
schadelijke dier ligt vooral daarin, datj
do aanwezigheid toevallig ontdekt moeti
worden. Daarom za! men goed doen, el
ke vondst aan den Plnintenziektcnkundi-
gen dienst te Wageningen te rapporteo
ren. Behalve aan de hierboven geschat-]
ste uiterlijke kenleokenen, is do bisamrat1
te onderkennen aan den irmskusachligeri
reuk van het vocht, dat hij afscheidt wan
neer liij in angst zit. Daarmee verjaagt hijj
zijn vijanden, doch de monsch zal zich i
daar juist niet door moeten laten afschrik-
ken. In het water is er natuurlijk niets
van to merken en speciaal de visschers
zullen hem 's nachts het eerste kramen;
zien, wanneer hij in riet en biezen zijVï
voedsel zoekt.
Bisamrat.
De SOII 135 tijdens storm
bij liet lichtschip Noordhiii-
der lek gestontcn cn in do
diepte verdwenen. Alle op
varenden gered.
Ter hoogte van hert lichtschip Noordhin-
der is het Nederlandsche visschersvaar
tuig SCII 135, van de reederij v,h. Fr.
Vrolijk, te Schevenirtgen, tijdens den. storm
vergaan. Een visschcrsboot, welke van
Oostende was uitgevaren om assistentie
te ver!oenen,, is erin geslaagd' do gcheelo
bemanning van bet zinkende schip te red
den. Do SCII 135 is in de diepte ver
dwenen.
Nader wordt gemeld, dat dc schipbreuk
te omstreeks zes uur gisteravond' zicli heeft
afgespeeld. Het schip, een motorloggor, is
toen lek gestooten en liep vol water, ont
met pompen niet te koeren was. 'toen
het water'tot de machinekamer doordrong,
heeft, men vuurpijlen afgeschoten, op welke
noodseinen een trawler uit Oostende hulp
kwam verleeneu. liet schip is snel gezon
ken eu de bemanning, die uit veertien
personen bestond', is toen op de Belgi
sche boot overgestapt.
De SCH 135, die onder commando stond
van schipper Van der Zwan, was Don
derdagnacht van Seheveningcn na» het
Fratrsche Kanaal vertrokken, om d*aar ha
ring te gaan vangen..
De schipbreukelingen njn te Oosten'!©
onderdak gebracht.
"s
(H^ «v