Telef »on-j ress an. die eika*dag> uw aaudatUl
de kust
68938
Van paarden en menschen
Schaduwen aan
Ook voor Uw hand een Vulpen
69551
67556
67770 68970 en 69S-9
Paardenverstand.
Gemengd Nieuws
Motorfietsongeluk
TAXI'S
bakkeru.
stoomen-vekven.
MIJMERINGEN
N.V. M E R C U R i U S"
Luxe Post
Kerk en School
Bel op: 6 7-6-3 0
Garage „BREDERODE" - Newtonstraat 37
-»* onnnnusiPBBSTOCT!»
AUTORUITEN.
maa f r Fa. van Loopik Olivier
eoUW Glasslijperij, Boterstraat 89
Krommenhoek, Singel 101.
BOUW ARTIKELEN-IJ ZERWAREN,
pi Pubt Co., Korte Dam 10,
BRANDSTOFFEN.
OOOHO "Jan Hoogenberg,
O 'ÖUa Hoogstraat 24.
HAARDEN - KACHELS - SMEDERIJ.
f* O O ft A Firma L. Kamp,
OuoUt Hoogstraat 128.
KOFFIEBRANDERIJ - THEEHANDEL
C-IC1-I Kramers de Groot, Dam 2.
U/Dl Door direct uit branderij te_ be
trekken, koopt U voordeehger.
KRUIDENIERS- EN GRUTTERSWAREN.
CTEÖA w- Maltha Jzn., Broersvest 5,
OÖ'T Speciab'teit Hondenvoer.
LIKEUREN.
„Oud-Mathenesse",
depót A. J van Heck Co.,
Rotterdamscbedijk 242.
LOODGIETERSBEDRIJF.
Af)CC/l 67510, Mart. Soetera,
00007 Boterstraat 78.
LUXE VERHUUR.
COOin „Wester Garage", Francois Ha-
00AI U verschmidtlaan 70—74. Dag en
nacht geopend.
MANUFACTUREN,
n rt-t r- -| Fa. G. van der Heijden,
OOI 0/ Boterstraat 13-15-29-31.
PADIE RVERNIETl GLN G
Jac. v. d. Waal, Weslmolen-
straat 25-27. Inkoop alle soorten
oud papier en metalen.
RADIO.
UOil I U Cli UOVAO.
Schiedamsche Radiocentrale N.V.,
Lange Haven 107.
SCH0ENREPAR.-SCH0ENYERGR00T-INR
G707G J. J. G. van Noort,
D O O Westfrankelandschestraat 75.
SLOOPWERKEN.
J. de Waard Szn., Aannemei van
W5 docprrcrken, L, Nieuwstraat 97
SCHOORSTEENVEGEN.
G0AO1 Verbetering van Schoorsteen trek
ÜÜTi I Fa. V. L. Borrani.
Alieén Lange Achterweg 33.
C7Q00 Stoomverveiij en Chem. Wassche-
Q/OZO rij „Centraal Hoofdkant. Lango
Nieuwstraat 71.
Timmer- en Metselwerken, Electr. Tiramerlicdrijt
1JT07Q Th. Kreuger v/h. J. H. Wuisman,
O/O/O Raar
3
WONING-INRICHTING.
COflH Fa. Rijnbende en
thill! I Hoogstraat 82.
Van Hoek,
In hot verkeer tusschen menschen komt
liet telkens voor, dat een docent, een
redenaar, een schrijver het intellect van
die massa onderschat. Iin van het individu
ook, wat dat betreft. Bij het verkeer tus-
schui menschen en paarden doet zich het
intellect van het paard telkens opnieuw
en in niet geringe mate onderschat, liet
meest door heil, wier paardenkennis in
hoofdzaak op papier berust en verder door
hen voor wie de afstand niet groot ge
noeg meei zou blijven, als zij het begrip
van een paard dc plaats zouden moeten
geven, die het toekomt. En dan natuurlijk
ook nog door hen voor wie een dier
nu eenmaal „maar" een dier is
De hoovaardigheid', waarmee dc homo
sapiens van tijd tot tijd decreleeren kan
dat een of ander paard dit of dat toch
niet snapt, zonder overigens ook maar een
enkele maal onderzocht ie hebben of hij
het misschien mis zou ktinnon. hebben, is
soms vermakelijk. Op dergelijke bewerin
gen is maar een vraag mogelijk: hoe weet
je dat? Een paard kan veel meer begrj-
pen. dan wij denken, allcon, wij moeten
de moeite willen nemen om het te léé-
rsn dat het ons begrijpt. Het verstaan van
een groot aantal woorden, het ontvan
gen van een indruk, die de mensch het
wil geven, het aanvoelen van stemmin
gen, het beseffen van een bepaalde be
doeling dat waah zc allemaal niet van
zelf aan.
