Een die ren paradijs in Zuid-Afrika I Een Poppenwieg voor Zusje ONS KNUTSELHOEKJE Toen de aardappelen nog geen gewoon voedsel waren LEGPUZZLE EEN KANO VAN OSSEVEL kW P •7* Een terrein, dat bijna vijf achtste van ons land beslaat. We brachten, een bezoek aan het Krü- ger-Nationaalpark van de Unie van Zuid- Afrika. Dat is een gebied met een opper vlakte van 20.000 vierkante kilometer, dus ongeveer zo groot als de provincies Gro ningen, Friesland, Drente. Overijsel, Gel derland, Utrecht en Zuid-Holand bij el kaar. Het is een prachtig terrein en de die ren hebben er een heerlijk leven. Niemand mag hen kwaad doen, ze mogen niet ge schoten worden en ze zijn zo vrij, alsof ze in de wildernis leven. Eigenlijk is het ook een wildernis, dit park. Alles is precies ge bleven, zoals het was en het maakt een onvergetelijke indruk om de dieren daar zo kalm en ongestoord te kunnen bekijken. Mijn vriend Hans, de fotograaf, en ikzelf genoten elke dag opnieuw van alles wat we zagen. op ons gemak, want we zagen overal om ons heen de sporen van leeuwen. We wa ren dicht bij een klein meertje en in de loop van de middag kwamen allerlei ver schillende dieren, herten en antilopen naar het meertje om te drinken. Ze waren prachtig om te zien met hun mooie huid en hun sierlijke bewegingen. Tegen zonsondergang kwam er een gro te kudde zebra's en gnoes aan. Als je er gens zebra's ziet, kan je bijna zeker zijn, dat er ook wel een gnoe, dat is een soort antilope in de buurt is, want deze dieren zijn onafscheidelijk van elkaar. Ze gingen direct naar het water en begonnen te drin ken. Sommige baadden zich helemaal en alleen het bovenste randje van hun rug gen en hun kop stak nog uit het water. „Kijk daar eens,'' zei Hans plotseling zachtjes. „Waar?'' vroeg ik. „Daarginds", zei Hans, „links." Ik volgde zijn blik en zag een zebra, die met haar jong helemaal links van de kudde stond. Ze dronk gulzig en haar staart zwaaide heen en weer. Toen zag ik ook, dat het hoge riet, dat om het meer stond, zachtjes bewoog. Ik schatte de af stand op ongeveer 70 M. is hel ook gevaarlijk voor de mensen zelf. Wanneer dit gebod overschreden wordt, zult u beboet worden.' Op een ander bord stond: „Pas op vir olifante in die pad". Dat is Zuid-Afrikaans en juihe zullen misschien zelf wel zien, wat het betekent. ,Fas op voor olifanten op de weg." De zebra's onraad. speuren Waar we sliepen. Je kunt voor weinig geld in een hut overnachten, waar je helemaal veilig bent voor de wilde dieren. Er is geen enkel raam ip die hutten, de frisse lucht komt tussen de spleten van de muren van leem en het strodak door. En weet je waarom er geen ramen in deze hutten zijn? De leeuwen, luipaarden en andere wilde dieren denken, Sat je heel kalm door een raam heen kunt sjpringen en het spreekt vanzelf, dat nie mand er erg op gesteld is, om midden in de nacht een grote leeuw op zijn hoofd te krijgen. Verder is om de hutten heen een hoog hek gemaakt, waar de leeuwen zeker niet door kunnen en als het donker wordt, mag niemand meer buiten dat hek komen. Toch moeten jullie niet denken, dat leeu wen zulke vreselijke dieren zijn, die men sen aanvallen, want dat is helemaal niet waar. Ze vallen een mens niet gauw aan. fe houden veel meer van een dikke zebra an van zo'n magere man of vrouw. Al leen als ze erg uitgehongerd zijn, kan het wel gebeuren, dat ze mensen aanvallen en dan zijn ze ook erg gevaarlijk, maar over het algemeen lopen ze weg, als ze mensen zien. De opzichters van het geweldig grote park waren allemaal erg vriendelijk tegen ons. Aan één van hen hadden we het ook te danken, hoewel we eerlijk gezegd nogal bang waren, dat we on nog geen 75 meter afstand een grote olifantenkudde zagen. Ëen andere opzichter bracht ons naar een plaats, waar we konden zien, hoe een leeuw 2ijn prooi bemachtigde. We moesten lang Wachten, maar dat vonden we helemaal niet erg, want er was veel te zic-n. We wachtten op den leeuw. „Ik weet niet, of u geluk zult hebben", zei de opzichter, „maar u mag zich in geen geval bewegen, dat is gevaarlijk". Toen ging hij weg en liet ons zonder één wapen