De Okkernoot» Indianen. [en prettige middac M# VERSTOPPERTJE SPELEN J§JJk Sftfgpii w?^ki ;#a| fóvs&v^S GOEDEN RAAD Wïi tfvo»' .«vVÏ MBNi. Bo!i8tSS)(,i - 1 8 8i gsa&iamac - RAADSELS. De boer gaat met mijn eerste naar mijn tweede, waar mijn geheel hem wacht. Wie ben ik? •jaAWeg; :pJOo,v4uv Hoeveel letters zijn er in den bijbel? •jftA :p.TOOM}UV 't Geheel noemt U eeh stad', Door rookers zeer geprezen, Ontneem het woord den staart, Ge zult een delfstof lezen. •pnofj-Epnoo m-tooAvjuy Ik ging eens naar Batouwen, Daar kwamen zeven vrouwen, Elke vrouw droeg eenen zak, In elke zak zat eenen kat; Elke kat had zeven jongen, Hoeveel katten, jonge en ouwen Gingen er dan naar Batouwen? •jara iraSuiS snp 'uaS -BjpaS uopjom uojjeif op 'uoag .-proo/Ajuy Vandaag geven wij een knipprentje, dat I ben zich namelijk, als jullie de stukken I ben, verschillende kinderen in de teekening j veel kinderen zich verstopt hebben, teeeliikertiid een zoekprentje is, er heb-1 netj'es uitgeknipt en in elkaar gelegd heb-1 verstopt. Probeer nu eens na te gaan, hoe- Water drinken bij het eten van vruchten, Daarom: ik zeg het inderdaad: Doet je van de buikpijn hardop zuchten. Luister toch naar goeden raad! OPLOSSING: Verstoppertje spelen. Jullie hebben na tuurlijk al gezien, dat er twee kinderen in de groote regenton zit ten en dat van beiden de rechterhand te zien is. Ook dat Frits daar boven door het raam gluurt en dat biesje er niet aan gedacht heeft, dat haar schaduw op den muur haar zou kunnen verraden. Koert verdwijnt juist achter het begroeide huisje, terwijl Greet je juist door de opening naar buiten gluurt. Ook de omgekeerde kruiwa gen laat allerlei vermoeden, zelfs achter het hek en den dikken lmdenboom is het niet heelemaai pluis. Ook onder den lee- gen waschmand beweegt zich iets alleen Hans is radeloos en. weet niet, waar hij met zoeken moet beginnen. En bijna had hij M.xde, die de wasch ophangt, voor Gree- tje gehouden hoewel Marie niet mee speelt, zoo zitten er dus elf kinderen in de teekening verborgen. DRIE TROUWE KAMERADEN. Wij zijn Bul, en Boel en Bobbie, En houden van onze vrouw, Wij hebben maar één hobbie, Om haar te dienen: trouw! de beide honden mee en poes ook, ik ben een honden en kattenkoopman, je moet van mij oen hondje of een poes koopen." „Mooi zoo", zei moeder, „ik geef wat li monade voor de grooten en zusje kan melk drinken en onder de kastanjes zal ik voor ieder een lekkeren appel stoppen,, maar mets ervan aan zus geven, want ik ben bang, dat zij zich verslikt." „Zou zusje niet huilen, moeder?" vroeg Henk, die niet graag had, dat de kleine schreide, „anders konden we misschien voor haar ook iets meenemen." „Een paar biscuitjes, dat is wel goed", vond moeder en een kwartiertje later was het spel al in vollen gang. Henk prees Polly, zijn hondje, en ook Mimi de poes en verklaarde, dat het de mooiste dieren van de heele wereld waren. „Maar kunnen ze elkander ook goed verdragen?" vroeg mevrouw Coba heel wijs, „want zie je, koopman, ik houd van rust en vrede en kan niet hebben, dat er ruzie is, ook niet onder de huisdieren!" „Ze zijn zoo zacht als lammetjes", ver klaarde de kleine koopman „en ze zullen heusch niet vechten samen." „Ja, dat kun je me nu wel wijsmaken, koopman", hernam Coba, op emstigen toon, „maar als ik: de beestjes houd en je bent weg dan zit ik er mee, als ze elkaar soms