Een paard', waar nooit mee gepraat
wordt, een paard, dal gezien en behan
deld wordt als een minderwaardig soort
motor van een genre, waar je ook nog
niet al le nehes "op lioeit te wezen, een
paard, aan wie niet het minste initiatief
en geen gieinfje eigen omening wordt ge
laten, een paaro dat niet anders is dan
een botte, wel gewillige, maar volkomen
stompzinnige slaaf van .zijn mees'er
ja, zóó'n paard zal met vaak en niet
spoedig blijken geven van. intelligentie,
van begrip, van fijngevoeligheid1 en bo
venal van ai die kwaliteiten, welke onze
Oostelijke naburen aanduiden alsseeli-
sche Eigenschaften. Die inhisschen net
de ontwikkeling van zijn intellect lied
veel te maken hebben.
Het spreekt vanzelf, dat er onder de
paarden nobele en minder nobele karak
ters zijn, evenals bij de mensch en; intel
ligente en minder intelligente. Den een
leer je in een kwartier tijd ©en kunstje,
voor een ander zijn er misschien een
paar d'agen noodig. Zooals ode het eene
kind loopt als het eli maanden is en
praat tegen zijn tweede jaar, terwijl een
ander hel gemakkelijker vindt om te blij
ven kruipen en als het drie is geen groo-
tere woordenkeus heeft dan het tweeja
rige 'kameraadje, zouaer daarom achter
lijk te zijn.
Wie de moeite wil nemen, er op te
letten, ziet direct aan een paard' of het
gewend is, dat er mee gepraat wordt.
De wijze van reageeren, de blik, het heele
uiterlijk wordt anders. En hun meesters
Naar het Engelsch van
J. JEFFERSON FARJEON
19?
Twee minuten later liepen Leonard
Seflon en Jessica Fvne naar den lelie-
vijver, sLe in het Noorden van den tuin
lag 1 den rano van een steile rots. De
rots liep uit in de zee, die flauw door
schemerde door een rij kleine boomen en
struiken
Het begon cionker te worden, maar het
was nog iiriU genoeg om te kunnen zien.
Hel was een prq.ch'ig plekje, rustig en
vredig, en aan den oever vati den vijver
was een witte bank, die onnatuurlijk
glansde in de schemering. Een oogenbhk
'ergat Leonard de reden, waarvoor hij
hier wzs gekomen, en wendde zich tot
zijn metgezellin met een uitroep van ver
rukking.
„Wat is dit mooi," zei hij, geestdriftig.
„Is dit een idee van u
„Vader en ik teekenden den tuin, toen
wij het complex overnamen," antwoordde
zij. „Dat is te zeggen, wij maakten wat
veranderingen en voegden hier en daar
fat aan toe Dit is een van die verande
ringen."
„Daar hoot u succes mee."
„Dat i<= aardig van u om dat te zeggen.
zijn heilig en vast overtuigd, dat zij
zeker neger.procent werkelijk verstaan
van wat er legen hen gezegd wordt er
niet alleen maar een algemeene Ahnung
hebben van wat de bedoeling is. Daardoor
komen ze steeds oiehler bij elkaar, lee-
ren ze steeds meer elkaar 'begrijpen en
verstaan, letterlijk en figuurlijk, het paard
zijn meester en de meester zijn paard.
Vroeger mocht je zulke dingen niet zeg
gen en maar nauwelijks denken, wilue je
niet uitgemaakt worden voor sentimenteel
en nicl-hccemlaal-n ijs, in de laatste jaren
is er een kentering gekomen, gelukkig ©n
wordt het niet zoo volslagen idioot meer
gevonden als iemand houdt van zijn paard
en er niet een enkel, maar vele offers voor
over heeft. Offers van ijdelheid; van eigen
pleizier, van bewegingsvrijheid, van rust
en gemak, geldelijke offers soms ook, maar
die laatste zijn aanzienlijk de minste in
waarde. Omdat dit zoo is, duiven geleidelijk
ook meer ruileis den schijn te verlaten en
zich werkelijk te geven zooals zij zijn.
