De huwelijksvoltrekking
De ontroerende plechtigheid
in de Groote Kerk.
bmgoracoslor, jhr. Six, Prinses Armgaid.
iu do kamer van den burgemeester weid
eon enkel oogenblik voltocfd, totdat allen
zich hier verzameld hadden,
In de burgemeesterskamer werd de stoet
geformeerd.
Toen allen de voor hen bestemde plaat
sen hadden ingenomen, begaf men zich,
vooiafgegaan door den busgemeestor, naar
de trouwzaal.
Sij den ingang weid het bruidspaar op
gewacht door twee paien bruidsmeisjes en
bruidsjonkers.
Hoe de trouwkamer er van
binnen uitzag.
Achter de tafel, welke met een rood kleed
was bedekt, stonden twee stoelen, bestemd
voor den burgemeester en den assistent
ambtenaar van den burgerlijken stand.
Voor de tafel stonden twee kostbare zetels,
welke aan de voormalige keizerlijke regee
ring in Weenen hebben toebehoord en
aan bruid en Bruidegom waren aange
boden.
Op de tafel stonden twee oude zilveren
candelabers en in de hoeken van het ver
trek Queea Ann-stoe!en. Voor de ramen
waren bloembakken gevuld met witte anjers
en goudsbloemen neergezet.
In de trouwkamer.
Nadat de Bruid en de Bruidegomcpde
voor Hen bestemde zetels hadden plaats
genomen, zeide de burgemeester:
„Bruid en Bruidegom, Gij zijt voor mij,
ambtenaar van den burgerlijken stand,
verschenen, opdat uitvoering zal worden
gegeven aan Uw voornemen om in het
huwelijk te treden. Nu aan de formaliteiten,
bij de wet voorgeschreven, is voldaan en de
afkondiging van het huwelijk zonder stui
ting is verloopen, bestaan er geen bezwaren
tegen thans tot de voltrekking van Uw
huwelijk over te gaan, mits de Moeder
van den Bruidegom en de Moeder van de
Bruid hare toestemming verleenen."
Vervolgens richtte de burgemeester zich
eerst tot de Moeder van den Bruidegom
en vroeg Haar of Zij Hare toestemming
verleent tot het huwelijk van Haar Zoon
met H. K. H. Prinses Juliana Louise Emma
Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prin
ses van Oranje-Nassau, Hertogin van
Mecklenburg, enz-, enz.
Nadat deze vraag bevestigend was be
antwoord, richtte hij zich tot de Moeder
van de Bruid.
Als ook de Koningin de vraag bevesti
gend heeft beantwoord, richtte de burge
meester zich weer tot Bruid en Bruide
gom. Hij verzocht Hun op te staan, elkander
de ontbloote rechterhand te geven en de
vragen, welke hij hun stellen zal, bevesti
gend te willen beantwoorden.
Aan den Bruidegom vroeg de burge
meester:
„Prins Bernhard Leoppld Frederik Ever-
hard Julius Coert Karei Godfried Pieter van
Lippe-Biesterfeld, verklaart Gij in tegen
woordigheid Uwer getuigen, H. K. H.
Prinses Juliana Louise Emma Marie Wil
helmina der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklen
burg, enz., enz,, aan te nemen tot Uw
Echtgenoote?"
Na de bevestigende beantwoording van
deze vraag ging de burgemeester als volgt
voort:
„Verklaart Uwe Hoogheid getrouwelijk
alle de plichten te zullen vervullen, welke
de wet aan den huwelijken staat verbindt?"
Nadat Prins Bernhard ook deze vraag
bevestigend had beantwoord, richtte de
burgemeester beide vragen in gelijken
zin tot Prinses Juliana en als H. K. H. het
zelfde antwoord als haar .bruidegom heeft
gegeven, zeide de burgemeester:
„Dan verklaar ik, als ambtenaar
van den burgerlijken stand in naam
der wet (hamerslag), dat Z. D. H,
Prins Bernhard Leopold Frederik
Everhard Julius Coert Karei God
fried Karei Pieter van Lippe-Bies
terfeld en H. K. H, Prinses Juliana
Louise Emma Marie Wilhelmina
der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nasoau, Hertogin van Meck
lenburg, enz., enz., in den echt
zijn verbonden."
Rede van den burgemeester.