aanvliegen!" „Nu, mevrouw, ik zal U het bewijs ge ven! Als Polly en Mimi vreedzaam uit één schotel drinken, dan durft U ze zeker toch wel te koopen, is het niet?" Daar kon de jonge mevrouw niets tegen inbrengen en Henk goot wat water en melk op een schoteltje en riep het hondje aan den eenen en poes aan den andereia kant. Rustig dronken beiden van den lek keren drank en de oude Fidel zat er met een wijs gezicht naar te kijken. Ook zusje vond het blijkbaar heel grap pig, want zij stak haar kleine garnalenvin- gertje in het mondje en bleef net zoo lang naar de dieren kijken, tot alles op was, en broer het bakje wegzette. Toen besloot mevrouw Coba de beide dieren te koopen, het hondje voor vijf en de poes voor drie gulden, die zij met kastanjes betaalde en daarmede was de koopman zeer tevreden. Na zulke goede zaken gedaan te hebben smaakte de appel uitstekend en ook zusje smulde van haar biscuitje. 5, Hoe wij zoo mooi bmin kwamen. De ontdekking, dat onze kleeren •verdwenen waren. Terug naar huis. door CARLY VOS. Bij een kaarsje zitten lezen. Kan voor d'oogen fout slechts wezen. Hang je een boekenhanger op, Doe het goed, denk om je kop. tfrb.'A r.f j.. *n t ..ij waren jongens uit de vierde klas van de lagere school, Frits, Henk en ik. Wij waren trouwe kameraden en haalden met ons dneen allerlei kattekwaad uit. Zoo hadden wij besloten een Indianenstam te vormen, waarvan natuurlijk nog meer jon ge ,s lid waren, maar wij drieën waren toch het meest bij elkaar. Behalve dat wjj ons verdedigden tegen allerlei onzichtbare overvallen, vochten Wij ook -egc-n jongens van een andere schooi De speelplaats van onze mooiste spelen was echter de bogaard van mijn vader aan den buitenkant van de stad. Vlak er bij stond een kleine fabriek en als de arbe.ders 's avonds naar huis waren en ook Zaterdagsmiddags, dan was ook het fa brieksterrein van ons. In den bogaard stonden mooie, oude ok- kernootboomen. Op een warmen zomermiddag waren wij weer aan het Indiaantje spelen. Wij had den onze kleeren uitgetrokken en onze zwembroek thuis al aangetrokken, zoodat wij dadelijk kopje onder in. de rivier gin gen, die achter den bogaard liep. Wij kon- Jen alle drie zwemmen als ratten, terwijl het water niet al te diep was, zoodat er geen gevaar bestond. Nadat wij genoeg gezwommen hadden, kwam ik op een schit terenden inval. Ik vond, dat wij onze huid moesten akof vb échte Indianen v, aren te, zooals wij onze dikke buurvrouw noem de, met haar twee zwarte katers te wande len. Zij schrok zoo van mij, dat zij hard begon te gillen. Ik bleef natuurlijk niet staan,, maar rende wat ik kon. Doch de menschen, die op het gegil naar buiten kwamen, hadden mij gezien en opeens liep ik pardoes in de armen van mijn onderwij zer, die mij zijn huis binnentrok en mij zijn huisjasje het aandoen, Daar vertelde ik, wat er gebeurd was. Hij moest hartelijk lachen, toen hij me zoo zag en stuurde gauw een boodschap naai- mijn moeder ore een pak kleeren, zoodat ik even later wel brum van gezicht en han den, maar tenminste aangekleed naar de ouders van mijn vilenden kon gaan, om ook daar kleeren te halen. die door onze vijanden, de jongens van de andere school, neegenomen varen, om ons m een moeilijk parket te brengen. Bovenop lag een briefje met de woorden: „Hartelijke groeten aan de Okkernoot- Indianen!" door Marjoleintje. Vader moest naar het kantoor en moe