rixie's bezoek asn
ader Neptunus
Het beulsgat
u
HET VIERKANT
Zonsondergang
Hoe zijn we aan onze
vacanties gekomen?
Mijnheer Vindingrijk wil rustig zijn boek lezen
door Nmi Eilers.
Trixie was een lief meisje van zes jaar
Ze zat in de eerste klas en vond het erg
prettig op school. Maar nu was het Zater
dag en ze had de hele middag vrij. Ze
mocht met moeder mee naar het stran 3.
Ze ging dikwijls naar het strai en dan
bouwden ze zandkastelen met die. a gangen
en kykgaten: Ze danste van plezier en ze
kon bijna met wachten tot moeder alles
klaar gemaakt had.
Op het strand trok moeder haar het zon-
nepakje aan, dat ze zelf voor Trixie ge
maakt had. Ze kreeg ook een hoedje op te
gen de felle zon. Trixie nam haar emmer
tje en schopje en ginj^ toen vlak aan zee
spelen. Maar ze durfde niet te dicht bij het
water te gaan, want ze was er een beetje
bang voor, voor dat grote water, waar je
het einde niet van kon zien.
Ze speelde zo fijn, dat ze niet eens-keek
naar wat er om haar heen gebeurde. Maar
na een tijdje was ze een beetje moe gewor
den en ging eens even zitten. Juist toen ze
■weer verder wilde gaan met haar hoge
berg, hoorde ze naast zich zeggen: „Zeg,
meisje, ga je met me mee? Ik zal je heel
mooie dingen laten zien, die je anders
nooit kunt zien!"
Ze keek verbaasd op en zag een klein
mannetje, ongeveer zo groot als zijzelf en
met een lange baard.
„Wie bent u?" vroeg ze verschrikt en ze
bekeek het mannetje van top tot teen.
„Ik ben de waterman, een dienaar van
Vader Neptunes en ik heb vrije toegang tot
de zee, waar ik alle huizen mag bezoeken,
met kleine jongens en meisjes, zoals jij.
Wil je mee om alles te zien?"
„Nee", zei Trixie, ,ik ben bang en ik
weet ook niet of het van mijn moeder
mag**
„Je hoeft niet bang te zijn, hoor Trixie"
zei de Waterman. „Ga maar eens gauw aan
je moeder vragen of je mee mag."
Trixie ging naar haar moeder en vertel
de van het mannetje met de lange baard
Ze vroeg of ze eens met het mannetje mee
mocht gaan. Moeder vond het goed en
Trixie liep weer vlug naar den Waterman
terug. Ze was nu niet bang meer.
Ze doken samen in het water en zon
ken héél diep naar beneden. Wat zag ze
daar een prachtige dingen! Er waren vis
sen, die ze zelfs in het aquarium jn de die
rentuin nog nooit had gezien.
Plotseling kwamen ze aan een grote
poort. De Waterman nam Trixie mee door
de poort en toen kwamen ze in een zaal,
die helemaal van glas gemaakt was. Wat
was dat prachtig! Heel grote schelpen ston
den er en het mannetje legde uit, dat het
grote fauteuils waren, waar de zeemen
sen in zaten, net zoals de aardmensen op
hun stoelen. Ze liepen de hele zaal door en
kwamen toen bij een man met een vissen-
staart. Hij vroeg aan den Waterman, waar
hij naar toe wilde.
,ïk wil dit lieve meisje aan Vader Nep
tunus voorstellen", antwoordde de Water
man. „Is hij op het ogenblik thuis?"
De man met de vissenstaart antwoordde
niet, maar deed een deur open en liet hen
binnen gaan in een andere grote zaal. Die
was ook van glas gemaakt, maar hier wa
ren de wanden van doorzichtig glas. Trixie
zag allerlei vissen tegen de muren zwem
men en ze dacht, dat ze hen zo kon pak
ken, maar ze stuitte telkens met haar han
den tegen het dikke glas. Ze schrok vrese
lijk toen ze een grote zwarte vis met lange
armen op zich af zag komen en met twee
gloeiende ogen Ze liep hard naar een gro
te schelp en verborg zich daar in, want ze
was heel erg bang.
Er waren rode, blauwe, groene, gele en
nog veel meer andere gekleurde vissen.
Het was een prachtig gezicht.
Plotseling was de Waterman weg. Ze
stond alleen in een onafzienbaar land, om
geven door water en midden tussen de
grote vissen. Daar kwam weer die zwarte
vis met zyn lange armen. Hij probeerde
naar Trixie te grijpen. Ze gaf een gil van
schrik en.... was meteen wakkert
„Waar ben ik?" riep zij. „Moesje, help,
een grote zwarte vis wil me opeten!"
