DAT KOMT ER VAN DE GERMAANSCHE PALENDORPEN door Hebben jullie er wel eens over gedacht, als je 's avonds in je warme bedje kroop, hoe onze voorvaderen geleefd hebben? Toen waren er geen steden en dorpen en Beduusd staat hij daad lijk weer op, Ziét 'Pietje juist den hoek om slaan, Hij grijpt hem beet en slaat er op, Piet kon van-pijn haast niet meer slaan. Daar komt met veel haast een man Op zijn rijwiel aangereden, Opeens een knal, hij slingert, dan Sleurt hem de fiets een eind nog mede. En hij weet dat' ook heal goed, Waar hij loopt en waar hij gaat, Legt hij nu met grooten spoed, Veel punaises op de straat. Pietje, die zit vol met streken, Heeft altyd kattekwaad in den zin, Hij heeft eerst duchtig uitgekeken, Want wat hij doen gaat, is heel min. Zus, o Zus, wat doe je daar, Mag dat van papa zoo maar, Op zijn schrijfmachine tikken, Laat paatje er maar niet van schrikken. arm hield. De agent keek hem eens even aan en zei toen, dat hij er verstandig aan zou doen, ook eens aan zijn medemenschen te denken, en omdat hij er met zijn armen over elkaar bij bleef staan, begon mijn heer Willemsen aan iedereen iets te geven, maar het ging niet van harte. Eindelijk gingen allen weer naar bene den, maar o, wat was mijnheer Willemsen kwaad tegen zijn vrouw, omdat zij gegild had, toen zij den inbraak had ontdekt, want anders zóu dit allemaal niet gebeurd zijn en dan zouden zij nog voor maanden eten in huis hebben gehad. In de andere wonin gen van het huis was de huisvrouw blij, want nu kon zij haar gezin eens iets extra's voorzetten. Zoo had de inbraak ook weer zijn goede zijde. Dergelijke vragen w&ruen door elkander gesteld. Juffrouw Willemsen beantwoordde er echter geen enkele van. Zij was schijn baar door de ontdekking heelemaal van streek. Zij zat op een der traptreden en beefde van schrik. Even later kwam haar man naar boven gehold. „Dikke Willemsen" noemde de buren hem, en om bij de waarheid te blij ven: dik was hij, om niet te zeggen: vet. Er waren buren bij, die vonden, dat het niets erg was dat zooiets juist meneer Willemsen overkwam, omdat hij als een echte gierigaard bekend stond, die niets voor'zijn medemenschen over had. „Hij denkt alleen maar aan zich zelf, die dikke Willemsen, hij kan best een beetje schade lijden", vonden zij. Neen, er was niemand van alle vrouwen, die de familie Willemsen aardige menschen vond. De „dikke Willemsen" door het gegil van zijn vrouw naderbij gelokt, viel woedend uit, toen hij hoorde, wat er gebeurd was en hij werd vuurrood in zijn gezicht. Hij liep de trappen op, verdween in de zolder kamer en kwam er, hoewel het bijna niet te gelooven was, bleek en zwijgend uit. „Stuur toch om de poltie!" ried een van de buren hem aan, maar bij deze raadge ving werd Willemsen zoo mogelijk nog door Carly Vos. gehad en is een ander er mee van door." Door dat gejammer werd mijnheer Wil lemsen hoe langer hoe boozer. Afloeren zou hij den dief, want het stond bij hem vast, dat deze natuurlijk terug zou komen. Mijn heer Willemsen had nog een goed hangslot, dat hij nu op de zolderkamerdeur maakte en nam zijn uitkijkpost in. Zet mijnheer Willemsen heusch op den loer? De kleine smalle gestalte, die zachtjes de zoldertrap opsloop kwam echter onge hinderd langs de deur van hun woning. Maar mijnheer Willemsen had het gehoord. Hij liet geruimen tijd voorbijgaan, eer hij haar boven sloop. In de eene hand een re volver. Maar toen hij op den zolder stond, zag hij, dat het slot van zijn kamer onaan geroerd w? doch nu hoorde hij uit de kamer naast de zijne geluiden, alsof de dief iets aan het doorzagen was'. Zoo zou hij hem nu dus op heeterdaad kunnen be trappen, Maar ondanks zijn geweldige uit rusting voelde hij zich toch een beetje bang, daarom liep hij zachtjes naar beneden en waarschuwde de verschillende buren, die met hem naar' boven stormden. Een van hen trommelde op de zolderdeur waarach ter het zagende geluid kwam en even later werd de deur geopend en stond Koos, een van de jongens, die in het huis woonden, op den drempel. Koos stond in zijn eigen zolderkamer, daar kon men dus niels aan doen en toen men hem vroeg, wat hij op zolder te maken had, liet hij zien, dat hij aan een schemerlamp voor zijn moeders verjaardag bezig