Nadat Bruid en Bruidegom aan het
verzoek van den burgcmeèster weder op
Hun zetels plaats te nemen, hadden vol
daan, hield de burgemeester, na het jonge
Paar en H. M. en Prinses Armgard geluk-
gewenscht te hebben, de volgende toe
spraak:
Het is wel het grootste geluk dat ons
menschen beschoren kan zijn, wanneer
een man en een vrouw elkander in oprecht
heid verklaard hebben, dat het hun liefste
wensch is om voortaan samen hun leven
te leiden, schouder aan schouder te staan
om samen te dragen wat ieder aan zorgen
en verdriet te torsen krijgt, maar ook om
de vreugde en de heerlijkheid van het leven
tezamen te genieten.
Elk van U heeft het geluk gekend van
een zonnige jeugd, omringd als Gij waart
door de liefde van die U het naaste stonden.
Wat de toekomst U brengen zal, niemand
kan het U zeggen, maar vast staat, dat de
band, dien Gij heden gelegd hebt, U sterk
zal maken in de smart, omdat Gij elkanders
troost zult hebben, U de vreugde dubbel
zal doen, genieten, nu Gij immers het ge
luk van den ander als eigen geluk zult
ervaren.
Naar menschelijke berekening zal U,
Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, een
maal moge het tijdstip nog heel verre
zijn de kroon der Nederlanden te dragen
worden gegeven. Op den hoogen en daar
door noodwendig eenzamen post, dien Gij
dan zult innemen, zal het voor U een heer
lijkheid zijn, naast U een man te hebben,
aan wien Gij al Uwe zorgen en moeilijk
heden zult kunnen toevertrouwen, een man,
die U kent en begrijpt, voor Wien Gij Uw
hart kunt uitstorten en die als geen ander
deelen zal in Uwe blijdschap en voldoening,
wanneer de uitkomst de juistheid van moei
lijke beslissingen aantoont. Dan zal voor U
beiden het eenvoudige woord uit het bur
gerlijk wetboek, waarvan Gij zooeven de
naleving hebt beloofd: „de echtgenooten
zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp
en bijstand verschuldigd", eerst recht een
hooge beteekenis verkrijgen en zal het U,
Prins Bernhard, een genot kunnen zijn,
om Uwe Echtgenoote in zoo menig opzicht
dien bijstand te verleen en, die Haar de ver
vulling van Hare hooge taak lichter zal
maken.
Op dit oogenblik lacht echter gelukkig
nog een blijde, zorgelooze toekomst U
beiden tegen. Hartelijk verheugen zich Uwe
Moeders en Uw Broeder in Uw jong geluk
en het zal U goed gedaan hebben te zien,
hoe het Nederlandsche Volk, dat U, Prin
ses, van Uwe geboorte af op de handen heeft
gedragen, in deze maanden met U heeft
medegeleefd, gelijk het in deze uren bij
honderdduizenden op en langs de straten
van deze stad, bij millioenen aan de radio
toestellen over vier werelddeelen verspreid,
U zoo nabij tracht te zijn als slechts mo
gelijk is.
Gij hebt het zij mij vergund dit te
zeggen die groote aanhankelijkheid ver
diend. Zoo jong Gij nog zijt, hebt Gij toch
reeds jaren geleden Uw persoon ingezet
tot leniging van nood. Gij hebt in crisis
tijd den stoot gegeven tot de oprichting
van een instelling, die licht bracht in de
duisternis, welke in vele gezinnen heerschte
en Gij zijt die instelling door Uwen bijna
dagelijkschen arbeid blijven steunen, en
toen Gij werd aangezocht om de opperste
leiding op U te nemen van den omvang
rijken arbeid van het Nederlandsche Roode
Kruis, waart Gij ook daartoe aanstonds
bereid.
Dat Gij, Prins Bernhard, thans onze
Prins der Nederlanden, U onmiddellijk
gezet hebt aan de bestudeering van ons
economisch leven door bezoeken aan be
langrijke centra in alle deelen van ons land,
door Uwen arbeid ook aan de instelling,
die het geesteskind was van den eersten
Koning, het heeft groote waardeering ge
wekt bij de Nederlanders, wier hart U
reeds geopend was, omdat Gij hun geliefde
Prinses deed stralen van geluk, die Neder
landers, wier taal Gij al dadelijk zoo goed
bleekt te beheerschen, wier aard zich toe
Uwen eenvoud aangetrokken gevoelde.