der had de groote wasch aan kant te ma ken; daarbij kwam, dat Mma, de keuken meid erge hoofdpijn had en naar bed moest. En nu zat er niets anders op, dan dat Aaltje, het kindermeisje, m de keuken ging en verder op het eten paste, dat de zieke Mma toch nog op het vuur had gezet, en waarnaar enkel af en toe eens moest worden gekeken. Maar de heele koffieta fel moest nog worden opgeruimd en alles omgewasschen en moeder kon ook met he'el alleen de lakens vouwen en bandjes uithalen, dus ook met de wasch diende Aaltje te helpen! „Dan moeten Coba en Henk vanmiddag maar eens met zusje spelen", vond moe der, „dat kan ook best; zus is heel lief en zoet, en jullie kunt samen op het grasveld achter het huis gaan zitten." „Laten we dan moedertje spelen", stel de Coba voor, „we leggen een groote doek op het gras en zetten er oude melkbekers op, dan nemen wij het oude theeblad uit de kinderkamer en daar leggen we kastanjes op, die hebben wij genoeg in de speelgoed kast en dan kom ik met zusje op visite." „Ja, dat is goed", riep Henk, „ik neem 4 TEEKENEN MET 10 RECH TE LIJNEN EN 2 CIRKELS. Met behulp van 10 rechte lijnen en twee cirkels, die op verschillende manieren ■worden gebruikt, is het mo gelijk al deze teekeningen te maken. Zien jullie wel, hoe eenvoudig dat is? Als je je hiermee geoefend hebt, mis schien zijn er dan nog wel andere voorwerpen uit sa men te stellen. Een mooi werkje, als het leelijk weer is. V/at waren zij blij, toen ik eindelijk aankwam. Onder luid gelach kwamen wij thuis aan en werden natuurlijk erg ge plaagd. Ook met zeep en warm water ging de bruine kleur er met af en deze moest werkelijk slijten. Van dier dag al noemden de menschen ons imtuuilijk de drie Okkernoot-Indianen, wat wij heelemaai met erg vonden. Den volgenden morgen werd er hard bij mij thuis aan de bel getrokken en toen ik de deur opendeed, lag er een groot pak op straat. Ik haalde het bmnen, deed het open en daar kwamen onze kleeren voor den dag, Hebben jullie wel eens een okkernoot van zijn groene omhulsel bevrijd? Nu, als je dat doei, dan krijg je bruine vingers. Daarom verfden wij met deze bast niet al leen ons gezicht, maar ook onze borst, ar men en Eeenen, zoodat wij er als echte Indianen uitzagen. Dat verven had echter nogal lang opgehouden, zoodat wij tot on ze schrik de torenklok zeven hoorden slaan. Het was dus hoog tijd, dat wij naar huis gingen en we trachtten in de fabriek, waar wij de waterkraan wisten te vinden, het brum af te wasschen. Maar dat ging niet. Hoe meer wij boenden hoe mooier bruin wij werden, zoodat wij besloten, dan maar bruin naar huis te gaan. Bij den waterkant gekomen, waar wij onze kleeren hadden achtergelaten, voor dat wij gingen zwemmen kwamen -wij tot de minder aangename ontdekking, dat de ze verdwenen waren. Wat moesten wij doen? Goede raad was duur. Wij konden toch niet m onze zwembroek naar huis gaan? Na veel heen en weer praten werd be sloten, dat een. van ons zich moest opoffe ren en daar ik het dichtst bij woonde, viel die eer mij te beurt. Met mijn veeren hoofdtooi om holde ik, zoo hard ik kon, naar huis. Gelukkig was het juist tijd, dat de meeste menschen aan tafel zaten, zoodat ik een heel eind kwam, zonder iemrnd gezien te hebben, doch toen ik den hoek van de Breestraat omging, was het mis. Want daar liep de Kattetan-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 6