achter. We voelden ons toch niet helemaal Plotseling scheen het, dat de dieren iets be merkten, want ze werden allemaal on rustig en één van de gnoes richtte zijn le lijke kop op en keek naar het riet. Een ogenblik later stoven alle dieren, die vlak daarvoor zo rustig en vredig gedronken hadden uit elkaar. Ze holden naar alle rich tingen. Mijn vriend filmde alles, maar hij wist bijna niet, naar welke kant hij zijn toestel het eerst zou wenden. De gnoes renden weg met hun staart om hoog en ook de zebramoeder hield op met drinken en liep wat ze lopen kon. Maar het jong kon nog niet zo vlug mee op zijn wankele poten. Fen paar seconden later sprong een pracnrige grote leeuw uit het riet en wierp zien op de jonge zebra Hij sprong wel 10 meter ver en wierp het jon- gedier op de grond. Toen kwam de leeuwin er ook bij. De beide dieren konden ons heel goed zien, de leeuwin keek ons zelfs even ver wonderd aan, maar ze schenen niet van plan te zijn, zich iets van ons aan te trek ken. Dat was één van onze vele avonturen. We hebben wekenlang door het grote ge bied gezworven en mijn vriend heeft prachtige filmopnamen gemaakt. Ik zal nooit de grote nijlpaarden vergeten, die vriendelijk grommend uit hot water kwa men en ook niet de grote koedoes, die zo tam waren, dat ze niet eens uit de weg wilden gaan, toen wij met de auto aankwa men. Overal stonden waarschu wingsborden. We zagen overal gro'e borden staan, die den bezoekers aanmaanden om vooral voorzichtig te zijn, want zelfs dit dieren- paradijs was niet vrij van gevaren. Er stond dan bijvoorbeeld op: Het is streng verboden uit de auto's te gaan, als het mogelijk is. dat daardoor die ren, die in de buurt van de weg zijn, opge schrikt worden. Dit bederft het plezier voor de mensen, die na u komen en geen dieren meer zullen zien op die plaatsen en verder We vinden het allemaal heel gewoon, dat we elke dag aardappelen eten en we den ken. er eigenlijk nooit over na, wat er alle maal met die aardappelen gebeurd is, voor ze het gewone voedsel werden, dat wij ken nen. Ze komen van Chili en werden al in 1565 door Francis Drake naar Ierland gebracht. Maar de Spanjaarden hadden ze nog eer der naar hun land gebracht, van waaruit ze ze verder verspreidden over Italië, Bour- gondië en de Nederlanden. In 1588 zond de gouverneur van Bergen ze naar den direc teur van de keizerlijke tuinen in Wenen en zo kwamen ze voor het eerst in Duits land. En vooral in Duitsland liepen de me ningen over de aardappelen erg uiteen. In Wenen en Frankfort werden de aardappe len als zeldzame planten gepoot. Enige tijd later verschenen de eerste aardappelen in Wiesbaden. Professor Johannes Matheus plantte ze in een bloempot en zette ze voor zijn venster. Al gauw begon de aardappel te bloeien en iedereen bleef staan om naar die prachtige nieuwe plant te kijken. De professor genoot zelf ook org van de sierlij ke planten, maar hij hield ze niet lang, want al gauw kwam de dochter van zijn vriend bij hem op bezoek. Ze zou over een week trouwen en zè vroeg hem nu of hij het goed vond, dat ze de prachtige bloe men meenam, omdat ze ze zo graag op haar bruidsjapon en in haar haar wilde doen op haar trouwdag..., In 1651 bloeiden de aardappelplanten voor het eerst in Berlijn. De vrouw van den gro ten Keurvorst, de Hollandse prinses Louise Henriëtte, liet bij het kasteel een prachti ge Hollandse tuin aanleggen. Tussen schit terende bloembedden, klimplanten en laan tjes, die uit hele bogen van bloemen be stonden, liet ze een „keukentuintje" aan leggen, Een plantkundige, Johann Elsz- holtz. hielp daarbij. Hij had al veel gezien en veel gereisd en hij raadde de keur vorstin aan om tusseh alle andere kruiden en planten ook een paar aardappelplanten te zetten, omdat ze zo zeldzaam waren. Toen de hele tuin klaar was, schreef hij er een klein boekje over omdat hij ook precies wilde aantekenen, wat er instond en bij de aardappelen schreef hij: „Het zijn planten met wortels, die op een knol lijken, ze worden ook wel aardappelen genoemd. Men kan ze eten. Ze worden met schil en al gekookt dan geschild, vervol