Aldus hebt Gij beiden aan ons volk de
hand gereikt en het heeft die met graagte
gegrepen.
Na hetgeen Gij beiden reeds deedt,
behoef ik U niet te vragen: trekt die
hand niet terug. Komende van de
plaats, waarop gij staat, kan een enkel
woord, een enkele daad van U zoo
vaak tot zegen zijn. Een woord van
bemoediging door U gesproken, Uw
blik waaruit deelneming spreekt, geven
kracht in droefenis, Uw waardeetend
woord wordt door hem, wien het gold,
zijn leven lang niet vergeten.
Zoo mede te leven met ons volk,
het kostGij hebt het reeds ervaren
groote inspanning en zelfverloochening,
maar duizendvoudig vindt Gij die
beloond in de liefde en de aanhan
kelijkheid van dankbaar Nederland,
dat in deze dagen tallooze beden om
hoog zendt voor Uw beider geluk.
Neemt Gij U voor in het leven, dat Gij
thans samen beginnen gaat, allereerst elkan
der te dienen in trouwe toewijding, aan Uwe
Moeders Uwe kinderlijke liefde te blijven
schenken en om U heen, in het volk te
midden waarvan Gij leeft, den zegen te
verspreiden van Uw medeleven en Uwe
belangstelling, dan zult Gij stellig de daad,
die Gij heden hebt verricht, als de beste,
de mooiste van Uw leven blijven beschou
wen.
Toen de burgemeester was uitgesproken
verzocht hij den assisteerenden ambtenaar,
den heer P. C. Wesseling, referendaris ter
gemeente-secretarie en chef van de afdee-
ling Bevolking, verkiezingen en Burger
lijken Stand, de huwelijksacte voor te
lezen.
Deze huwelijksacte, welke volgens wette
lijk voorschrift in tweevoud is opgemaakt,
werd eerst onderteekend door den bruide
gom, vervolgens door de Bruid, daarna door
Prinses Armgard als Moeder van den
Bruidegom, vervolgens H. M. de Konin
gin a's Moeder van de Bruid, dan door de
getuigen en tenslotte door den burge
meester.
Na de onderteekening overhandigde de
burgemeester den Bruidegom het trouw
boekje 'en aan den grootmeester van de
Prinses een extract uit de huwelijksacte
den zoogenaamde»! kerkbrief welke
Baron Rengers in de kerk aan prof. Obbink
ter hand zou stellen.
Het trouwboekj'e is, wat den inhoud
betreft, gelijk aan het boekje, wat aan
lederen bruidegom na de voltrekking van
zijn huwelijk wordt uitgereikt. Alleen door
een andere mde'eling van de twee eerste
bladzijden is het mogelijk gemaakt, dat "de
namen van Bruid en Bruidegom voluit
geschreven konden worden,
Het is tien minuten voor twaalf als de
bodes de deuren van de trouwzaal openen
Prins Bernhard's gelaat staat strak en ernstig
en ook Prinses Juliana schijnt onder den
indruk van de plechtigheid ten stadhuize,
welke thans ten einde is.
De huwelijksacte werd door Prinses
Juliana en Prins Bernhard geteekend met
een gouden veder.
Bij het verlaten van de trouwzaal liepen
H. M. de Koningin en Prinses Armgard
achter het jonge Paar.
Door de gang van het stadhuis begaf
de stoet zich na afloop der plechtigheid in
de trouwkamer weer naar de vestibule.
Een breede Perzische looper was uitgelegd.
De deuren van een der wachtkamers waren
verwijderd en in de nis in deze kamer
was een schouw gepiaats en een vuur aan
gemaakt. Een prachtig Perzisch kleed, waar
in jachttafereelen verwerkt, bedekte de hall
van het stadhuis, welke naar men weet
de gang in twee gelijke deelen scheidt en
door de koepel van Daniël Mareau over
welfd wordt.
Ook in den gang stonden cadetten en
adelborsten als een eerewacht opgesteld.
Voor den aanvang van den
dienst.
Aan de dour van do kerk werd het
Prinselijk Paar ontvangen door den opper
kamerheer en een kamerheer en naar de
consistoriekamer geleid, gevolgd door
P.M. de Koningin en de gasten van den
stoet.