Zoo is het mogelijk, dat iemand als Gustav
Rau in een van zijn zeer lezenswaardige
artikelen schrijven kan, dat hij zich kan
voorstellen hoe eenmaal de dag zal kiotmen,
dat ruiters geen zweep en geen sporen
meer noodig zullen hebben om hun wil
op le leggen, dat het paard zal gehoorza-
rncn, omdat het verstaat en begrijpt en
zijn meester liefheeft. Dan zal het niet
meer zijn de domme, willoos gehoorza
mende slaaf, maar in waarheid „de jongere
broeder", van wien ons eenmaal reken
schap gevraagd zal wordenwat lieht gij
met uw jongeren broeder gedaan?
Het paard leeft dicht Dij den mensch,
ook innerlijk, evenals en zeker niet min
der dan de hond. Hij kan zoo gemakkelijk
de „jongere broeder" zijn. Maar dan moe
ten wij eens en vooral afstappen van bet
waandenkbeeld* dat hij eigenlijk onze vijiand
is. Misschien is er geen ongelukkiger woord
geweest in de geschiedenis van het paard,
dan het veelvuldig aangehaalde en vaak
misbruiktela plus belle conquCde de 1' hom
me. Het is geworden tot een van die ellen
dige gemeenplaatsen, waarvan de beteeke-
nis naar eigen believen verwrongen en
verdraaid kan worden. Wie wil kan natuur
lijk altijd aan het begrip „overwinning" het
idee: „vijandschap" vastknoopon, terwijl
de auteur waarschijnlijk geen anueie bedoe
ling heeft gehad dan den nadruk te leggen
op het nobele, dat in ieder paard ligt, ook
in het meest afgesjouwde, het meest mis
bruikte, het minst begrepene.
Dat nobele naar builen te biengen, te ont
wikkelen, omhoog le heffen is de taak van
den ruiler. Dan zal bij ook spreken van de
„opvoeding" en niet enkel en uitsluitend
de „africhting" van zijn paard. Dit laatste
is immers slechts een onderdeel. Onmis
baar, maar toch een onderdeel, zooals het
lezen, schrijven en rekenen, hoo belangrijk
ook, slechts een onderdeel is van de opvoe
ding der menschenkinderen.
TRIXIE.
Hebben cn toch niet bezitten.
Wij hebben en de gaUsclie wereld
haast met ons nog maar kort geleden
ontzaglijk spannende dagen beleefd. Wij
hebben ons hart vastgehouden, dat de
oorlogsdemonen zouden losbreken uit
hun bel om zich te storten op deze arme
wereld. De ouderen hebben nog heugenis
van wat deze demonen bewerken. De
jongeren kunnen het weten aan de gevol
gen, waaronder duizenden hunner gebukt
moeten gaan.
De dreiging werd afgewend .Men adem
de op: het blijft vrede; wij krijgen geen
oorlog. Wij leven dus nog in viede, bier
in het oude, geteisterde Europa. In het
Verre Oosten woedt de ooi log. Maar dat
is zoo heel ver weg, dat ons deze strijd
maar heel weinig bekommert. Wij zeg
gen: wij hebben vrede.
Is dat indeidaad zoo? Hebben wij vre
de? Of wiegelen wij onszelf in slaap op
zoete klanken
Hebben, dat is toch bezitten. Het ons
eigendom weten, wat wij hebben. Wij kun'
nen iets in de hand hebben, wat niet van
ons is. Straks zullen wij het weer af moe
ten geven. Wij hebben lipt wel, maar wij
bezitten het niet. Hebben wij vrede in ons
werelddeel of bezitten wij dien Ieder weet,
dat van bezitten nog geen sprake is, dat
er maar heel weinig behoeft te gebeuren
of het zal inderdaad blijken, dat wij den
vrede niet bezitten. Niet één volk. Alle
volkeren bewapenen zich steeds meer.
Omdat men weet: wij hebben den vrede
wel maar wij bezitten den vrede niet.
Wanneer wij ons eigen leven onderzoe
ken, wat is daarin dan vaak veel, dat wij
wel hebben, maar niet bezitten. Wat wij
das niet ons eigendom kunnen noch mo
gen noemen.