Haar moeder kwam gauw bij haar en
vertelde toen, dat ze zeker had gedroomd,
want dat ze in slaap was gevallen. Toen
vertelde Trixie wat ze allemaal gedroomd
had en ze kreeg een lekker stuk chocola
de van moeder voor de schrik!
De Waterman zei, dat ze helemaal niet
bang hoefde te zijn, want die inktvis, zo
heette het beest, kon hier toch niet komen.
Ze gingen verder door de gröte zaal en
kwamen toen in een ander vertrek, waar
een hoge troon stond. Op die troon zat een
oude man met een kroon op en een grote
vork in zijn hand. Om hem heen zaten een
hele hoop kleine mannetjes, die er net zo
uitzagen als de Waterman,
„Zo, meiske", zei de man op de troon, „ik
ben Vader Neptunus, de koning van de zee
Als ik kwaad ben komt er storm, en zijn
er grote golven op zee. Stoute kinderen,
die te ver zwemmen, neem ik met myn
vork op en trek ze zo naar beneden. Dat is
dan hun straf. Ben jij wel eens ongehoor
zaam?"
„Ja", antwoordde Trixie, „maar dan moet
ik heel vroeg naar mijn bed voor straf.
Maar ik ben niet altijd stout!"
„Zo, dat is goed. Ga nu maar weer met
den Waterman mee. Hij zal je nog een
paar dingen uit mijn koninkrijk laten zien."
De Waterman nam haar toen weer mee
en ze kwamen langs de wonderlijkste vis
sen. Zulke mooie had ze nog nooit gezien
zingend naar de Kotalp. Op de verlaten
wei, waarvan de eigenaren gestorven wa
ren en die nu helemaal verwaarloosd was,
sloegen ze hun kampen op.
De bewoners van de streek, die vreemd
genoeg, het minst van allen aan de sage
geloofden, haalden allerlei grappen uit met
de schatzoekers. Ze stuurden ze van het
ene dorp naar het andere om de sleutel van
het Beulsgat te halen.
Maar alle moeite was en bleef tevergeefs.
En hoewel ook de laatste troep zoekers, die
in 1852 m Turrach kwam, evenmin iets
vond als de voorafgaanden, hopen tot nu
toe nog steeds veel mensen, dat zij zo ge
lukkig zullen zijn, het Beulsgat te vinden.
Een van de vele sagen over verborgen
schatten, is die van het Beulsgat. Tot in
onze tijd zijn er nog steeds veel mensen,
die er in hun hart aan geloven.
Het zogenaamde Beulsgat is in de Ko
talp, ongeveer 10 kilometer in Zuid-Weste
lijke richting van het dorp Turrach in Oos
tenrijk. Het ligt nog in Stiermarken, bij de
grens van KarMihië.
Jullie weten 'misschien wei, dat Alp in
het Hollands ook wei betekent. Op deze
wel was een Hoge rotswand en in die rot
sen zat een gat. Een schatrijke graaf, men
zegt, dat hij Lodron heette, liet al zijn geld
naar dat hol brengen, omdat hij bang was
voor een oorlog. Hij gaf alles, goud, zilver,
edelstenen en andere voorwerpen van ho
ge waarde, aan zijn trouwe herder Karei,
OPLOSSING VAN DE LEG-
PVZZLE ftÜGBÏ
van vorige week.
die altijd op de Kotalp was en droeg hem
op de schatten in het hol te stoppen en er
goed op te passen. Verder mocht niemand
er iets van weten. Er wordt verteld, dat de
graaf zelfs een jongen herder, die het ge
sprek van den graaf én Karei afluisterde,
doodde en hem met een lange mantel om
en een zwaard op zijn knieën in het gat
achter liet. Daaruit is dan ook de naam
Beulsgat ontstaan.
De sage vertelt verder, dat de oorlog
werkelyk uitbrak en dat de graaf daarin
gedood werd.