Tevens was bij de deur der kerk tor be
groeting aanwezig een commissie uit den
kerkeraad.
De begeleidende cavalerie-offioieren en
de escorteerende officieren, zoomede de
chef van liet militaire huis, de gouverneur
der resident'en de overige officieren van
het militaire huis stegen af en begaven
zicli naar do voor hen bestemde plaatsen
in de kerk.
Inmiddels hadden ook de overige gasten,
die niet in hot stadhuis aanwezig waren,
hun plaatsen in,het kerkgebouw ingeno
men.
De groote kerk was voor deze bizondere
gelegenheid niet speciaal versierd. Er-was
slechts weinig aan haar gewoon aspect
veranderd. Alleen waren uit liet midden
vak alle banken verwijderd, waarvoor losse
stoelen in de piaats waren gekomen. De
vloer was bedekt met een wijnrood tapijt,
Voorts was er voor den preekstoel een
knielbank geplaatst, welke evenzeer dienst
had gedaan bij de inzegening van het
huwelijk van H.M. do Koningin met wijlen
Prins Hendrik, evenals het tapijt, dat onder
deze knielbank lag. Op de knielbank
lagen lmielkussens.
De preekstoel was raet witte lelies en
groen op sobere doch smaakvolle wijze
versierd. Recht tegenover den kansel waren
de zetels geplaatst, bestemd voor het
Prinselijk Paar. Op de rugleuning waren
de wapens van Lippe en Nederland aange
bracht. Voor den kansel was een katheder
vanwaar de voorgangers den dienst leidden.
Of) deze katheder lagen in een bakje de
beide ringen van Prinses Juliana en Prins
Bernhard.
Binnenkomst vau den Bruids
stoet.
Do aankomst van dm bruidsstoet onge
veer 10 min. over twaalven, won! aange
kondigd door het koor van Lohengrin, door
het orgel ingezet, Afe aanwezigen ston
den op, terwijl de bruidsjonkers en bruids
meisjes staüg binnenschreden.
Do meeste bnudsjonkors waren in
jacquet, maar enkelen droegen ook ambts
gewaad of uniform.
Twaalf paren bruidsjonkers en bruids
meisjes gingen aan het Bruidspaar vooraf,
de vier bruidskinderen volgden.
Vervolgens kwam het bruidspaar, de vier
bruidskinderen droegen den. sleep van het
toilet der Prinses. Het maakte den in
druk, dat zoowel de Prinses en den Prins
iets blocker zagen dan gewoonlijk.
Daarna Iradon twee aan twee binnen:
II.M. de Koning mot Prins Aschwin aan
haar linkerzijde, II.D.iï, Prinses Bernhard
van Lippe Biesterfeld met Z.1I. Hertog
Adolf Friedrieh van Mecklenburg, II.H.
Hertogin Adoii' Friedrieh van Mecklenburg
met Z.D.II. Prins Julius zur Lippe, II.D.II.
Prinses zur Lippe met Graaf Rabe Oeyn-
hausen-Sierstorpff, jonkvrouwo L. P. van
de Poll met jbr jnr. F. Beolaerts van Blok
land, mevrouw Beolarts van Blokland mot
prof. Iluizinga en Graving von Ocynhau-
sonSierstorplf met kolonel von Panfc-
schulitzew.
Do aanwezigen in do kerk.