gens giet men er wijn over, doet er een beetje boter en zout bij en kookt ze daar na opnieuw of snijdt ze in ronde schijven, die gebakken worden en dan als nagerecht opgediend. Ze smaken bijzonder goed, zelfs beter dan alle andere vruchten Na de dertigjarige oorlog begrepen de bewoners van Hessen, dat die aardappelen wel eens een belangrijk deel van hun voed sel zouden kunnen worden en ze plantten er veel van in hun velden. Maar de Prui sen vonden het nog steeds een beetje gek en vertrouwden het niet helemaal. In 1738 liet koning Frederik Wilhelm I de aardap pel in de koninklijke modeltuinen aanplan ten en vanaf dat ogenblik geloofden ook de Pruisen in het nut van de aardappelen, hoe wel ze er zelfs toen nog niet toe over wil den gaan om het zelf te verbouwen. Pas na de zeventigjarige oorlog van 1756 1763 gaven de Pruisische boeren toe. Er heerste toen grote nood en er was niet meer voldoende voedsel. Toen nam de ko ning strenge maatregelen. Iedere boer Dat was nu toch zo'n grote wens van Zusje, een poppenwieg, die rijden kon. Je zult misschien niet begrijpen, waarom ze zo graag wilde, dat de wieg kon rijden, maar dat zat zó. Ze sliep in het kleine ka mertje vlak bij de tuin. Als ze 's morgens wakker werd, sprong ze altijd vlug uit haar bedje en liep even op haar pantoffeltjes naar buiten. Natuurlijk alleen als het mooi weer was en als het niet te koud was. Als ze aangekleed was en ontbeten had, ging ze altijd buiten spelen en nu wilde ze zo graag een wieg hebben voor de poppen, die ze zo uit haar kamer naar buiten kon rij den. Als het slecht weer was, kon ze die wieg door de, gang naar de huiskamer rij den en daar bij moeder met de poppen spe- moesi een bepaald gedeelte van zijn land voor de aardappelen afstaan. Maar nog lang niet alle boeren begrepen, wat ze eigenlijk met die planten moesten doen. Op een keer kwam de koning door een dorp in Pommeren en wenkte een paar boeren om bij zich te komen. „Hoe is het met jullie aardappelen?"' vroeg hij. „Hebben jullie ze geplant?" De boeren knikten, maar ze keken erg nijdig, „Goed zo", zei de koning. „En zie je nu wel nu vinden jullie ze natuurlijk ook lekker, nietwaar?" Toen zei een van de boeren: „Majesteit, die rommel smaakt afschuwelijk bitter. We worden er allemaal misselijk van." len. Ze had één keer zo'n wieg gezien en sinds die dag praatte ze altijd* over een „Rij wieg". Nu was Zusje al een paar weken ziek. Ze moest de hele dag in haar bedje liggen en dat vond iedereen erg naar voor haar. Ze waren dan ook allemaal heel lief voor haar en deden wat ze konden om haar te verwennen, Nu hadden ze bedacht, dat ze best met z'n allen een rijwieg voor haar konden maken. En zo waren ze toen aan het werk gegaan. Eerst hadden ze een ovalen mandje ge- zoent, Ze keken in de kelder of er daar niet toevallig nog een stond, maar er was er geen meer. Toen kochten ze een eenvoudig mandje, dat was helemaal niet duur. Het was ongeveer 50 c.m. lang. Daarna maakten ze het onderstel. Eerst twee stevige plankjes, die als assen dienst moesten doen. Ze moeten iets langer zijn, dan de breedte van het korfje. Daar tim merden ze de wielen er aan. Die maakten ze van stevig hout, dat ze eerst met een bei tel helemaal rond afstaken en daarna glad vijlden. Met een schroef maakten ze de wielen aan de assen vast, maar ze letten er goed op, dat de wielen niet al te vast za ten, omdat ze dan niet meer goed zouden kunnen draaien.. Zo was het onderstel klaar Nu moesten nog de voor- en achterlat en het eigenlij ke wiegje. Van hetzelfde hout, waar ze de middenlat van gemaakt hadden, maakten ze nu de voorlat en de achterlat, die uit twee rechte stukken bestond. Die spijker- Inplaats van de knollen hadden ze de den ze toen aaR het onderstel vast. vruchten gegeten. De koning vertelde, dat ze dat ook niet moesten doen. Het volgend jaar kwam hij weer door Pommeren en iedereen keek vriendelijk en tevreden, als hij over de aardappels begon te praten. Nu vonden ze ze allemaal lekkerl Tenslotte vertellen we nog, hoe een an dere aardappelzending mislukte. In 1600 kwamen er een paar gezanten van