Wij "hebben het of in bruikleen of wij
doen of wij het bezitten; nemen den schijn
aan van de bezitters. Maar wij staan bui
ten liun kring. Zooals de verarmde aristo
craat feitelijk niet meer behoort tot den
kring der goed-gesitueerden, doch slechts
doet alsof, vaak ten koste van ontbering.
Hebben wij ons leven of bezitten wij
het? Wij doen voorzeker alsof wij het be
zitten. Wij beschikken erover. Wij maken
onze plannen voor morgen en overmor
gen en voor het volgend jaar of voor nog
verdere toekomst. Dat kan de bezitter zich
veroorloven, want hij weet, dat wat hij
bezit zijn vast cn onvervreembaar eigen
dom is. Maar kunnen wij dat doen met
ons leven
Ieder weet, dat het niet zoo is, dat wij
dit aardsche bestaan slechts in bruikleen
liebben. Op dezen avond, waarop wij dit
schrijven, werd in de nieuwsberichten dooT
de radio verteld van drie menschenkinde
ren, die plotseling door auto's gegrepen
werden en op slag werden gedood. Zóó
wreed behoeft het onverwachte niet te we
zen. Maar dat de dood komt, maar al te
vaak als een dief in den donkeren nacht,
zal moeilijk iemand kunnen tegenspreken.
Wij hebben liet leven, maar wij bezitten
het niet als ons vaste eigendom. Wij kun
nen er niet over beschikken. Hooger macht
heeft het tenslotte ons in bruikleen gege
ven.
En al doen wij ook nog zoozeer ons als
de bezitteTs van het leven voor, het is
niet anders als een schijnbeweging.
„al wat in boeken steekt in zijn lioofd
gevaren is?"
En zoo zouden wij door kunnen gaan
vooibee'den te noemen van „hebbenden
en toch niet beziltenden".
Hier nijpt de vraag van echt of onecht,
van schijn of werkelijkheid.
Maar wie inderdaad bezit: mensch-irien-
delijlcheid of beschaving of vroomheid of
wetenschap, die onderkent dadelijk do pose
van de waarheid; het hebben van het be
zitten.
Er is niets ergers almede in een men-
schenleven dan het zelfbedrog.
Wat moet het voor deze menschen we
zen. wanneer zij in den spiegel zichzelf
zien. Als op de maskeradeeen vorst,
maar in het dagelijksche leven een lieel
gewoon mensch, die met moeite misschien
zich door het leven heenworstelt.
Dit is de eisch, welke gesteld mag wor
den aan ieder mensch, dat hij eerlijk is
tegenover zichzelf en anderen. Dat hij niet
maar doet alsof, maar waar is.
En wij zullen waar kunnen -wezen, wan
neer wij ook het onderscheid tusschen
hebben en bezitten in het oog houden
en niet voorwenden to bezitten wat niet
inderdaad ons vaste eigendom is.
J. Nagel.
SCHIEDAHSCH VULPENHUIS
LANGE HAVEN 77 - TELEFOON 68812-
„Ja, ik geloot maar hiervoor..." Zij
wachlte even. „Het heeft ons veei gekost
iii hel begin weel u. Dat bracht ons
wat achterop. Maar men moet geld! uit
geven oir. hel ti kunnen \erdienen, is
het niet
„Dat is een handelsregei. Is er hier
een. pad' naar de zee?"
Hij keek n lar den rand, maar zij
schudde haai hoofd.
„0 neen. Het is hier veel te steil. Wij
hebben er wc. óver gedacht, maar liet
was .e gevaarlijk... Wal is dat?" riep
zi uit, plotseling afbrekend.
Een kreet klonk naar hen op. Leonard
sprong naa den kant en keek er over
heen.
Hoofdstuk X.
Wat er in het sehuurtje was.
Eerst ton hij niets onderscheiden, daar
de doorer- gegroeide takken cn stammen
venvarae zwarte plekken vormden in liet
schemeracïAg licht, maar spoedig zag
hij, d'at een van die zwarte plekken heen
en weer bewoog en van menschelijke en
niet van plantaardige afkomst was
„Ziet u iets?" vroeg Jessica's angstige
stem over zijn schouder.
„Ja, zeker," antwoordde hij. ,„Er is daar
iemoflj."