Onmiddellijk achter het Bruidspaar be
vonden zich de zetels voor de Koningin,
Prinses Douairière Bernhard van Lippe-
Biesterfeld, Prins Ascliwin en de overige
vorstelijke gasten. Deze namen, gezien
vanuit den preekstoel, in deze volgorde
plaats: achter de Bruicljiad II.M. de Ko
ningin jilaats genomen, achter den Bruide
gom Prinses Bernhard van Lippe-Bieslcr-
feld, aan de zijde van do Koningin was
Z.D.II. Prins Aschwin gezeten naast dezen
do Vorstin van Lippe en voorts do Vorst
van Waldeok-Pyrmont, Prinses Carola van
Lippe, de Groothertog van Mecklenburg,
do Vorstin van Erbach-Schoenberg, de
Erfgroothertog van Mecklenburg, Prinses
Mica van Groot-Brittannië en de Vorst
van Benthcim-Steinfurt. Aan de zijde van
Prinses Bernhard waren achtereenvolgens
gezeten Hertog Adolf van Mecklenburg,
Groothertog Douairiero van Oldenburg,
de Vorstin van Lippe, Prinses Douairière
van Saksen-Meiningcn, Prinses Julius van
Lippe, Hertogin Adolf Friedrieh van
Mecklenburg, de Erfgroothertog van Oi
oenburg, de Groothertog van Mecklenburg
ou de Hertog van Kent. Op een tweede rij
zaten van links naai- rechts, Prins Ernst
(„S11.5'' van Lippe, mevrouw Beelaerts van
blokland, kolonel von Pantschulitzew, Lady
May Henry Abel Smith, Graaf van der
Goltz, Prinses Julius van Lippe, Graaf
van ithione. de Vorstin van Benlheim-
blemiurt, de Erfgroothertog van Olden
burg, Graaf Oeynhausen-Sierstorpff, Gra
vin von der Goltz, jhr. mr. F. Beelaerts van
Blokland, Gravin Rabe Oeynhausbii-Sier-
storpff, majoor Henry Abel .Smith, jonk-
vi ouwe van de Poll en prof. Huizinga.
Aan weerszijden van den preekstoel
waren de plaatsen voor de bruidsmeisjes
en bruidsjonkers. Daarachter was een
grooto groep van speciale gasten uitgenoo-
digd vanwege de Prinses en den Prins, onder
welken een groot aantal tijdgenooten en
studicgcnoQten van de Prinses. Op de rij
achter die, bestemd voor de vorstelijke ge-
noodigden waren een aantal speciale gaston
van da Koningin gezeten.
Daarachter zaten de Grootmeesteres van
II.M. de Koningin en de Dames du Palais.
De hofbank daarachter bood plaats aan
de Grootoïiieieren van het Huis der Konin
gin. Aan weerszijden van genoemde per
sonen hadden groote gioepen dames en
hoeren van de hofhouding plaats genomen.
Een zeer fleurige groep werd verder ge
vormd door allo actieve vlagofficieren en
opperofficieren, waarbij gezeten waren de
leden der Ridderlijke Orden (het Duitsche
huis Ballije van Utrecht, de Joanniters en
de Malthezers) in hun veelkleurige unifor
men. Aan de zijde van den weg, die de
Bruidsstoet van de consistorie-kamer naar
de plaats der huwelijksvoltrekking volgde,
werd een andere groep, die zeer de aandacht
trok, gevormd door de Indische vorsten,
ook bevonden zich aan dozo zijde de minis
ters, leden van het Kabinet, en de Minis
ters van Staat met hun echtgenooten en
de voorzitters der hooge colleges van Staat.
Dit gedeelte van do kerk en het daaraan
grenzende gedeelte bevatte ook de plaatsen
voor de leden van de boide Kamers der
Staten Generaal en van de overige hooge
Colleges van Staat. Ook waren hier de
plaatsen voor do Commissarissen der Ko
ningin, het College van Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland, met de Ilaagsche Wet
houders en den Gemeente-secretaris met
liun dames, de Burgemeesters van Am
sterdam, Rotterdam, Delft, Baarn, Soest,
Apeldoorn en allo Burgemeesters van de
Provinciale hoofdsteden, tal van andere
civiele autoriteiten hadden hier eveneons
hun plaatsen, ovenals een groot aantal
kerkelijke autoriteiten van verschillende
gezindten, een andere groep werd gevormd
door do raadsheeren van den Hoogen Raad?
Duidelijk kenbaar was de groep der diplo
maten, bestaande uit de hoofden van
missiën met hun echtgenooten. In dit vak
waren ook dc rechters van het Permanente
Hof van internationale justitie gezeten
Verder waren in de kerk en op de galerij een.
zeer groot aantal mannelijke en vrouwelijke
leden van hot personoel van de Koninklijke
hofhouding aanwezig, naar wij vernamen
eon viorhondordvijftigf al. waaronder de
groene uniformen van de boschwachters
en jachtopzieners van Het Loo duidelijk
herkenbaar waren.
De rede van Prof. Obbink.
De aanvang vau den dienst.