den Paus bij den Fransen koning Lodewijk XIII. Toen ze weer teruggingen gaf de ko ning hun een geschenk mee voor den Paus. Ze moesten hem twee aardappelknollen ge ven en den Paus vragen of hij deze bijzon dere lekkernij eens wilde proberen Als hij ze lekker vond, zouden uit Frankrijk nog een paar knollen gestuurd worden, die hij dan in de tuinen kon laten zetten. Maar de Paus voelde er niets voor om dergelijke vruchten te eten en daarom gaf hij ze aan een geleerde, dien hij kende. In Britsch-Indië kan je op de Sutlejri- vièr nog bootje,', zien, die van ossevel zijn gemaakt. De huid van een os wordt afge stroopt, op een bepaalde manier behandeld en tenslotte opgeblazen. In deze vreemde „coten" steken de Britsch-Indiërs de rivie r-en over. Al heel vroeger gebruikten de Babylo- niërs deze opgeblazen dierenhuiden ook. Er zijn nog tekeningen gevonden, waarop ssè staan afgebeeld. Maar ook vóór de Ba- toyloniërs zjjn deze boten die je misschien beter een soort kano's kunt noemen, ge bruikt. De mensen hadden al heel gauw gemerkt, dat ze dierenhuiden voor heel veel verschillende dingen konden gebrui ken. Zo werden bijvoorbeeld huiden ge bruikt om wijn in te bewaren. De blaasbalg, die gebruikt wordt om vuur aan te wakkeren, kennen jullie waar schijnlijk allemaal wel. In Schotland voor al wordt de doedelzak veel gebruikt. Dat is een muziekinstrument, waar je op blazen moet. Deze doedelzak is ook een soort blaasbalg. Ook bij het orgelspel worden blaasbalgen gebruikt. De organist trapt er met zijn voeten op om te kunnen spelen, In Palestina wordt de huid van ezels ge bruikt om boter in te maken. De huid wordt ergens opgehangen en dan heen en weer geschud. Zo zien jullie, dat er veel manieren zijn om dierenhuiden te gebruiken. Het lijkt ons niet allemaal even fris toe, maar als wjj er dikwijls mee om gingen, zouden we er waarschijnlijk ook wel mee gewend ra ken. Op deze legkaart zien jullie nu een paar Britsch-Indiërs, die hun „bootjes" op liet droge trekken. Je kunt zien, dat er een paar op een huid zitten en dat een an dere zich met een stok voortbeweegt, zoals je ook in een punter doet. Deze legkaart is een beetje anders dan de meeste anderen, zoals je ziet, want de verschillende stukjes bestaan uit cirkels en bogen. Probeer ze maar eens aan elkaar te passen. Dit hadden de jongens allemaal gedaan, maar toen het zover klaar was, zeiden ze tegen moeder en hun oudste zuster: „Nu, moeder, het onderstel is klaar, maken jul lie nu verder het wiegje in orde, want dat is geen werk voor ons. We kunnen wel goed met de hamer en de zaag omgaan, maar niet met naalden en lappen goed." Dat begreep moeder ook wel en zei, dat de jongens zich daar maar niet ongerust over moesten maken, daar zouden Hannie en zij wel voor zorgen. Ze verfden eerst het onderstel mooi, hel der blauw en de buitenkant van het mandje verfden ze lichtblauw. Als jullie ook een wieg willen maken, kan je het natuurlijk ook een andere kleur geven. Net wat je zelf het mooiste vindt. De binnenkant verf den ze wit, dat stond fris. Toen dat klaar was, bekleedden ze de binnenkant met een aardige gebloemde stof, die ze een beetje over de rand heen lieten hangen. De gor dijntjes maakten ze van dezelfde stof en naaiden er van voren een strikje aan. Een klein matrasje kochten ze ervoor en maakten toen de lakentjes, het dekentje en het kussen Zo was dan het hele wiegje klaar en op een morgen werd zachtjes de deur van Zusjes kamer opengedaan en werd het wiegje naar binnen geduwd. Wat was ze daar blij mee! Ze zat meteen rechtop in haar bed en was klaar wakker. Het wiegje moest vlak bij haar blijven staan en toen ze een paar dagen later weer uit bed mocht speelde ze er direct mee. Wie kan zeggen, welke sprookjes door deze twee prentjes worden voorgesteld? ■„afjouD ua subh" na „jeji apsjer:ia3 a<3" -.guissojdQ Een hotel voor kinderen. In Hendon is een hotel geopend voor kin deren, volwassenen mogen er niet logeren. Jongetjes en meisjes tussen de tien dagen en veertien jaar worden daar als hotel gast opgenomen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 8