Opnieuw liet zich een kreet hooren en
dezen keer was vergissen onmogelijk.
„Help," riep de bewegende zwarte plek.
„Hé, help."
„Lieve deiiga. het is Jim," riep Leo
nard uit. Met zijn handen een toeter voor
zijn mond makend, riep hij zacht, maar
duidelijk terug: „Het is goed, Jim. Hou
je taai. Ik kom ai."
Een zwakke snik was het antwoord
„Mijnheer Seflon past u toch op,"
riep Jessica, toen Leonard!' over den rand
van dc steilte heen boog. „Als a's er
iets met u gebeurt
„Kr gebeurt niets," verzekerde hij hiar.
„Ik heb ai driemaal een vacantie in Zwit
serland doorgebracht en hier geef ik nie's
om. Weest u maar niet bang."
Zij was het liefste blijven wachten tot
hij was afgedaald, daar zij het gevoel had
dai hij zou vallen wanneer zij haar oogen
van hem aftrok, maar in plaats daarvan
draaide zi] zich om en rende naar het
schuurtje, dat slechts twintig nieter van
deze plaats verwijderd lag. Toen zij bij
liet schuurtje kwam, greep zij een touw
van een groote haak en, na weer bij de
lelievijver terug gekeerd te zijn, maakte
zij een eind van liet touw vast aan en
boomstam. Daarna haastte zij zich nair
hart vol vrees. Een kreet \aa vreugde
ontsnapte haar toen zij zag, dat Leonard
\oor/ichtig en gestaag naar beneden k'au-
teicle, terwij. de kleine zwarte plek be
neden hem maar steeds heen en weer
bleef zwaaien
„Mijnheer Seftou," riep zij.
„Ja?" riep hij terug.
„Ik hel. hier een touw. Een van de
einden rit vast aan een boomstam. Ik
zal het andere eind naar beneden gooien."
„Goed zoo. Maar wacht u een oogen-
blik,.. Ja, nu."
Zij wierp het touw n lar beneden en bij
pakte 1 c'.
Er is een vloek, die over de wereld
gaat, waaronder ontelbaar vele menschen
door eigen schuld zuchten. Dat zij doen
alsof zij iets bezitten en het is niet dan
schijnbezit.
Wij doelen niet allereerst op degenen,
die zich rijker voordoen dan zij zijn, een
levensstaat voeren, die boven hun draag
kracht ligt, zich veroorloven allerlei dat
niet in hun lijn ligt. Ieder weet, dat dit
zoo is. En menigeen, die in eenvoud zijn
weg gaat, verwondert er zich over, dat hij
geen antwoord weet te geven op de vraag:
waar doen deze menschen dat van? Maar
dat men terecht die vraag stelt, bewijst,
dat deze menschen hebben en niet bezit
ten. En hoe dikwijls blijkt later niet, dat
deze menschen in de hand hadden, wat
zij niet bezaten?
Erger is het, wanneer dit hebben, doch
niet bezitten geldt van geestelijke goede
ren. Zeer terecht heeft Jezus in vlammen
de v oorden gesproken over de schijn
vromen, die deden alsof zij de teere vroom
heid als een vast bezit hadden en die
niet bezaten. Gepleisterde graven, heeft
hij hen genoemdvan builen sohoon en
blinkend, maar \an binnen vol van ver
derf.
Of wat te zeggen van den „filanthroop",
die groote sommen geeft om boven aan
de lijst te staan om van de menschen ge
prezen te worden.
Of van den „beschaafden" mensch, wiens
beschaving slechts ©en vemisje is, dat er
bij de eerste gelegenheid afgestreken wordt?
Of van den „vetenschappelijken" mensch,
wiens heelo wetenschap in ©en klein op
schrijfboekje kan, terwijl hij doet alsof
„Goed zoo,' zei hij opnieuw. ,Ik zal
dien jongen in een oogenblik in ve'iig-
heid hebben."
Jim was me ver beneden. Hij was
eigenlijk slechts oen derde van den ge-
heden afstand naar beneden gevallen,
m tar toen Lconatd hem bereikt had,
merkte hij, dat u- jongen hing aan een
uitstekende tak op een plaats waar de
zee vlak onder hem was, terwijl hij met
écu voet in een holte vast zat.