Na het votum, uitgesproken door den
hofprediker, prof dr. Obbink, klonk plech
tig de zang der gemeente door het kerk
gebouw
„Dankt, dankt nu allen God
Met blijde lofgezangen."
Vervolgens ging de hofprediker voor
in gebed on hield d'aama do volgende!
toespraak
Redo van prof. Obink.
Een onstuimige vreugde brak over ge
beol Nedeiland los bij' hot vernemen van
do zoo geheel onverwachte verloving on
zer beminde Prinses Juliana. Digcnlang
wapperden de vlaggen huis aan huis van
den Dollard tot de Scholdo en tot de over
zeesclio gewesten toe. En die vreugde
laaido opnieuw op toen ons volk gelegen
heid kreeg kennis to maken met Prins
Bern! van Lippe Biesterfold, toen Ilij
zich a.ui do zifdo onzer Prinses op zoo
ongedwongen wijze onder ons bewoog en
aanstonds door zijn persoon en optreden
aller harlen won. Mot ongetemperde vreug
de zijn de Prinselijke verloofden door
het Nederlandsche volk ontvangen Nu
bleek weer eens lioo diep do liefde voor
het Oranjehuis in de ziel van ons volk
is geworteld, hoc onverwoestbaar de ban
den zijn die Vorstenhuis ou volk aan eb
kander verbinden.
En nu slaat gij, Prins Bernhard en
Prinses Juliana, zoo pas in den ochf ver
bonden, als man en vrouw in ons midden,
Nic'l alleen de oogon van die bier ver
gaderd zijn, maar de oogon van geheel
Nederland on van overzee en over hel
rond der aard© waar Nedcrlandets wonen,
richlen zich naar" deze pliats en uit dui
zenden harten stijgen gebeden op naar
den Iroon van God, dat zijn liefde en
zegen U geleidon mogen op al uwe vegen.
Én in dit oogenblik gevoelen wij ook
do geestelijke aanwezigheid van hen die
ons roeds zijn voorgegaan en die wij
thans zoo gaarne in ons midden lmdden
gezien.
0, als al die menschen wit." oogen op
U zijn gericht in dit plechtig uur, het
cons vermochten hot levensgeluk dat zij
U toewcnschen, voor U tot werkelijkheid
(e maken. Uw beider lovon zou één stra
lende vreugde zijn. Want geheel Neder
land hooft U lief en ziet op U met opt-
roerde en eerbiedige dankbaarheid aan
God, dat Hij liet zoo heeft willen maken
als het lieden is: Gij beidon, leden van
ons beminde KoningsL i hu* den hu
welijksband veroenigd.
Maar de Ullooze getuigen van c lezen
dag, door wier liefde Gij U omringd' en
gedragen weel, hebben het niet in de hand'
uw huwelijksleven rijk eu mooi te maken.
Van hen en hun vriendelijke gezindheid!
hangt uw beider levensgeluk niet af, noch
van. de goede en hartelijk gemeende wen-
schen waarmede zij U op Uw levensweg
vergezellen, doch waarvan de vervul mg
met in hunne hand ligt.
Gij heiden weet dat ook zeer vel. Daar
om is Uw eerste daad na Uw offioi-Jo
verbintenis, dat gij hier temidden dm*
christelijke gcmecinto U komt. stellen voor
Gods aangezicht om zijn Zegen af te
smceken over dear gesloten huwelijksband
Ik vergeet dus niet, en wet mij daar
mee in overeenstemming mol Uw gevoe
len, dat deze plechtigheid een zuivei Gods
dienstig karakter draagt eu een kerkelijke
handeling is. Ik ga dan ook stilzwijgend
voorbij allerlei, dat bij oen gelegenheid ais
deze zou kunnen worden gezegd of mis
schien venvacht. Ik sta hier niet om bij
do goede wenschen der duizenden nog mijn
wttJbchcn toe te voegen, maar ik ga uit
van een woord Gods, dat geen wensch,
maar een bol ofte inhoudt, want Hij
alleen kan beloven zonder falen. Ik
bedoel het woord uit den 23steu Psalm,
liet laatste gedeelte van hot achtste w«:
Mija oog zal op U zija. Eu ik leg den
nadiuk hierop, dat onder do duizenden
wier oogen m dit oogenblik op U zijn
gericht, er één is, die moor kan dan toe
zien en wenschen uitspreken,
Die wolkon, lucht en winden
JYijst spoor en loop en baan,
Die ook een vcg zal vinden
Waarlangs Uw voet kan gaan.