was. Gelukkig was alleen zijn vaden bij de mannen, zoodat men be sloot er niets van aan de moeder van Koos te zeggen, omdat anders de aardigheid van liet cadeau er af zou zijn. Een van de buren had echter, zonder dat mijnheer Willemsen dit wist, toch de politie gewaarschuwd en terwijl de mannen nog boven stonden, kwam er iemand met zwa- ren tred de zoldertrap op en vroeg barsch: „Wat is hier aan het handje?" Een der 'mannen vertelde hu, dat er bij den heer Willemsen dien nacht was inge broken. De agent vroeg welke zolderkamer van mijnheer Willemsen was en beval hem de deur open te maken. Dat wilde deze eerst niet doen, maar tenslotte zag hij wel in, dat er niets anders aan te doen was. Hij stak de sleutel in het slot en opende de deur. Wat de mannen nu zagen, konden zij haast niet gelooven. Van boven tot bene den was'de zolderkamer gevuld met etens waren, potten met boonen en erwten, blik- groenten, kortom van allerlei. En dat, terwijl mijnheer Willemsen zich altijd tegenover de werkloozen in huis zoo men bouwde houten hutten, die men op palen zette, 'om ér zeker van te zijn, dat de wilde dieren dè menschen 's nachts niet zouden overvallen. Hier zien jullie een paar van die paal- hutten en ook een paar Germanen er voortenminste, als alle stukjes eerst netjes langs de randen worden uitgeknipt Mijnheer Willemsen is woedend over den inbraak. Waarom hij de politie er niet bijhaalde. Bij Willemsen was ingebroken. Niet in de woning, neen, in de zolderkamer had men zijn slag geslagen. De gil, die juffrouw Willemsen uitstootte, toen zij het verbro ken deurslot ontdekte, was enorm, en spoedig wisten alle medebewoners van het huis, wat er gebeurd was. De opwinding was groot, want zooiets was er in dat huis nog nooit voorgekomen. Trouwens, wat zou een dief er moeten zoeken, er woon den allemaal arbeidersgezinnen in, waar van verschillende mannen reeds lang zon der werk waren, zoodat er niets van waarde meer aanwezig was. „Wat is er gestolen?" Bewaarde U dingen van waarde op de zolderkamer?" „Wat bent u kwijt?" bleeker. Politie? Hij strekte zijn arm uit en weerde af. „Neen waarom zou lhj de politie er bij halen? Neen, hij zou den dief zelf wel te pakken krijgen". „Zoo?"- vroegen zij belangstellend, „weet U dan al wie. Willemsen lachte grimmig. Jawel, hij wist reeds wie hem deze gemeene poets gebakken had,: tenminst hij vermoedde het. Reeds een paar avonden achtereen had hij sluipende schreden op de zoldertrap gehoord, doch er verder geen aandacht aan geschonken. De dief moest beslist iemand ziin, die in het huis woonde, en Willemsen was er van overtuigd, dat hij den dief wel zou krijgen. Wat er gestolen was, hoorde niemand. Daarover zweeg het echtpaar Willemsen hardnekkig. De menschen staken daarover de hoofden bij elkaar, fluisterden en ver telden elkaar allerlei sprookjes over de rijkdom, die daar in de zolderkamer ge weest moest zijn. Het was dan ook wel vreemd, dat noch mijnheer noch juffrouw Willemsen er iets voor voelden de politie van de inbraak in kc-nnis te stellen. Want, als een inbreker iemand een bezoek brengt is dat toch het eerste wat men doet. Geen der bewoners van het huis kon echter klaarheid in deze zaak brengen en hoofdschuddend ging men uiteen. Na een paar uur was men het voorval al weer grootendeels vergeten. Slechts in de woning van de Willemsens liep mijnheer kwaad heen en weer, terwijl zijn vrouw huilde en snikte: „En daarom ben ik nu op alles zoo zuinig geweest, nu hebben wij het niet Zoekplaaljc. De verkooper van de kerstboomen was opeens verdwenen en niemand op de markt kon 'Hem vinden. Zoo kwam het, dat na de '-{Kerstdagen nog steeds zijn hoornen onverkocht op de markt stonden. ft En toch is hij vlSk bij, maar hij heeft -zich zoo in de kikker? van; de boomen verward, dat hij er niet meer uit los kan komen en zoo komt het dus, dat hij niets verkocht heeft. Probeeren jullie eens, of je hem vinden kunt, misschien kunnen jullie hem ook weer uit de boomen helpen, dan kan hij tenminste de boomen van de markt weg halen, anders krijgt hij ook nog een be keuring. en daarna als één plaat worden samenge voegd. Probeeren jullie het maar eens, en veel plezier er mee.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 8