„Hou ]e vast, kameraad," liep Leonard
bemoedigend. „Je zuit gauw benen zijn om
veer schoenen te poetsen."
Indien Jim glimlachte, zag alleen de
zee liet, want er was niets anders tegen
over zijn gezicht, maar het was twijfel
achtig ot Jim wei glimlachte. Hij was er
veel te slecht aan 'oe.
Eenige oogeni likken later \oelde hij dat
een hand' zijn voet vastgreep. Een plotse
lmge scheut van pijn en zijn voet was
vrij Een sleike arm werd om hem heen
geslagen De zo„ veranderde van positie
beneden hem en verdween. Een seconde
of twee schreide .inn werkelijk.
Maar hij verachtte tranen Hij hal geen
hooge gedachten van jongens, die huilden.
Toen hij echter onViekte dat hij gered
was, grinnikte hij heftig en beweerde hij
dat het allemaal reusachtig grappig was.
Hij werd! in werkelijkheid zoo vroolijk,
dat Leonard hem scherp moest toespreken
om hem aan te manen zich redelijk te
gedragen.
„Ik kom er achter aan,' hikte Jim.
„Daar ben ik van overtuigd!," antwoordde
Leonard, „maai daar spreken we later
wel over Iloud je nu maar aan mij vast
Een doode, een gewonde.
Op den weg van Sittard naar Heerlen,
even huiten het gehucht Leyenbroek, is
gisteren om half twaalf de Gl-jarige motor
rijder J. A. Matthrjssen uit Tree beek, toen
hij een vvoor hem rijdende personenauto
van J. A. uit Heerlen wilde passeeren, >n
aanraking gekomen met dezen wagen, door
dat tegelijkertijd van tegenovergesteld© zij
de een vrachtauto naderde.
De motorrijder kwam met den rechtervoet
in aanraking met de auto, waardoor de
motor tegen den grond sloeg. M. kreeg
een voetiractuur en verwondingen aan de
handen. Zijn op de duo gezeten GO-jarige
schoonzuster, mevr. A. Notion Desehen,
wonende aan de Henegouvscbelaan te Rot
terdam, die hij naar huis wilde brengen,
kreeg een ernstige hersenschudding. Zij
werd naar de woning van M. gebracht,
waar zij in den laten middag is overleden.
Ned. Herv. Kerk.
Beroepen te CoJijnsplaal, ds. J. P. van
Steenbergen, le 'Bie?elinge.
4-en 7-pers. wagens. - Buitenritten speciale
tarieven. - Vraagt inlichtingen. - Ook voor
gelegenheden, - Nieuw materiaal
tot we bij het louw zijn, dat boven ons
hangt. Zie je het? Goed. Vooruit maar."
Ze bereikten het touw en Leonai<l
knoopte het om het lichaam van den
jongen. Daarna klommen zij heel voor
zichtig naar den ter, waar bedrijvige han
den hem tenslotte hielpen om o\er den
rand te komen.
Een minuut mng voorbij om op adem
te komen. D.urra wend Ie Leonard zich
tot Jim en zride:
„Veitel ons nu <rens hoe je m die zeer
ongewone positie kwam Hen je er o\et-
heen gevallen, Jim, of vat dan'"
Jilet boekje was hel. meneer," ant
woordde Jim. „Ziet u maar, ik heb het
gevonden."
at. lieh je net daar over de rots ge
vonden?" r'u-p Leoaaid uit.
„Ja meneer. Het zal zoo Toen ik \an
u weggmtr, dacht ik: Luim heeft liet weg
genomen. Dat is het. Luigi Want hij zag
gisteren dat ik er in schreef en hij wou
het zien, maai ik zei. „Nee, Lu gda's
geheim" en hij ging weg Het kon be-d,
dat hij het uit mijn zak ha.l getrokken
en toen hen ik hem gaan zoeken maar
hij was er niet en zoo zeg ik tegen
me zelf Goed' hoor, Luigi, je hebt maat
zeven en >k zal je wel krijgen. En ik
volgde zijn voetstappen vau de achter
deur over het pad tot hier. Maar ik raak
te hem kwijt over het grasveld', maar ik
zag hem wee over ©en ander pad en ik
xolgdc hem tot de schuur Maar daar was
hij niet en ik ga weer terug hierbem en
kijk over den rano en daar zie ik mijn
boekje."
(IVoriil '§&i V itif lh