Jhj belooft het: Mijn oog zal op U
zijjm Dat is een woord vol troosl va
kracht voor U beiden, nu gij voortaan
samen don levensweg zult gaan. Uct
zegt D dit: Dut God U zal bege
leiden op al Uw avegen, dat hiji U zal
sterken in don levensstrijd, dat hij U zor
gend en bewarend zal omringen, dat Uw
gebed niet tegen een gesloten hemel zal
stuiten, maai' dat Uw Vader in den hemel
Uw gebeden hoort en er op antwoordt.
Ieder huis hetoft zijn kruis, zegt Oen
Ncderlamlsch spreekwoord, en ook Uw
huis zal z.ijin kruis wel hebben. Maar of
een kruis zwaar is of licht, of wij er on
der bezwijken of het mot vreugde dragen,
hangt niet af van de zwaarte van het
kruis, maar van de kiadit vau don drager.
En de bron van allo ware levenskracht
is een laven in Gods gonroanschap,
Of ons leven rijk is o£ arm, hangt met
af van de veelheid van de aardscho goede
ren, nocli van hot getal der voor- dn tegen
spoeden, die ons op onzen levens weg <niL
moeten, maar van de vraag of wij ons
leven met zijn blijde on smartelijke er
varingen mogen zien in het licht der
ceuvuglieid, dat is in het licht van Gods
liefde.
Of edn huwelijk slaagt of mislukt, liangt
niet af van do vraag of do beide Ktehlge-
inooton het altijd en in alles atans zijn
het aan elkander aanpassen van twao
karakters heeft zijn moeilijke zijden
maar of zij samen, kunnen knieten voer
Gods troon mot gebed en dankzogging ei
of liun liefde in Christus geheiligd ie.
Soms mislukt eon huwelijk van twee
goedwillende menschen, wanneer zij trach
ten buiten God omi door eigen kracht
en wijsheid er iets van te mafeon.
Te mogen gelooven, dat God, die twee
leveins samenbracht, ook die beide levens
samen leiden wil door Zijne liefde, dat
Hij hun samen oen levenstaak geeft en
hun voor die levenstaak zija Goddelijke
hulp toezegt, ui t is het geheim van hot
waarachtig hmve.ijksgeluk.
E|n „aar Luis het noodig heelt te
lovon onder open hemel, zal Uw huis,
dat tnoodig nebben in dubbele mate: Uw
boogo plaats te midden van het Neder
landsche volk, Uw meer dan gewone ver
antwoordelijkheid tegenover elkander en
tegenover ons vaderland Ou daarmee tegen
over God stelt U tot plicht met groote
wijsheid te wandelen in Uw persoonlijk
en in Uw openbaar leven. Het Neder
landsche volk wil hoog tegen U opzien,
met eeibicdige liefde; tegen U beiden
zouals wij het tot nu toe deden tegenover
olnzo beminde Prinses. Wij1 willoit in U
beidon zien ons voorbeeld in trouw, in
eenvoud, in plichtshplrachliug, in Gods-
vei trouwen.
Gij Prinses Juliana, hebt reeds over
vloedig getoond en toondet hot onver
vaard tot ia Uw bruidsdagen toe, volk
een boogo opvatting gij heb' van Uw taak
en verantwoordelijkheid eu hoe gij mede
leeft met do belangen on noodon -1 an
ons volk. Tot welk terrein van socialen
on filantropisch en arbeid gij Uw belang
stelling eu onvermoeide werkkracht uil-
strekt en welke offers gij U getroost om
to helpen en te steunen waar dat noodig
is, behoef ik waarlijk* niet te zoggen*
Het ligt voor aller oogon.
En gij Prins Bernhard, hebt van stonde
aan, dat gij do Nederlandsen© grens ovei-
sdueedt, opgcmierkl, hoo onzo Prinses,
thans Uwe gemalin, door ons volk op
do handen wordt gedragen niet alleen,
maar ook hoe zij, die haar toegebrachte
vciccring en liefde eerlijk hoeft verdiend
èn door hare persoonlijkheid én door hare
volkoman toewijding aan het welzijn vau
ous volk.
Het moet voor U een heerlijke- gedachte;