In diezelfde tijd dacht een herder uit de
buurt er plotseling aan, dat hij Karei van
de Kotalp in lang niet gezien had en hij
trok er opuit om hem te zoeken. Hij vond
hem dood in zijn hut liggen. Zo was ook de
énige, die behalve den graaf, de bergplaats
van de schatten wist, gestorven
De herder bracht zijn doden vriend naar
een plaatsje in de buurt, waar hy begraven
werd» Daarna deed de herder ook het werk
van zyn gestorven vriend. Op een dag
klom hij op de rotsen by de Kotalp en
vond daar de nog maar kort dichtgemetsel
de muur. Hij brak de muur open en vond
de schatkist. Maar toen hij den zogenaam-
den beul met de beulsmantel om en het
grote zwaard op zijn knieën zag zitten,
schrok hy zo vreselijk, dat hy hard weg
holde. Hy wist niet, dat het de herdersjon
gen was, dien de graaf gedood had.
De oorlog duurde heel lang en langza
merhand vergaten de mensen de sage van
het Beulsgat, zoals men het hol ging noe
men, toen de herder vertelde wat hij in het
gat gezien had. Maar toch vertelde zo hier
en daar een oude grootvader het verhaal
nog wel aan zyn kleinkinderen en zo ble
ven er nog enige mensen, die er van af
wisten. En toen eindelijk de oorlog weer
voorbij was, probeerden veel mensen, op
de een of andere manier aan geld te ko
men en naar alle kanten gingen ze op zoek.
Toen leefde vanzelf de sage van het Beuls
gat veer op. De een «ad en ander herin
nerde zich het verhaal en sommigen wisten
zelfs nog ongeveer, waar het geweest was
Lange tyd werd nu in het geheim naar
het Beulsgat gezocht en pas in het begin
van de negentiende eeuw werd het overal
openlijk verteld. Toen kwamen uit heel
Duitsland, uit Hongarije en uit Italië de
schatzoekers in grote troepen. Ze trokken
Vinden jullie dit niet een aardig figuur
tje? Het lijkt wel een beetje op een
sneeuwkristal, alleen hebben echte sneeuw
kristallen nog veel meer hoeken. Nu moe
ten jullie eens kijken of je van dat figuur
tje een vierkant kunt maken. Knip het
maar langs de lynen uit en probeer het
dan aan elkaar te leggen.
De oplossing vinden jullie ergens anders
in deze pagina.
OPLOSSING VAN: HET VIERKANT,
Er was een tijd, waarin elke dag een
,vrye dag" was. „Dat was nog eens fijn",
zullen jullie wel zeggen, maar dat was he
lemaal niet zo fyn, want die dagen waren
geen echte vrije dagen, ze heetten alleen
maar zo.
Hoe zijn we nu eigenlijk aan onze va
canties gekomen? Het woord: „vrije" dag,
komt uit het latyn: feriae. De feriae waren
dagen, waarop de winkels gesloten waren.
Later kwam de naam op de kalender van
de kerk en betekende eerst de feestdagen
ter ere van God en de heiligen. Daarna
ook de Zondagen en nog later ook de ge
wone weekdagen, behalve de Zaterdag Zo
heette de Zondag toen de eerste vrye dag:
feria prima, de Maandag de twede: feria
secunda enz. Natuurlyk werd op de week
dagen gewerkt en jullie hadden, als je dan
geleefd had, ook naar ichool moeten gaan.
Er waren toen ook al scholen In het be
gin alleen maar scholen van bepaalde ker
ken, maar daar mocht iedereen op komen.
Op deze scholen werden de eerste „school-
vacanties" gehouden, eerst alleen op de
kerkelyke feestdagen en later ook by bij
zondere gelegenheden, als: jaarmarkten,
wedstrijden enz. Er werd zelfs al „hitteva-
cantie" gegeven. De leerlingen mochten
dan 's middags thuis blijven. Maar anders
moest je ook de hele dag onder de hoede
van je meester blijven.
Op mooie zomerdagen trok de meester
met zijn leerlingen naar buiten Ze gingen
dan naar het bos en speelden daar allerlei
spelletjes.
Pas in de achttiende eeuw werd het on
derwijs en de indeling van de schooltijd
vast geregeld en kreeg je, inplaats van tel
kens één dag, langere tijd achter elkaar
vrij.
In Philadelphia in Ameria is een kana
rievogel-club opgericht. De leden van deze
club kunnen daar in de zomervacantie hun
kanarievogels brengen, die daar dan wor
den verzorgd, zolang ze uit de stad zijn.
Bovendien krijgen ze geregeld bericht, hoe
het met hun vogels is.
In Candij (Ceylon) wilde een man van
50 jaar een ritje op een olifant maken. Het
dier scheen, daar niet erg op gesteld te zijn,
want hy haalde den man met zij» slurf
van zyn rug en gooide hem op de grond.
De arme man kwam niet al te zacht neer
en heeft zich vrij ernstig gewond.